Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DOOP EN WEDERGEBOORTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOOP EN WEDERGEBOORTE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ten allen tijde heeft de kerk vastgehouden aan het verband tussen doop en wedergeboorte, en nochtans heeft men in verschillende tijden dat verband niet op dezelfde wijze verstaan. In de oudste gemeente werd de wedergeboorte zelfs aan de handeling des Doops vastgemaakt: de afwassing des lichaams was tegelijkertijd een reiniging des harten van de kwade consciëntie, zoals Bavinck opmerkt. (Geref. Dogm. I, blz. 28). De Doop was zoveel als de wedergeboorte zelve.

Dit nu geeft aanleiding tot grote moeilijkheden en afwijkingen van de leer der Schriften, met name, indien de kinderdoop daarbij in het geding wordt gebracht. Wij kunnen dat ook in onze tijd waarnemen. Denk slechts aan de leer der veronderstelde wedergeboorte.

Anderzijds rijzen ook grote bezwaren, als men de Doop alleen tot een uitwendig teken maakt om de kerk van de wereld te onderscheiden. Dan toch gaat de betekenis van de Doop als genademiddel verloren en wordt althans sterk verzwakt.

En toch hebben wij gezien, dat de apostel Paulus een openbare besnijdenis en de besnijdenis des harten onderscheidt en al is het ook waar, dat hij in Rom. 2 vs. 28 de doop niet noemt, hij staat in het nieuwe Verbond en handelt toch eigenlijk wel van de Doop. Daarom zijn wij van oordeel, dat wij van een doop in het openbaar en een doop des Geestes mogen spreken. Men zou daaruit gemakkelijk een verkeerde practijk kunnen rechtvaardigen, die de openbare doop van weinig waarde acht. Daartegen moet gewaarschuwd, want de geestelijke werkelijkheid is de objectieve achtergrond van de doop. De openbare doop is een teken en zegel van die objectieve werkelijkheid en wordt daarom het bad der wedergeboorte genoemd.

Wij moeten dus vóór alles op die objectieve werkelijkheid van de doop letten om het teken en zegel als genademiddel te kunnen verstaan.

Als wij gaan onderzoeken, welke die objectieve werkelijkheid is, dan worden wij bepaald bij het Woord des Heeren in Matth. 20 vs. 22, waar Christus zegt: Gijlieden weet niet, wat gij begeert; kunt gij de drinkbeker drinken, die Ik drinken zal, en met de doop gedoopt worden, waarmee Ik gedoopt worde ?

Christus' lijden, sterven en verrijzenis, dat is de doop, waarmede Hij gedoopt werd. Zo wordt ons ook de betekenis van de doop klaar en duidelijk voor ogen gesteld. Wij kunnen hieruit begrijpen, dat Zijn doop in de Jordaan, toen Hij als Middelaar geopenbaard werd, ook een teken is geweest, n.l. van Zijn Middelaarswerk aan het Kruis. Zijn onderdompeling in de Jordaan zag op Zijn ingaan in ons zondegraf, waaruit Hij is verrezen als een herboren mens, ja, als de nieuwe mens.

Onze doop, die met water geschiedt, is alzo een teken van Zijn doop op Golgotha, en wil ons bepalen bij Zijn lijden en sterven, gelijk ook het Heilig Avondmaal. Het is in beide sacramenten gelijk. Zij roepen ons tot gedachtenis van de dood des Heeren, gelijk Hij gesproken heeft: „Doe dat tot Mijn gedachtenis". Zo waarlijk de verrijzenis des Heeren op Zijn dood is gevolgd, ja, zo waarlijk Hij de dood is ingegaan, opdat Hij Zijn herscheppende kracht aan de gevallen mens zou bewijzen, zo waarlijk is de doop een teken der wedergeboorte. Beide, de dood der zonde en de opstanding ten leven worden in de doop met water betekend.

