Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. Van Til over de nieuwe Theologie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Van Til over de nieuwe Theologie

11 minuten leestijd

In het December-nummer van "Getrouw" treffen wij onderstaand artikel aan, zijnde een Nederlandse vertaling van het oordeel van de Amerikaanse professor C. van Til, over de theologie van K. Barth en E. Brunner.

Velen onzer lezers zullen er prijs op stellen het te lezen. Daarom nemen wij het in zijn geheel over.

Volgens noot *) werd het artikel eerst gepubliceerd in een Chinees blad, daarna overgenomen door „The Presbyterian Guardian", en vond van daaruit zijn weg naar Holland, zoals noot **) van de redactie van „Getrouw" mededeelt.

CHRISTENDOM EN DE THEOLOGIE DER CRISIS. *) **)

Het is in de laatste tijd volkomen duidelijk geworden, dat Christendom en Modernisme twee religies zijn, die elkaar over en weer uitsluiten. Er is evenwel een derde partij ten tonele verschenen : de theologie der crisis. Haar belangrijkste vertegenwoordigers, Karl Barth en Emil Brunner, zijn als modernisten opgeleid. Maar zij zijn zeer critisch komen te staan tegenover het Modernisme en zijn grote theologen Schleiermacher en Ritschl. Bovendien pretenderen zij dat Luther en Calvijn hun geestelijke vaders zijn. Hun taal is dikwijls die van het historisch protestantisme. Tengevolge daarvan schijnen vele orthodoxe christenen te denken, dat het oude evangelie in hun spreken een nieuwe en machtige vertolking heeft gevonden. Wij geloven niet, dat dit het geval is. Zonder ons ook maar in 't minst een oordeel over het hart van haar vertegenwoordigers aan te matigen, zullen we materiaal aanvoeren ten bewijze, dat de theologie der crisis niets anders dan een nieuwe vorm van modernisme is.

DE BIJBEL.

Barth - en Brunner spreken over hun opvattingen als over een theologie des Woords. Maar zowel Barth als Brunner aanvaarden de resultaten van de negatieve of „hogere" Schriftcritiek. Beiden verzetten zich tegen de leer, dat de woorden der Schrift identiek zijn aan, samenvallen met de openbaring. Zij beweren, dat de woorden der Schrift woorden van God worden; evenwel niet vóór zij als zodanig worden aanvaard. Op die manier is de theologie des Woords per slot van rekening toch niets anders dan een theologie der ervaring en volstrekt niet een theologie des Woords. Op dit fundamentele punt zijn we teruggekeerd tot het standpunt van het oude modernisme. (Vgl. Barth, Kirchliche Dogmatik I, 2, pag. 590 ; I, 1 pag. 105 ; ook Brunner : Offenbaring und Vernunft).

OPENBARING.

Barth en Brunner spreken over hun opvattingen ook als over een theologie der openbaring. Maar zij bestrijden de orthodoxe idee eener voltooide openbaring. Volgens hen is openbaring altijd een handeling. En deze wordt nooit een feit, dan alleen wanneer het tot een wederkerig handelen van God en mens komt. Om aan dit wederkerige handelen deel te nemen, moet de mens méér dan mens worden. Door de Heilige Geest wordt de menselijke handeling van het ontvangen der openbaring Gods handeling van het ontvangen van zijn eigen woord. God kan alleen door God gekend worden. Zo zijn we teruggekeerd tot de modernistische idee van een God, die tot zelfbewustheid komt in de mens en van een mens, die tot zelfbewustheid komt in God : (Barth . K.D. I, 1, pag. 313 v. ; Brunner : Die Mystik und das Wort, en Offenbarung und Vernunft)

GOD.

Barth en Brunner spreken veel over de transcendente God. Toch verwerpen zij de orthodoxe leer omtrent God, Naar hun overtuiging is God ident met zijn openbaring. En, zoals reeds werd opgemerkt, is openbaring een proces van wederkerig handelen tussen God en de vergoddelijkte mens. Barth betoogt, dat de transcendentie Gods betekent Gods vrijheid, om volkomen ident te worden met de mens en de mens op te voeren tot volkomen identificatie met zich. Voor Brunner is God feitelijk identiek met wat hij noemt de ontmoeting tussen God en mens. Beiden zijn felle bestrijders van de orthodoxe opvatting omtrent een zelfgenoegzaam, intertrinitarisch bestaan van God. Beiden identificeren feitelijk Gods intertrinarische activiteit met zijn werken van schepping, voorzienigheid en verlossing. Zo zijn we weer teruggekeerd tot de God van Schleiermacher en Ritschl, een God, gemaakt naar des mensen beeld. (Barth : I, hoofdstuk over : „Die Freiheit Gottes" ; Brunner : Offenbarung und Vernunft).

DE MENS.

