Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbond en besnijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbond en besnijdenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De besnijdenis is het teken des Verbonds. Abraham werd bevolen zijn huis te besnijden, ook de vreemdeling, de ingeborene en de gekochte met geld.

Wat wil dat zeggen ?

Waarvan was die besnijdenis het teken ?

Van de inlijving in het huis Israëls ? Ja, dat pok, Doch waarom dan het woord, dat hij die dit teken niet aanvaarden wil, zal uitgeroeid worden ? (Gen. 17 : 14).

Omdat hij niet in het huis Israëls wil leven, daartoe niet wil gerekend worden ?

Dit kan de eigenlijke grond niet zijn. Het ging immers niet om de besnijdenis op zich zelf, maar om het Verbond, waarvan deze een teken was. De verwerping van het teken beduidt verwerping van het Verbond. Verwerping van het Verbond beduidt verwerping van de God des Verbonds, van Zijn Woord en beloften, van de Waarheid Gods.

Wie de besnijdenis verwerpt, wederstaat Zijn Woord. Bij hem is geen vreze Gods, geen buigen voor Zijn waarheid.

De besnijdenis is een teken en zegel van de waarheid van Gods beloften.

Wie de besnijdenis aanneemt belijdt daarin, dat de beloften Gods waarheid zijn, wie dat niet doet, veroordeelt zich zelf, wijl hij die waarheid niet erkent en maakt zich zelf openbaar, dat de waarheid in hem niet is.

In de gehoorzaamheid ligt een erkennen, in de verwerping een weigeren te erkennen, dat God God is en geen mens, dat Hij liegen zou. De openbare besnijdenis kan niettemin de geestelijke diepte missen, een gewoonte, een zede worden, ja een grond van volkstrots tegenover de onbesnedenen, zonder dat zelfs de beloften Gods worden verstaan in haar profetische kracht en verborgenheid. Dit heeft de apostel Paulus met een enkel woord duidelijk gezegd. (Rom. 2 vs. 28). Maar zij is ook zo een openbaar getuigenis in Israël en ook tegenover de wereld, een getuigenis, dat rekenschap vraagt, indien er iemand is, die vraagt, waarom doet gij dat ?

Zo gaat het bevel Gods voorop. God heeft het bevolen als een teken, van Zijn Verbond, d.i. van Zijn beloften, van Zijn voornemen om de verborgenheid van Zijn wil bekend te maken. En Zijn profeten getuigen, dat Hij die verborgenheid zal bekend maken in de Messias, gelijk dat ook geschied is.

Die verborgenheid van Zijn wil blijft dus verbonden aan Zijn Woord, aan Zijn Christus. De besnijdenis is dus niet een teken of zegel van de zaligheid van een iegelijk, die besneden wordt, maar van het Verbond Gods om de verborgenheid van Zijn wil te openbaren, en het is Zijn wil in Christus alle dingen wederom bijeen te vergaderen, die in de hemel en op aarde zijn. In dat voornemen ligt ook de verkiezing van een erfdeel dergenen, die tevoren daartoe verordineerd waren. (Ef. 2 vs. 11). De heidenen nu zijn mede-erfgenamen der belofte. (Ef. 3 vs. 7). Zij, die vreemdehngen waren, zijn huisgenoten geworden. (Ef. 2 vs. 19). Dat huis Gods, de woonstede Gods in de hemel, is het grote stuk der belofte Gods, waarvan het historische huis Israëls een symbool en afschaduwing is.

Het ganse huis Israëls in zijn historische gestalte wordt onder de volkeren der aarde als een levende profetie gezet. Het Verbond Gods wordt openbaar in de afzondering van Israël, in de historische verschijning van het volk der Joden. Op dat volk rusten de beloften des Verbonds. Zij zijn niet alleen een levende profetie, maar zij hebben ook de woorden des Verbonds te bewaren. En opdat zij het van geslacht tot geslacht niet vergeten zullen, heeft God aan Israël een teken des Verbonds gegeven, hetwelk uit zijn aard de opvolgende geslachten niet maar aan de roeping en de beloften des Verbonds herinnert, maar in het Verbond verbindt. Ouders en kind worden in de besnijdenis onder het teken des Verbonds gesteld en in de gemeenschappelijke roeping Israëls om het Woord Gods te bewaren en een getuige te zijn onder de heidenen, bevestigd.