Wij moeten echter goed weten, dat de eigen objectieve werkelijkheid van de doop in de verzoenende arbeid van Christus, inzonderheid aan het Kruis, is gelegen. Zijn doop in de Jordaan was een teken en openbaring van Zijn genegenheid en bereidheid om in onze dood in te gaan en alle gerechtigheid te vervullen, welke voor God te doen was.

Zo is er betrekking tussen de doop van de Heere Jezus in de Jordaan en het plengen van Zijn bloed op Golgotha. In de doop door Johannes maakt Hij zich voor de wereld openbaar als Middelaar en de Vader zelf legt daarop het zegel, als Hij zegt: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in welken Ik een welbehagen heb". De vervulling van het Middelaarswerk noemt Christus een drinkbeker, die Hij drinken zal. In Gethsemané wordt het wel heel duidelijk, dat Hij daarmede de zware strijd des lijdens bedoelt, het op Zich nemen van de vloek der zonde en de dood.

Zijn dood is de drinkbeker voor allen, die Hem gegeven zijn. In Zijn dood zijn zij allen gedoopt, die in Hem geloven en het leven vinden, want aangezien zij in Zijn dood allen gedoopt zijn, wijl zij allen in Hem der zonde gestorven zijn, zijn zij ook met Hem opgestaan en zullen deel hebben aan de nieuwigheid des levens.

In de doop des Heeren is alzo de objectieve werkelijkheid van de doop van Zijn ganse gemeente gegeven, omdat in Zijn dood allen gestorven zijn.

Wij moeten ons deze objectieve werkelijkheid goed voor ogen houden, want daarin is de kracht en betekenis van onze doop gelegen. Op deze werkelijkheid van Christus' doop ziet de doop met water. In de offerande, eenmaal aan het kruis geschied voor allen, die in Christus Jezus zijn, is hun heil en zaligheid gelegen.

Wie zijn nu met Christus gedoopt ? Dat is de verborgenheid, waarop Paulus in de telkens door ons aangehaalde tekst het oog heeft.

Men kan zeggen : Het Israël des Heeren is met Hem gedoopt.

Men kan het omschrijven met: Allen, die Hem van de Vader gegeven zijn.

Allen, die van voor de grondlegging der wereld daartoe verordineerd zijn naar het voornemen Gods.

Het volk, tot Zijn lof bereid.

Maar dat alles neemt de verborgenheid niet weg, en toch wordt daarin openbaar, dat er een volk is, dat in die verborgenheid is begrepen.

In die zin verstaan wij Paulus' woord : Die is een Jood, die het in het verborgen is, d.w.z. die in deze verborgenheid van Christus begrepen is. Daarop doelt hij, als hij spreekt van de besnijdenis in geestelijke zin.

En zo mogen wij zeggen, die is gedoopt, die in en met Christus in Zijn dood gedoopt is.

En nu de doop met water, die Christus bevolen heeft. Reeds dat bevel van Christus zet die waterdoop in verband met Zijn doop. Hij weet, wie de Zijnen zijn. Hij kent ze allen, die in Zijn dood gedoopt zijn en Hij zal ze allen openbaar maken in de dag Zijner heerlijkheid. Hij vergadert ze uit de volkeren der aarde door Zijn Woord en Geest. Daartoe gebiedt Hij de Dienst des Woords aan Zijn gemeente op aarde. Zij is niet alleen een zichtbare openbaring Zijns lichaams, maar de gemeente met de bediening der genademiddelen door de ambten is' Hem ook een orgaan, waarvan Hij zich bedienen wil in het werk der toevergadering. Wij zeggen niet, dat de kerk niet anders is dan een orgaan, maar zij is orgaan in Christus' hand. Achter de kerk als orgaan ligt de verborgenheid van de ware kerk, en achter alle handelingen der kerk in de door Christus bevolen dienst — let wel in de door Christus bevolen dienst — ligt de verborgenheid van de Dienst des Heiligen Geestes. Bij de aanschouwing van die openbare dienst, en de openbare handelingen van de dienst, blijft dat werk des Geestes voor ons oog verborgen. Dat kan alleen in het geloof worden verstaan en genoten. Doch waar die dienst wordt onderhouden naar de inzetting des Heeren, kunnen wij mensen geen scheiding maken tussen wat wij zien en wat Christus door Zijn genade en Geest doet. Maar wij belijden, dat Hij door Zijn genade en Geest tegenwoordig is en Hij heeft het gezegd : „Ik ben met u tot aan de voleinding der wereld".

