Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verband met een desbetreffende vraag door een onzer lezers ingezonden, nemen wij het volgende over uit het Weekblad der Ned. Hervormde Kerk, dd. 3 Mei j.l.

De inzender vindt daarin een volledig antwoord.

KERKELIJK AMBT EN BIJZONDER STRAFRECHT.

De uitzonderingspositie der Kerk erkend nu de beschouwingen over opgemeld onderwerp (Weekblad 1946, nos. 37 en 41 „Het Kerkrecht als domeingebied") tot geen verdere discussie aanleiding hebben gegeven, moge nog met een enkel woord worden teruggekomen op de opmerkingen van dr. O. Noordmans in Weekblad no. 41, wien voor zijn belangwekkend naschrift gaarne dank worde gezegd. De kern van zijn betoog heeft de strekking om voor de behandeling van vragen als deze, de kerkelijke diensten met de ambten op één lijn te stellen en dusdoende o.a. ook voor de bedieningen van kosters, voorlezers, organisten, welke de Kerk wil zien aangemerkt als van geestelijk karakter (art. 22 Reg. G.O.), de onaantastbaarheid terzake van het wereldlijke Strafrecht op te eischen. Met de hieruit sprekende eerbieding der oecumenische sfeer zal men geneigd zijn gaarne in te stemmen en niet minder met de stelling, dat ten aanzien van de afbakening van het ambtsbegrip de Kerk en niet de wereldlijke Overheid de normen van beoordeeling heeft aan te geven. Evenwel, deze uitzetting van het kerkelijk domeingebied moet ook voor den wereldlijken rechter op overtuigend gronden gefundeerd zijn.

Wij kunnen vooropstellen, dat wat naar positief kerkrecht als , ambt" geldt, ook als zoodanig door hem zal worden geëerbiedigd. Minder eenvoudig is dit ten aanzien van hetgeen in het verlengde van het ambt liggende, in de kerkelijke reglementeering tot dusverre nog zoodanige uitdrukking niet heeft gevonden.

„Naast de gewone ambten", aldus H. Bouwman Gereformeerd Kerkrecht 1 bl. 359, kan de Kerk ook personen aanstellen die wel geen ambt bekleeden, maar toch gewichtige hulpdiensten verrichten. Zulke hulpdiensten zijn : de kerkelijke administrateurs, de ziekenbezoekers (broeders of zusters), catechiseermeesters, lezers, kosters, organisten, kerkelijke bedienden. Elders (bl. 366) stelt hij het bijzonder ambt of officium tegenover de algemeene dienstverrichting of functio. En het ontwerp-Kerkopbouw 1933 bl. 11, de plaats bepalende van moderator en visitatores, verklaart het geenszins de bedoeling te zijn om een ambt te scheppen boven die van predikant, ouderling en diaken.

Toch kunnen de schetsmatig door dr. Noordmans aangegeven lijnen m.i. tot de gewenschte oplossing voeren zonder dat het gemis aan kerkrechtelijke fundeering kan Worden tegengeworpen en zonder dat op toekomstige wijzigingen in het kerkrecht, waarbij meerdere ambten ingesteld of bepaalde functies in meerdere of mindere mate met ambten zouden worden gelijkgesteld, behoeft te worden vooruitgegrepen.

Wanneer toch ten aanzien van het ambt een onderscheiding dient te worden erkend naar wereldlijk en geestelijk karakter, ligt het voor de hand dit ook voor het beroep door te voeren. Dan moet in art. 28 sub 5 Wetb. van Strafrecht en in art. 8 van het K. B. D. 61 (buitengewoon strafrecht), handelende over de ontzetting van het recht bepaalde beroepen te bekleeden, onder het begrip beroep worden verstaan : alle arbeid (naar de omschrijving van Pompe) verricht om zijn levensonderhoud te verdienen met uitzondering van het ambt. De arbeid van den godsdienstonderwijzer, voorlezer, koster, gemeentezuster voor bijzondere kerkelijke gezinszorg, den administrateur of directeur van een kerkelijk bureau, allen, in zoover zij arbeiden rechtstreeks in opdracht of in dienst van de Kerk, valt aldus niet onder het bereik van evenbedoelde strafrechtsartikelen.

Ook hiervoor zijn aanknoopingspunten in de rechtspraak te vinden. Ten aanziien van de sociale verpleging is n.l. eenige malen door den Centralen Raad van Beroep te Utrecht beslist, dat geestelijke arbeid als die van evangelisten, godsdienstonderwijzers, kosters e.d., niet kan worden aangemerkt als arbeid, welke in loondienst wordt verricht (1933/27 ; 1936/93, 94 ; 1937/261). Hierbij is dus van eenzelfde gedachte uitgegaan.

Deze geheele materie was wederom in een stadium van actueel belang getreden, toen één der kamers van het Amsterdamsdhe Tribunaal bij uitspraak van 23 December 1946 een gewezen Herv. predikant heeft ontzet uit het recht om het ambt van predikant te bekleeden.

Evenwel heeft de Hooge Autoriteit voor de bekrachtiging van Tribunaal-uitspraken te Amsterdam de uitzonderingspositie der Kerk ten aanzien van ambt en functie erkend bij een d.d. 28 Maart 1947 gegeven beslissing, waarvan de overwegingen als volgt luiden :

„Overwegende dat het Tribunaalbesluit in art. 4 verwijst naar art. 28 W. v. S. en het Tribunaal diensvolgens de bevoegdheid heeft een beschuldigde te ontzetten uit het recht tot het bekleeden van ambten of van bepaalde ambten ;

Overwegende dat daarbij uitsluitend moet worden gedacht aan ambten van Overheidswege, waarin de tot een bepaald ambt geroepene voor zijn deel heeft mede te werken aan de uitvoering van de Overheidstaak:

Overwegende dat buiten het wettelijk begrip ambt naar aard en wezen moet vallen ieder in en door en voor de Kerk gecreëerd „ambt", zooals het ambt van predikant ;

Overwegende dat de bevoegdheid om een predikant uit het ambt te ontzetten, berust bij het bestuur der Kerk, waartoe hij behoort, de gewone strafwetgever hierop ook geen inbreuk maakt en het Tribunaalbesluit te dezen aanzien niet van het gewone Strafrecht afwijkt;

Overwegende dat dan ook het ambt van predikant óók niet valt onder dn in art. 4 lid 1 van het Tribunaalbesluit bedoelde beroepen of functies, daar met laatstbedoelde woorden gedoeld wordt op werkzaamheden van economisch, althans maatschappelijk karakter ;

Overwegende dat in het onderhavige geval beschuldigde reeds krachtens het in de Ned. Hervormde Kerk vigeerende Reglement voor kerkelijk opzicht en tucht uit zijn predikantsambt is ontzet, zoodat — ook al zou het Tribunaal bevoegd zijn — er geen reden bestond om de ontzetting uit het recht tot het bekleeden van het predikantsambt onder de maatregelen op te nemen ;

Overwegende dat ten aanzien van dit punt de bovengenoemde uitspraak dan ook niet in stand kan blijven ;

Weigert het fiat aan de uitspraak, - doch alleen voor zoover het betreft de opgelegde maatregel van ontzetting van het recht om een predikantsambt te vervullen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's