Het is bij dit alles wel zeer opmerkelijk, dat de oprichting, de kracht en uitwerking de: Verbonds gans en al bij God zijn, aan Gods kant liggen. God doet alles en de mens is partij, omdat God hem tot partij maakt en heeft gezet. Het is immers zo, dat de mens krachtens zijn schepping naar den beelde Gods tot partij is gezet, d.w.z. onder de roeping van zijn bestemming is gezet. De mens heeft geen deel gehad in de Raad Gods, als de Heere sprak : "Laat ons mensen maken", Hoe zou dat ? Hoe zou een mens, die er nog niet was, die nog alles, wat in hem en aan hem was, zou verkrijgen uit de Wil zijns Scheppers, mede delibereren over zijn eigen wezen en bestemming ? In alles afhankelijk, is hij geroepen te dienen in de roeping, waarin God hem heeft gezet. Hij kan daarin zalig zijn, of weigeren de gehoorzaamheid te brengen, welke God van hem vordert.

Zo is het ook in het Verbond der genade. De Israëliet kan het teken der besnijdenis weigeren, het Verbond breken, en onder het oordeel vallen van uitgeroeid te worden. Op zulk een openbare breuk des Verbonds lag het oordeel des doods.

Dat echter wil nog niet zeggen, dat openbare gehoorzaamheid deel geeft aan de beloften des Verbonds betreffende de aanneming tot kinderen door Jezus Christus, waarvan Paulus spreekt in Efeze 1 vs. 5.

De apostel getuigt in dit hoofdstuk van de verborgenheid van de wil Gods om in Christus alle dingen wederom bijeen te vergaderen, maar hij onderscheidt daarin de aanneming tot kinderen naar het voornemen der verkiezing. (Ef. 1 vs. 4 en 5).

De beloften des Verbonds gaan over die beide, omdat alle beloften Gods in Christus ja en amen zijn.

Het teken der besnijdenis onderscheidt zeer zeker de openbare Jood van de niet-Jood, en geeft aan de vreemdeling, die in zijn huis is, het deelgenootschap aan de beloften des Verbonds.

Het opmerkelijke is nu, dat de apostel Paulus zo heel duidelijk en klaar zegt : „die is niet een Jood, die het in het openbaar is". Het openbaar Jood zijn wordt daarmede niet gekleineerd of van zijn betekenis beroofd, maar het wordt slechts als openbaar erkend. De openbare Jood is wel lid van het historische Israël, maar hij is daarmede nog geen echte Jood. Immers die is een Jood, die het in het verborgene is. Men zou kunnen zeggen, die het in Christus is. Wiens lof is uit God en niet uit de mensen. (Rom. 2 vs. 29).

Wel heeft God gezegd : „Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn". Het is echter voor Paulus geen aanleiding om het kindschap Gods aan de openbare besnijdenis te verbinden. Daarentegen spreekt hij van een besnijdenis des harten, in den Geest.

Het Verbond heeft dus zijn openbare zijde en zijn verborgenheid en de besnijdenis als het teken des Verbonds, beantwoordt aan het openbare en het verborgene. De openbare besnijdenis betekent het Verbond in zijn uitwendige gestalte, doch zij is ook een teken van een geestelijk geschieden, van een daad Gods, die in het verborgene geschiedt en doet delen in de geestelijke kracht en werkelijkheid des Verbonds. De eigenlijke besnijdenis is de besnijdenis des harten.

De vraag is nu, of het met de H. Doop in het Nieuwe Verbond anders is gesteld.

Men zou kunnen zeggen, dat het huis Israëls de gerechtigheid des Verbonds niet verkregen heeft, omdat zij die niet in God, maar in hun werken gezocht hebben, en dat de kerk des Nieuwen Verbonds een wedergeboren huis Israëls is, hetwelk uit de kracht van Christus opstanding leeft. Dat is ook zo, maar dan gevoelt men toch, dat wij dan juist van dat verborgen Jodendom spreken, naar. de besnijdenis des harten.