Zo is het nu ook in de bediening van de heilige doop. De doop is een teken en zegel van de beloften Gods, die in Christus vervuld zijn. Hij is een teken en zegel van die objectieve werkelijkheid, dat God in Christus zich een gemeente geheiligd heeft ten eeuwigen leven. En zo waarlijk op aarde geen gemeente van Christus openbaar wordt, tenzij de kracht van Christus' dood en opstanding daadwerkelijk aan mensenkinderen wordt medegedeeld in de verborgen omgang des Geestes, zo waarlijk belijdt die gemeente, dat zij in Christus geheiligd is.

De kerk op aarde verschijnt als de gemeente des Heeren. Dat is zij in het openbaar, niet om daarmede te betuigen, dat er geen hypocrieten onder haar schuilen, maar, omdat de gemeente des Heeren, die het in het verborgene is, in haar leeft door het geloof.

In Christus geheiligd.

Dat is de moeilijkheid van het Doopformulier. Want, zo zegt men: Hoe kan dat zo gezegd worden, terwijl wij van zovele gedoopten toch niet kunnen geloven, dat zij deel hebben aan de wedergeboorte, m.a.w. deel hebben aan de doop des Heeren, aan de verborgenheid des geloofs ?

Anderen grijpen de gedachte aan van een veronderstelde wedergeboorte en het streven naar een zuivere kerk, als waren alle gedoopten kinderen Gods.

De apostel Paulus heeft over deze dingen niet zo gedacht. Hij daarentegen zegt, dat de ongelovige man door de vrouw en de ongelovige vrouw door de man geheiligd is en dat hun kinderen heilig zijn. (1 Cor. 7 vs. 14). Wij kunnen deze dingen alleen verstaan in het licht van wat hij zegt over de Jood, die het in het openbaar is en die het in het verborgene is. Dat past hij klaarblijkelijk ook toe op het in Christus geheiligd zijn. Duidelijk is, dat hij het geheiligd zijn van die ongelovige man of van die ongelovige vrouw vanwege de huwelijksband met een Christin of een Christen in de zin van het openbare bedoelt, doch zó, dat hij de verborgenheid van Christus daar achter ziet.

Opmerkelijk is, dat hij hierbij de heiligheid des huwelijks betrekt en ernst maakt met de leiding Gods, die een iegelijke man zijn vrouw als met Zijn hand toebrengt. Deze betrekking met de Voorzienigheid Gods heeft in dit verband iets te zeggen ook ten aanzien van de kinderdoop — vooral, omdat dit door sommigen zelfs wordt weersproken. De apostel leert ons hier de geestelijke dingen niet los te maken van Gods leidingen in ons aardse leven.

Zo is het dan ook geen toevalligheid, als wij uit Christenouders geboren worden, maar ziende op de voorzienige hand Gods, zijn wij reeds daardoor openbaar in Christus geheiligd en worden door de doop ingelijfd bij de gemeente des Heeren. Wij zijn Christenen in het openbaar, worden opgevoed en onderwezen in de leer der Schriften, horen van de verborgenheden des geloofs en van de onderrichting des Heiligen Geestes, opdat wij onder de werking van deze roeping begerig worden naar de uitnemende kennis van Christus om door Zijn genade in Hem geheiligd ook een Christen in het verborgene te mogen zijn en Hem te leven. Zo wordt door de dienst van Woord en Sacrament, die openbaar is, de verborgen Raad Gods vervuld.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

DOOP EN WEDERGEBOORTE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's