Barth en Brunner spreken over de mens als geschapen naar Gods beeld en als gevallen in zonde. Maar deze waarheden moeten naar hun eigen zeggen, niet zo worden opgevat als de orthodoxen dat doen. Het verhaal in Genesis moet niet als een historie-verhaal worden verstaan. Er was geen historische Adam. Er was geen paradijs. Er was geen val. De idee van een staat der rechtheid is eerder een toekomstideaal. Zij geeft uitdrukking aan Gods bedoeling met de mens en dus is zij, in verband met de opvatting dat openbaring een wederkerig handelen is, 't ideaal van de mens omtrent zichzelf. Maar Gods bedoeling kan door de mens gedwarsboomd worden : wat in verband met 't proces van 't wederkerige handelen betekent, dat de mens nooit leeft in overeenstemming met zijn eigen ideaal. Daarmee zijn we weer aangeland op het niveau van het Modernisme. In het evolutionistische proces vormt de mens hoge idealen voor zichzelf, maar, ten gevolge van de situatie waarin hij zelf betrokken is, leeft hij nooit ten volle in overeenstemming daarmee. (Barth, K.D. III, 1; Brunner, Der Mittler, pag. 146, Der Mensch im Widerspruch, pag. 85 v.).

CHRISTUS.

Barth en Brunner willen alle dingen Christologisch interpreteren. En zij beweren, dat hun Christus de Christus der Schriften is. Ook deze pretentie moet worden afgewezen. Hun Christus is niet de Christus van de historische, christelijke confessies. Hij is de aanduiding van het proces van het wederkerig handelen tussen God en mens. God is niets dan wat Hij ten opzichte van de mens is in Christus, en de mens is niets dan wat hij in Christus ten opzichte van God is. Vereenzelviging met Christus is Gods ideaal voor de mens en door openbaring als wederkerig handelen is Christus des mensen ideaal omtrent Zichzelf. Hij is de ware Adam. Zo worden we weer teruggeleid tot de oud-modernistische idee van een Christus, die niets meer is dan een geidealiseerd mens. Een Christus, die een vermenging is van een God, die niet afzonderlijk van Hem bestaat, en van' een mens, die niet afzonderlijk van Hem bestaat is niet de Christus der Schrift.

DE VERLOSSING. 

Barth en Brunner spreken veel over Gods souvereine genade. Afgaande op de klank van de woorden, die ze gebruiken, zou men zelfs vermoeden dat ze Calvinistisch zijn. Want voor hen is de verkiezing de bron van 's mensen verlossing. Maar, zeggen ze, de verkiezing moet Christologisch worden verstaan. Daarom is zij een proces. De schepping zelfs is in dit proces van verkiezing opgenomen. Een mens existeert niet werkelijk, dan in zoverre hij in Christus bestaat. Zelfbewustzijn vooronderstelt Christus-bewustzijn. Alle mensen zijn verworpen, maar zij zijn verworpen in Christus. Judas, zo zegt Barth, „is niet tegen Jezus" (K.D. II, 2 pag. 408). Hij is ook niet geheel en al vóór Jezus. En dat is iemand anders evenmin. Alle mensen zijn uitverkoren ; zij zijn uitverkoren als verworpenen. (Idem pag. 526). Judas vertegenwoordigt het beginsel van het kwade dat in alle mensen gevonden wordt en Petrus vertegenwoordigt de ideale volkomenheid in Christus, die óók in alle mensen gevonden wordt. Christus verenigt de verworpenen en de uitverkorenen, beiden zijn bestemd tot deelname in Gods glorie (K.D. II, 2 pag. 460). (Voor Brunner : Wahrheit als Begegnung pag. 52). Op deze wijze is de souvereine genade van de crisis-theologen volkomen acceptabel gemaakt voor de natuurlijke mens. Maar het is niets anders dan de zelfverlossing van het oude modernisme in een nieuw kleed.

DE KERK.

Barth en Brunner spreken over de verkiezing als het hart der kerk. Maar zoals zij de orthodoxe leer van de verkiezing verwerpen, zo verwerpen zij ook de orthodoxe leer van de kerk. Voor hen is de kerk identiek met het proces van de verkiezing, zoals deze beide identiek zijn met het proces, dat zij Christus noemen. Alle mensen zijn in dit provec betrokken. Als vaten des toorns zijn zij buiten, maar als vaten der barmhartigheid zijn zij binnen de kerk. Zoals de Schrift zelf vol tegenstrijdige stelsels en slechts een getuigenis van de waarheld is, zo kan een belijdenis niets anders zijn dan een pijl, die in de richting van de waarheid wijst. Aldus zijn we weer terug op het niveau van het oude modernisme met zijn begrip van kerk als plaatselijke organisatie-van vooruitgang. (Barth, K.D. II, 2 ; Brunner : Das Gebot u. s. w., pag. 300 ; Der Mensch etc, pag. 78).

