Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERBOND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERBOND

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie zijn kinderen des Verbonds ? Met wie heeft God Zijn Verbond gesloten ? Voor wie heeft Hij zich geopenbaard ? Aan wie wordt de genade aangeboden ?

Ziedaar een reeks vragen, die het kerkelijk leven onder gereformeerde mensen beroeren, al te gader vragen, die vaak de heilige eerbied voor de verborgenheden doen vergeten en gespeend zijn aan de kinderlijke vreze.

Wie zijn kinderen des Verbonds ?

Eigenlijk bedoelt men dan: de uitverkorenen. En zij, die van geen uitverkiezing willen weten, bedoelen eigenlijk : alle mensen.

In feite hebben zij beiden gelijk, want krachtens de schepping naar den beelde Gods, heeft de mens als mens het voorrecht, dat God met hem Verbondmatig omgaat. Dat is echter ook zijn oordeel. „Doet dat, en gij zult leven!" Maar dat heeft ook zijn keerzijde : Want, wie zal de wil des Heeren wederstaan en leven ? "

Dat wordt bedoeld, als de theologie spreekt van het werkverbond. Vergeten wordt echter, dat wij nog altijd in het werkverbond staan, zij het ook, dat wij het onzerzijds verbroken hebben en niet vermogen aan de eis van dat Verbond nog te voldoen — en dat door onze schuld —, God de Heere blijft dezelfde. Hij handhaaft Zijn Verbond en mitsdien ook Zijn eis, en dat betekent voor de zondaar het oordeel. Alle mensen zijn alzo volgens onze schepping kinderen des Verbonds, doch, vanwege onze zonde, verloren kinderen des Verbonds. Ondanks de zonde spreekt die werkelijkheid nog altijd in ons geslacht. Kinderen van één Vader, is een geliefd thema in de algemene godsdienst. Ook de telkens opkomende neiging om een algemene verzoening te willen verdedigen, ligt in datzelfde vlak. En het altijd weer herlevend synergisme, zelfs in de kerken der reformatie, herinnert aan het werkverbond. Zoals reeds werd opgemerkt, gaan die redeneringen steeds gepaard met al te menselijke voorstelhngen van God. Menselijke gevoelens en menselijke gedachten van liefde, barmhartigheid en gerechtigheid, worden op de Godheid overgebracht. Hier schuilt een misverstand, hetwelk zich ook daarin verraadt, dat het ontbreekt aan de kennis der zonde.

Doch, als God in Zijn grondeloze liefde een volk uit de mensheid tot Zijn lof heeft verordineerd, ja tot het kindschap in Christus, en naar Zijn welbehagen die kinderen wil brengen tot kennis en heiligheid in de Zoon, dan verschijnt ten aanzien van deze verkorenen de Verbondmatige verhouding in een gans nieuw licht, n.l. in het licht der genade en der aanneming tot kinderen.

Deze situatie van het menselijk geslacht wordt door de gereformeerde belijdenis steeds voor ogen gehouden. De gerechtigheid Gcds openbaart zich daarin, dat Hij de gevallen mens laat in het oordeel, en Zijn barmhartigheid wordt openbaar in de verkiezing tot het kindschap dergehen, die daartoe geordineerd zijn, d.w.z. die Hij uit vrij welbehagen daartoe geordineerd heeft. Met het oog op dit welbehagen wordt dan gesproken van het Verbond der genade.

Met wie nu werd dit genade-verbond gemaakt, zo vraagt men. En wie behoren daartoe ?

Met wie ? Met de uitverkorenen, zo willen sommigen. Zij zouden welhaast het boek des levens willen kennen. Maar de H. Schrift zegt: verkoren in Christus Jezus. Hij is de Middelaar des Verbonds, het Hoofd der gemeente. God heeft in Christus een gemeente ten eeuwigen leven uitverkoren. Die gemeente is Hem gegeven. Zovelen als er in Christus zijn, zijn in het Verbond der genade begrepen. Christus is de Verkorene en de Zijnen zijn verkoren in Hem.

Door het Middelaarschap treedt Christus in het eerste Verbond, in het werkverbond in. Hij is het, die de Wet vervult. Hij staat en overwint in het werkverbond, geworden als onzer één, uitgenomen de zonde, opdat Zijn gerechtigheid de Zijnen zal worden toegerekend. Het door Hem vervulde en volbrachte werkverbond, opent voor de Zijnen het genadeverbond. Vervuld en volbracht, en dat in de plaats van de gevallen mens, d.w.z. van de mens onder het oordeel en de vloek Gods. Hij heeft de schuld en het oordeel gedragen, die op ons drukken. Ja, Hij is in onze dood ingegaan, opdat de Zijnen zouden verlost worden uit het oordeel des doods en het eeuwige leven zouden beërven. De toerekening van de gerechtigheid (rechtvaardigverklaring), zet de kinderen Gods in een staat, alsof zij de gehoorzaamheid gebracht hebben, die Christus volbracht heeft.