En wie wil nu beweren, dat de openbare kerk niet dezelfde gestalte vertoont als het openbare Israël van de profeten ?

Men spreekt van de kerk als het nieuwe Israël en daarvoor is reden, doch al is het huis Israëls in Christus opgestaan tot een nieuw leven, dat leven blijft met Christus verborgen bij God. Ook het nieuwe Israël heeft een verborgen leven, evenals het oude. Als Paulus spreekt van de Jood in het openbaar en in het verborgen, staat hij in het nieuwe Israël. Juist daarom is zijn woord van toepassing op de kerk. Het openbaar medeleven in de kerk is nog geen grond of garantie, dat men deel heeft aan het verborgen leven. Zo is ook de openbare doop geen grond of waarborg der zaligheid, maar alleen de wedergeboorte, de doop met water en Geest doet ons delen in de kracht der opstanding van Christus.

Het is daarmede in overeenstemming, dat Christus de Doop in de Drieënige Naam beveelt en onmiddellijk daaraan het bevel om te onderwijzen verbindt : lerende hen onderhouden, al wat Ik u geboden heb. (Matth. 28 vs. 19). 

Weliswaar wordt de Doop het bad der wedergeboorte genoemd, maar dat betekent nog niet, dat 't doopwater de wedergeboorte werkt. Veeleer, dat de doop ons op de noodzakelijkheid der wedergeboorte wijst. Daarop wordt ook de aandacht gevestigd in het eerste deel van het doopsformulier.

Maar dan ? Dan, zegt het onder ten tweede: betuigt en verzegelt ons de heilige Doop de afwassing der zonden door Jezus Christus. En in de uitwerking staat: van de Heilige Geest, dat Hij in ons wonen en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenende hetgeen wij in Christus hebben.

Daar wordt wederom onderscheid gemaakt tussen het leven, dat met Christus verborgen is bij God (n.l. hetgeen wij in Christus hebben), en de toeëigening daarvan door de Heilige Geest. Zo is ook de afwassing der zonden in Christus, met al de weldadigheden, die in Hem geschonken zijn. Die ganse schat is in Hem en daarvan is het sacrament een teken en zegel. Ten derde worden wij verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Het geloof wordt bevestigd en verzekerd door de vruchten des geloofs en waar die vrucht niet wordt gevonden is geen toeëigening.

En zo is het waar, dat de openbare gemeente al die voorrechten en weldaden in Christus heeft, maar het is ook waar, dat men daaraan zonder de toeëigening door de Heilige Geest geen deel heeft. In die toeëigening nu is de verborgenheid der Godzaligheid.

Zo hebben wij het woord van de apostel Paulus in duidelijke taal over te zetten : Die is niet een Christen, die het in het openbaar is, maar die het in het verborgen is. En die is niet gedoopt, die in het openbaar gedoopt is, maar die is gedoopt, wie de Geest de afwassing der zonden toeëigent.

En daarom moet men, bij het uiterlijk waterbad niet blijven hangen, maar tot de verborgenheid, waarvan het een teken en zegel is, doordringen.

Het nieuwe Israël, de openbare kerk, is als geheel een getuige van Christus in de wereld, zij is ondanks al haar verscheurdheid en afwijking openbaring van de kerk des Heeren. Daarom mag zij roemen in alle weldaden Gods, in Christus weggelegd. Doch zij verbeelde zich niet, dat zij ook maar aan één van haar leden toeëigenen kan van haar leven, dat met Christus verborgen is bij Gods kinderen leidt.

Daarom zal Zij, als zij getrouw "wil zijn, de eerste zijn 'om te wijzeii op al de schatten, di2 zij in Christus heeft, en haar leden te bepalen hij de kennis der verborgenheid der levens, Waarin, de Heilige Geest Gods kinderen leidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Verbond en besnijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's