Theocratie
Prof. Van Ruler wijdde reeds enige boeken aan het vraagstuk van Religie en politiek. De onderstellingen, waarvan hij uitgaat, en de voorstellingen, welke hij ontwikkelt, treffen in menig opzicht door het ongewone en bewegen zich om zijn visioen ener theocratie, welker realisering de staatkunde tot doelstelling zou behoren te hebben.
Aangezien wij geen pohtiek blad hebben, zullen wij op de staatkunde niet ingaan, maar het kan zijn nut hebben de aandacht te vestigen op de geheel onhoudbare voorstelling van een theocratie, welke ons hier geboden wordt. Deze komt reeds uit in de stelling, dat de kerk er zou zijn terwille van de staat. Gloednieuw is deze stelling niet, want ook bij Rothe kam men een soortgelijke leer aantreffen, waarbij de kerk als het ware opgaat in de staat.
Wat is Theocratie ? Het woord is van Griekse oorsprong en betekent Godsregering. In absolute zin zou het dus kunnen betekenen, wat Psalm 97 bezingt: De Heere regeert.
Het woord wordt echter gewoonlijk niet in die absolute zin gebruikt, hoewel het begrip theocratie die onderstelt en er op steunt. Israël is het voorbeeld ener theocratie. Immers God regeerde Israël. Hij gaf het Zijn Wet en geboden. Hij regeerde als Israels Koning. Vandaar het woord tot Samuel: „Zij hebben, u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen". (1 Sam. 8 vers 7).
David wordt ons dan voorgesteld als het symbool van de theocratische koning. Vandaar, dat hij versierd wordt met de titel : Mijn Gezalfde, de gezalfde des Heeren. David symbool van de theocratische Koning, want hij was niet meer dan een symbool, een type, en een profetie van de theocratische Koning. De echte theocratische koning is in Adam ten onder gegaan, van zijn gaven en rechten beroofd door de zonde. De gevallen mens blijft schuldig God te erkennen als Koning der koningen en Hem gehoorzaamheid te bewijzen, doch de Heilige Schrift zegt: onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, Veel te weinig rekent de mens van onze tijd met de verdorvenheid der zonde. De na-reformatorische staatkunde heeft er tot op vandaag nog geen ernst mede gemaakt.
Aangezien de saamleving is opgekomen uit de huwelijksorde, welke door God na de val bevestigd werd, is zij een saamleving van verdorven mensen. Niemand kan verwachten, dat deze saamleving van de mens uit een theocratisch aanzien zal aannemen. Hoewel men moet toegeven, dat het zo behoorde te zijn, is het zo niet. De gevallen mens ontbreekt de wil en de macht. Immers de mens was niet tevreden met de heerschappij, welke hem was gegeven in gehoorzame dienst van God; hij verkoos geen vazal of rentmeester Gods te wezen. Hij wilde zelf koning zijn.
Het berust op een miskenning van de val des mensen, de staat en de cultuurgestalten voor te stellen als woning van God. Dat nu bedoelt de theocratie van prof. Van Ruler. Wij zijn echter van mening, dat de staat en de cultuur niet zijn te vergelijken met de gestalte der saamleving, welke een zondeloze mensheid zou hebben vertoond. Deze zou ongetwijfeld rein theocratisch zijn geweest. De empirische saamleving draagt echter de duidelijkste kenmerken van het menselijk streven om zich zelf een koninkrijk op te richten. Dat is trouwens het karakter der zonde. Het theocratisch aanzien ging onder in de mist van het heidendom.
Van waar zou de gevallen mens, een nieuw theocratisch hart bekomen en van waar zou de samenleving haar reine gestalte erlangen ? In de bevestiging van de orde des huwelijks op zichzelf genomen, is nog geen herschepping of wederkeer. Wel mogen wij bij het licht der openbaring geloven, dat deze daad Gods haar grond heeft in het voornemen Gods om uit de oude Adam een nieuwe mens op te wekken, die in gerechtigheid voor Hem zou bestaan, doch de bevestiging der scheppingsorde op zich zelf betekent nog geen kracht der vernieuwing. Wat de Heilige Schrift ons mededeelt aangaande de voor Noachitische mens, kan dat bewijzen.
Voorts kan men bezwaarlijk onderstellen, dat God woning zou maken in cultuurgestalten, laat staan in gestalten van een verzondigd cultuurleven. De Heilge Schrift leert, dat God woning maakt bij de mens. Zij stelt de nieuwe mensheid voor als een tempel Gods, een levende tempel. Het Godsgebouw wast dan ook op. Er wordt gesproken van levende stenen, maar dat raakt alles de mens en niet cultuurgestalten. Het nieuwe Jeruzalem daalt uit de hemel neder. Wij geven dus wel toe, dat de mensheid op aarde een ternpel Gods behoorde te zijn krachtens haar schepping, maar heel duidelijk leert de Schrift, dat de mens zelf in die tempel als een God wil geëerd zijn. Het is in de individuele mens zó, dat het ik op de troon zit en volhardt te zitten, tenzij God hem er af stoot en door Zijn Geest heerschappij neemt. Dat is ook zo in de gemeenschap der mensen. Daarom kan niemand verwachten, dat uit de verzondigde mens de theocratie wordt hersteld. Dit is een werk van herschepping, een werk Gods.
In Christus is de nieuwe mens opgestaan èn in die tweede Adam stond de theocratische Koning op, die in de eerste Adam van al zijn rechten en gaven door de zonde werd beroofd. Christus, de Middelaar, is de theocratische Koning, het hoofd Zijner gemeente, die de Zijnen regeert door Zijn Woord en Geest. Zo is de theocratische Koning in de hemel, aan de rechterhand des Vaders gezeten. En als Hem alle macht is gegeven in de hemel en op aarde, dient nog altijd onderscheiden, dat Hij de wereld niet regeert krachtens Zijn Middelaarschap, maar krachtens Zijn Zoonschap. De Vader regeert de wereld door de Zoon, de Wijsheid Gods (Spr. 8), gelijk Hij haar schiep door de Zoon. Als zodanig is Hij niet de theocratische Koning, maar de hoogste Majesteit. De Heere regeert. In de Middelaar herrees de theocratische Koning, gelijk in Zijn gemeente, het nieuwe Israël, de nieuwe theocratie wordt herschapen en geopenbaard.
In Christus zijn dus alle rechten en gaven van de theocratische Koning. Christus echter deelt uit die gaven en rechten de Zijnen mede. Zij delen daarna door het geloof in de kracht van Zijn opstanding. En wijl zij als Christen in deze aardse saamleving verkeren, werkt de gave van Christus ook in de alledaagse levensverhoudingen door.
De theocratische drang ontwaakt in het Christenhart, zoekt verwezenlijking in gezin, staat en maatschappij. De nieuwe gehoorzaamheid ook in het openbare leven. Deze echter komt uit de kerk op en niet uit de staat. Het nationale leven zal eerst het aanschijn der theocratie kunnen vernieuwen als het ganse volk ten naastenbij tot de kerk is vergaderd.
Theocratie is een zaak van herschepping en daarom een kenmerk van een maatschappij van Christenen. De theocratie onder het oude volk begon met de Wet der Tien geboden, ook in het Christenland is de Wet het begin en het geloof der gemeente de vitale kracht in bet volksleven. Daarom kan men niet volhouden, dat de kerk er zou zijn terwille van de staat. Wie dat zegt, doet tekort aan hetgeen de Schrift leert over de val des mensen en zijn verdorven bestaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1948
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1948
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's