Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DOOPZITTING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOOPZITTING

8 minuten leestijd

In mijn vorig artikel over een Christus-belijdende Volkskerk hebben wij gezien : dit is een Kerk, die ernst maakt met de kinderdoop.

Doch juist die kinderdoop plaatst ons voor grote moeilijkheden. Die zijn niet vandaag of gisteren ontstaan : reeds eeuwen lang is in onze Kerk gestreden over de vraag, of men mag „dopen al wat het doophek binnenkomt". Evenwel krijgt deze vraag dubbele nadruk in een tijd van voortgaande ontkerstening, zoals wij die beleven.

De ontzaglijke moeilijkheden, waarvoor deze vraag ons kan plaatsen, kunnen door niemand pijnlijker worden gevoeld dan door hen, die krachtens hun ambt geroepen worden om Doopzitting te houden. In een dorpsgemeente doet dit gewoonlijk de predikant, soms bijgestaan door een ouderling. In grotestadsgemeenten, althans in onze gemeente, wordt Doopzitting gehouden door de ouderlingen.

Hun taak is verre van gemakkelijk. In een dorpsgemeente kent men wel zo ongeveer de ouders, die een kind komen aangeven voor de Doop : men weet, of zij kerkgangers zijn, of zij ernst maken met hun doopbelofte in eigen belijdenis en leven en in de opvoeding van hun kinderen. In een grotestadsgemeente is dit helaas, anders. In vele gevallen kent men hen volstrekt niet, soms staan zij niet eens vermeld in het kaartregister der gemeente. Men moet dus afgaan op hetgeen zij zelf aangaande zichzelf getuigen omtrent hun kerkgang en hun verdere geestelijke belangstelling.

En dan blijkt uit het gesprek ter Doopzitting menigmaal, dat velen geen flauw idee hebben van de betekenis van de Doop, van de inhoud der Doopvragen, die zij toestemmend moeten beantwoorden, en van de consequenties van een en ander o.a. voor de opvoeding der kinderen. Sommigen erkennen ronduit, dat zij nooit ter kerk komen, en dat zij de Doop voor hun kind feitelijk alleen vragen, omdat moeder of schoonmoeder dat nu eenmaal graag wil, of omdat het zo hoort en zij later van hun kinderen geen verwijten willen horen, omdat zij ongedoopt zijn. Anderen zijn tevoren ingelicht en verklaren met stalen gezicht, dat zij trouw ter kerk gaan en kerkelijk medeleven, omdat zij toch wel weten, dat dit heel moeilijk te controleren is op Doopzitting. 

Het is geen wonder, dat door dit alles bij de ouderlingen telkens weer de vraag rijst, of zij nu werkelijk elk kind maar moeten inschrijven, voor hetwelk de Doop gevraagd wordt. Een ambtenaar van de burgerlijke stand vraagt ook niet verder, maar schrijft elk kind in, welks geboorte door de vader wordt aangegeven. Moet het nu als vanzelfsprekend op Doopzitting evenzo gaan ?

Dit voert ons tot de vraag : wat is eigenlijk het doel van een Doopzitting ?

Het antwoord op deze vraag zal verschillend zijn, en is afhankelijk van de kwestie, wie haar stelt. Op elke Doopzitting heeft een ontmoeting plaats van twee partijen; de ouderlingen (of predikanten), die zitting houden, en de ouders, die voor hun kind(eren), de Doop verlangen. De vraag, met welk doel die ouderlingen (predikanten) daar zitten, is niet los te maken van de vraag, met welk doel de Doopouders daar verschijnen.

Het antwoord op de laatste vraag schijnt zo eenvoudig : de ouders komen natuurlijk om de Doop aan te vragen voor hun kind.

Doch reeds dit antwoord is niet zo eenvoudig, als het lijkt. Het leidt ons terstond tot verdere vragen. Waarom begeren die ouders de Doop voor hun kind ? En als zij die begeren, waarom dopen zij het dan zelf niet ? Er leeft blijkbaar een besef, hoe vaag dikwijls ook, dat die Doop moet plaats vinden in een Kerk, althans door een dienaar der Kerk. Maar waarom in de Kerk ? En waarom juist in de Hervormde Kerk, hoewel de ouders soms zelf een andere Kerk bezoeken ? En als het daar gedoopt wordt, niet door de ouderlingen, maar door een predikant, waarom zit die predikant daar dan zélf niet? Als de man geen tijd heeft, maar hij heeft wèl tijd om te preken en te dopen, waarvoor is het dan nodig, dat zij eerst voor de ouderlingen verschijnen op een Doopzitting ?

Als wij de Doopouders deze laatste vraag zouden stellen, dan zouden wij, als men zich daaromtrent nog rekenschap geeft, bij velen vermoedelijk ongeveer deze redenering horen: De predikant, die het kind doopt, moet de naam van het kind weten : er moet dus een Doopbriefje afgegeven worden, dat hem in de kerk kan worden gepresenteerd bij de Doop. Zal er later (men kan nooit weten, waar 't goed voor is !) wettig bewijs van de Doop beschikbaar zijn, dan moeten de gedoopte kinderen worden ingeschreven in de registers der Kerk. Daarvoor moet er wel zoiets als een Doopzitting zijn. De Kerk moet toch een adres hebben, waar men zich vervoegen kan, en de Kerk moet zorgen, dat haar administratie in orde is.