HET GEBOD.

Barth en Brunner spreken van een christologisch interpreteren van de ethiek. Er is geen God los van Christus, zoals er geen mens los is van Christus. In Christus zijn de bevelende God en de gehoorzamende mens verenigd. Er is geen ander goed dan Christus en er zijn geen andere plichten dan die tegenover Christus. Christus is de norm van goed en kwaad. De ongehoorzamen zijn ongehoorzaam in Christus. Gods vonnis over hen is de verzoening in Christus. Mensen kunnen niet weten, dat zij gezondigd hebben, behalve in het licht van de in Christus aan hen geschonken vergeving ; zelfbewustzijn is Christus-bewustzijn. Deze ethiek is identiek met het proces der verkiezing. Als Ezau zijn alle mensen ongehoorzaam, maar als Jacob zijn allen gehoorzaam in Christus. Wat God van ons wil is hetzelfde als wat Hij vóór ons wil en wat Hij in ons doet. Zo zijn wij terug bij het oude modernisme, volgens hetwelk Christus de personificatie is van de idealen, welke de mensen zichzelf hebben gesteld in : de loop van het proces der evolutie. (Barth, K.D. III, I, 1, Brunner, Das Gebot etc).

DE LAATSTE DINGEN.

Barth en Brunner houden zich voortdurend bezig met de laatste dingen. Maar naar hun overtuiging hebben deze niets te maken met de kalender. Zij geloven niet in enig duizendjarig rijk. Er was geen schepping uit niet. Er was geen historische Adam. God openbaarde zichzelf niet direct in natuur en historie. De geboorte, uit de maagd Maria, de dood en de opstanding van Christus vonden niet plaats in de historie, maar in de boven-historie. En die boven-historie wordt niet gemeten met uren en dagen van de gewone historie. Er is geen verschil in datum tussen de eerste en tweede komst.van Christus. Er is geen verschil in datum tussen wat Christus deed of liever doet, voor ons en wat Hij door de Geest in ons doet. In Christus heeft God tijd voor ons ; in Christus is Hij met ons begraven, met alle mensen. In Christus wordt onze tijd Gods tijd; wij, alle mensen, zijn met Hem opgestaan. Alle openbaringsfeiten zijn aspecten van het ene grote opstandingsgebeuren, waarvan God en mens de twee correlate aspecten zijn. Zo zijn we feitelijk teruggekeerd tot het oude modernisme, dat het historische christendom verlaagt tot een philosophie, die al het gebeurde herleidt tot een monistisch proces. (Barth, Die Auferstehung der Toten).

Onze conclusie moet zijn, dat het evangelie, dat door Barth en Brunner wordt gepredikt en geleerd, hoewel het voorgedragen wordt in een orthodox klinkende terminologie, toch feitelijk hetzelfde is als het evangelie van het oude modernisme. Het is een ontkracht evangelie, een evangelie zonder God, zonder Christus, zonder genade, een evangelie naar de smaak van de natuurlijke mens en zo een evangelie van wanhoop. Het is een nieuw modernisme, verfijnder en gevaarlijker dan het oude.

*) In „The Presbyterian Guardian", een positief Christelijk tijdschrift, dat in Amerika verschijnt, werd onlangs een artikel van Prof. van Til overgenomen over het barthianisme. Het verscheen voor het eerst in „Cheng Yen Pao", het officiële orgaan van de chinese interacademiale broederschap. Daaruit werd het in „The Presbyterian Guardian" overgenomen en thans geven wij het in vertaling in „Dienst". Met enkele scherpe zwarte lijnen schetst Prof. van Til deze theologische beweging, die in Nederland zijn tienduizenden verslaat en de kerk in haar fundamenten aantast.

**) Bovenstaande noot is van de Redactie van „Dienst", Maandblad voor Ouderlingen en Diakenen van de Geref. Kerken in Nederland. Het verblijdt ons, dat het artikel van Dr. Cornells van Til, Professor aan het „Westminster Theological Seminary", Philadelphia, Pa., U.S.A., hetwelk wij indertijd aan Prov. C. Veenhof te Kampen doorgaven, onder zijn toezicht vertaald en door hem in „Dienst" gepubliceerd werd. Zo doet het goed zijn dienst. Gaarne nemen wij nu het artikel over, zodat het ook in wijdere kringen zijn dienst kan doen en wij verzoeken andere Chr. bladen ons voorbeeld te volgen. Dat wij het standpunt van Prof. van Til, in zijn artikel uiteengezet, en de opmerking van Prof. Veenhof over de theologie der crisis, volkomen delen, behoeft nauwelijks gezegd te worden. Redactie „Getrouw"'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Prof. Van Til over de nieuwe Theologie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1948

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's