Deze verborgenheid der goddelijke liefde is openbaar geworden in de geschiedenis der openbaring, welke haar hoogtepunt heeft in de vleeswording des Woords.

Doch wie in het Verbond begrepen zijn ? Dat is de verborgenheid van het boek des levens, hetwelk is in de hand van het Lam Gods. En ons is geen zekerheid der verkiezing gegeven dan de zekerheid van de vrucht der verkiezing in het persoonlijke geloofsleven.

Daarmede zijn wij niet aan het eind van de vragen. Daar worden gemeld: het Verbond met Noach, met Abraham, Izaak en Jacob, het Verbond met Israël, hetwelk daarin reeds besloten ligt, de besnijdenis, het Nieuwe Verbond en de Christelijke Doop.

Coccejus heeft zelfs een theologie opgesteld op grond der Verbonden, de z. g. n. foederaal theologie (van foedus=verbond). Toch komt het ons voor, dat dit op een verkeerd inzicht in de geschiedenis der openbaring berust.

Deze toch wordt bepaald door het welbehagen Gods in Christus, hetwelk wij omschrijven willen als het genadeverbond, en wij kunnen die geschiedenis alleen verstaan in het licht van de val des mensen. Is het niet zó, dat God in Zijn gerechtigheid de eis in het werkverbond gesteld, handhaaft, maar dat diezelfde gerechtigheid ook eist, dat de Raad des Vredes wordt vervuld ?

Is het niet zó, dat God in de ondergang der eerste wereld, (de zondvloed) heeft geopenbaard, welke het einde is van een geslacht, dat volhardt in een onbekeerlijke wandel, als een waarschuwend voorbeeld voor alle tijden? Geen samenleving is mogelijk, indien de mens de geboden Gods veracht. In onze tijden van afval moge dit bijzonderlijk voor ogen worden gesteld, wijl vele afgoden zich opmaken om de heerschappij, en de satan omgaat om te verslinden.

In het Verbond met Noach wordt dan reeds openbaar, dat God geen lust heeft in de dood des goddelozen. Dit Verbond heeft een universele strekking. God bevestigt Zijn genadegaven over het ganse menselijke geslacht in die zin, dat Hij de voorwaarden onderhoudt om een saamleving in deze wereld van zonde mogelijk te maken en daaraan nieuwe toevoegt, (b.v. het zwaard der overheid). Hij bezoekt de ongerechtigheid, die des mensen bloed vergiet, en stelt daaraan paal en perk.

Zo ligt het Verbond met Noach in de lijn van de genadebedeling, die in de belofte van Genesis 3 vers 15 reeds tot openbaring was gekomen. Terwille van het genadeverbond in engeren zin gaan algemene genadegaven Gods uit tot allen. De werking der zonde wordt getemperd, het oordeel wordt ten dele opgeschort en ten dele verzacht, het trekt niet ganselijk door. Zoals aan de wateren der zee paal en perk wordt gesteld, zo ook worden de baren der zonde bedwongen; opdat een leven op aarde mogelijk zij.

Te midden van deze algemene leidingen Gods profeteert de Heilige Schrift van de goddelijke arbeid in de vervulling van de Raad des Vredes. De roeping van Abraham, de geschiedenis van het volk Israël, de voortgang der profetie, en de openbaring van Zijn Christus.

Indien wij bij dit alles letten op de openbaring der Wet op Sinaï en de eis der gehoorzaamheid aan Gods geboden, is het toch wel heel duidelijk, dat het werkverbond niet is weggenomen, zij het ook, dat het aan onze kant krachteloos is geworden door de zonde. Desondanks blijven wij schuldig de gehoorzaamheid te brengen, welke God van ons vordert. Dat is de doorgaande prediking van Wet en profeten. Het Verbondsvolk Israël wordt altijd weer voor de eis der gehoorzaamheid gezet, en de profetische prediking is niet alleen gericht t.egen alle afgoderij, maar ontdekt het volk er aan, dat een uitwendige gehoorzaamheid nog geen ware godsdienst is. (Vgl. Jesaja 58).