Gezien van het standpunt der ouders, die de Doop begeren voor hun kind, is het doel van een Doopzitting, dus in de eerste plaats : dat de Kerk een adres hebbe, waar aangifte kan plaats hebben, en dat daarvan behoorlijk nota worde genomen in de administratie der Kerk.

Het doel van de Doopzitting is dus : gelegenheid te geven tot aangifte en naderhand tot accurate inschrijving. En de ouderling doet hier dienst als administrateur der Kerk.

Het ligt voor de hand, dat de ouderling, die zijn roeping verstaat, met dit antwoord niet tevreden kan zijn. Ware het zo, dan zou men gevoegelijk kunnen terugkeren tot een regeling, zoals die in een nog niet ver verleden gebruikelijk schijnt te zijn geweest in een niet onvermaarde en ook niet kleine gemeente in ons goede vaderland : ouders, die op een bepaalde Zondag hun kind gedoopt wensten te zien, konden op de Zaterdagavond, voorafgaande aan de Doop, een doopbriefje komen halen bij de koster der kerk !

De ouderling houdt geen zitting als ambtenaar van de kerkelijke stand, maar als ouderling. Wat wil dat zeggen ?

In het Formulier tot bevestiging van Ouderlingen wordt op grond van de Bijbelse gegevens uiteengezet, dat de dienst of het ambt van de ouderling betekent, dat hij ,,in een aanzienlijk ambt van regering over anderen gesteld" is ; dat hij is een „voorstander" der gemeente, die opzicht heeft over de Kerk, en haar regeert, met de dienaren des Woords. Tot zover ligt de nadruk dus op de regering.

Even later wordt echter gezegd, dat de Dienaren des Woords en de Ouderlingen tezamen vormen, een college of gezelschap, zijnde als een raad der kerk, en vertonende de gehele gemeente. Het ambt van ouderling houdt dus ook in, dat hij de gemeente vertegenwoordigt.

Deze dubbele functie van de ouderling, n.l. dat hij de gemeente regeert èn vertegenwoordigt, zullen wij ook in het oog moeten houden, als wij vragen naar zijn taak op de Doopzitting. In die dubbele functie is ook gegeven de spanning, de verontrusting, die hem, als het wèl is, gedurig vervult omtrent de vraag, hoe hij zijn ambt op de rechte wijze zal uitoefenen.

Daar komt een vader ter Doopzitting. Hij vraagt om de Doop voor zijn kind. Hij geeft, om welke reden dan ook, de wens te kennen, dat zijn kind zal behoren tot de Kerk.

Als vertegenwoordiger der gemeente kan de ouderling zich daarover slechts verblijden. Dat er nog vraag is naar de Doop, is een zegen. Het is altijd een ontroerend gezicht, die kleine kinderen, soms bij tientallen tegelijk, te zien binnendragen in het Huis des Heeren. En wij zingen graag in zulk een dienst Psalm 22 : 16:

„Zij komen, aan, door Godd'lijk licht geleid. Om 't nakroost, dat de Heer wordt toebereid. Te melden 't heil van Zijn gerechtigheid En grote daden".

Maar als regeerder der gemeente is de ouderling opgedragen, „opzicht te hebben over de gemeente, die hem bevolen is ; naarstiglijk toe te zien, of een iegelijk zich behoorlijk gedraagt in belijdenis en wandel; die zich onstichtelijk gedragen, te vermanen, en te verhoeden dat de Sacramenten niet ontheiligd worden, zoveel mogelijk is ; ook mede tegen de onboetvaardigen, volgens de Christelijke discipline of kerkelijke tucht, te handelen, en de .boetvaardigen weder in de schoot der Kerk te ontvangen".

Hoe moet hij nu echter op Doopzitting deze opdracht vervullen ? De Doop wordt gevraagd voor het kind, doch door de ouders. Het is duidelijk, dat het opzicht van de ouderling hier bezwaarlijk betrekking kan hebben op het kind. Over een behoorlijk gedrag in belijdenis en wandel" van het kind, valt nog niets te zeggen. Toch wordt in het Formulier de mogelijkheid gesteld, dat de Sacramenten (meervoud !) ontheiligd kunnen worden — dus niet alleen het Heilig Avondmaal, maar ook de Heilige Doop. Bij de kinderdoop kan deze ontheihging (voorzover mensen kunnen nagaan), alleen plaats hebben door de ouders.

Derhalve is het duidelijk, dat hier gedacht moet zijn aan een mogelijke onoprechtheid der ouders, die de Doop vragen voor hun kind, en straks hun jawoord zullen geven op de Doopvragen.

Maar dan komt van de andere kant de vraag : mag dan de zonde der ouders oorzaak zijn, dat hun kind de Doop geweigerd wordt. Zal het kind dan moeten dragen de ongerechtigheid der ouders ?

Daarover in een volgend artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

DOOPZITTING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's