Zo is in Israël het licht opgegaan over de gruwel der zonde en over de ongerechtigheid, welke door geen werken kan worden overwonnen. (Vgl. Psalm 51 : „Ik ben in ongerechtigheid geboren".) Vergeving alleen en genade kan de zondaar redden. Bij U, Heere, is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. (Psalm 130 Vs. 4). Hoevele Psalmen roemen de goedertierenheid Gods !

De genade wordt Gods kinderen toebedeeld door de trechter des rechts. Hoezeer wordt dit openbaar in het lijden en sterven des Heeren.

Het Verbond der genade wordt openbaar door het werkverbond heen. Daarom kan Christus zeggen : „Meen niet, dat Ik gekomen oen om de Wet te ontbinden". Wet en werk­ verbond blijven verbonden en omdat het werkverbond niet is opgeheven, zijn ook Wet en Evangelie verbonden.

Het genadeverbond is echter meer dan toerekening der rechtvaardigheid, die uit de Wet is, want met die toerekening zou de zondaar nog niet heilig voor God staan. De toerekening gaat veel verder, n.l. de toerekening van een nieuwe gerechtigheid, de gerechtigheid Gods. Het genadeverbond geeft deel aan die nieuwe gerechtigheid door de kracht der wedergeboorte. God bevestigt Zijn genade in een herscheppende daad. Het kindschap Gods is een geestelijke werkelijkheid, een geestelijke gemeenschap in Christus, onderscheiden van dat algemene kindschap, dat op de schepping teruggaat en hetwelk men op het oog heeft, als men in het algemeen spreekt van kinderen van één Vader.

Het kindschap der genade komt op uit de herscheppende of wederbarende daad Gods en betreft een nieuwe mens, in gelijkvormigheid aan de nieuwe mens, die in Christus is opgestaan.

In en door Christus is niet alleen het werkverbond vervuld, maar in Hem zijn ook alle dingen vervuld, die voor God te doen waren om aan de Zijnen dat kindschap te bereiden en te schenken. Zovelen Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven kinderen Gods genaamd te worden.

De voorstanders van een algemene verzoening wijzen altoos op tasten van algemene strekking : „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt". „Hij is een verzoening voor onze zonde en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonde van de gehele wereld". (Joh. 1 vs. 29 ; 1 Joh. 2 vs. 2).

Waar het over de zonde gaat, gaat het over onze plaats in het'werkverbond, en waar het over het werkverbond gaat, gaat het over de gehoorzaamheid aan Gods gebod. Als nu Christus de gehoorzaamheid heeft gebracht, die wij schuldig zijn, en de toerekening daarvan tot allen zou reiken, dan zou Hij de vloek der Wet voor allen hebben weggenomen. Dat zou dus betekenen, dat het oordeel des doods, zijnde de bezoldiging der zonde, ware weggenomen. De wereld zou straffeloos de Wet Gods kunnen verachten en de geopenbaarde Wil Gods wederstaan. Daarop zou een algemene verzoening neerkomen. En men zou dat kunnen doen met verachting ook van de Christus. Mogelijk, dat men nog steun voor zulk een opvatting zou kunnen vinden in het Woord des Heeren, dat zegt, dat de zonden tegen de Zoon vergeven worden.

Maar wij vragen : Indien de Heere Zijn kinderen onderwijst bij de eis der Wet, en zij gehoorzaamheid schuldig blijven, hoe zal dan de wereld vrijuit gaan ?

En, indien de herscheppende kracht de kinderen der wereld niet wederbaart tot een nieuwigheid des levens, (tenzij iemand wedergeboren wordt, hij zal het Koninkrijk Gods niet zien), wat zou dan voor de kinderen der wereld een algemene verzoening betekenen buiten de heerlijkheid van het Koninkrijk Gods ? Zij blijven toch in zichzelven zondaren en kinderen des toorns.

Dat wordt trouwens door de Heilige Schrift, ja, bij monde van diezelfde apostel bevestigd, die van de zonde der wereld spreekt in boven-genoemde plaatsen : die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die niet gelooft, de toorn Gods blijft op hem. (Joh. 3 vs, 36). Het is dus wel duidelijk, dat iemand vergeefs zijn verwachting stelt op een algemene verzoening.

Het werkverbond blijft zijn eis stellen aan allen en wij allen staan onder de Wet krachtens onze schepipng. Maar de kinderen Gods zijn vrij, vrij van het oordeel der Wet, en nochtans schuldig de gehoorzaamheid te brengen, welke God van hen vordert. En, als zij in zichzejf krachteloos zijn, roemen zij in de ge­nade Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

HET VERBOND

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's