Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. 1 Petrus 5 : 7.

De weg van het nieuwe jaar strekt zich voor ons uit en reeds hebben we enkele schreden daarop gezet, wanneer ons blad u in handen komt.

Het oude jaar ligt weer achter ons ; het is bijgezet in het graf der eeuwen, waaruit het nimmer terugkeert. „Wij brengen onze jaren door als een gedachte". ,,Wij vliegen daarheen".

En ook nu klinkt het bevel : „voorwaarts". Zou er een, vol heimwee hangend aan hetgeen voorbij is, op de drempel blijven toeven, de onverbiddelijke tijdstroom trekt hem mee, de onbekende toekomst tegemoet. Daarbij is die toekomst donker, somber. En deswege vervult zorg onze ziel, bekommernis drukt ons neder.

Doch let nu op, welk een liefdevolle raad u in uw bekommernissen van Godswege tegenklinkt.

,,Werpt al uw bekommernissen op Hem, Want Hij.zorgt voor u".

Hier wordt u dus toegeroepen dat ge uw bekommernissen moet weg werpen, en waarhéén gij ze moet werpen en waarom gij ze moet wegwerpen.

Indien al ooit, dan beleven wij nu zeker een tijd, waarin de zorgen zich ontstellend hoog opstapelen. Een tijd, waarin de noden zich als bergen opeenhopen, onoverzienlijk, onoverkomelijk, 't Is één en al bekommernis; ons hart, ons hoofd, ons leven is er vol van, boordevol.

We willen het niet zo bekennen tegenover elkander, we houden ons groot en flink, zolang een ander ons gadeslaat. We maken misschien eens een wrange grap tot elkander en proberen er om te lachen , maar daar binnen is de zorg, de vrees, de nood.

Want, al trachten wij het ons te ontveinzen, het zwerk is donker. Dreigende wolken pakken zich al meer' samen boven onze wereld, en werpen hun sombere schaduw ook over ons land en volk. En de toekomst spelt onheil met zwarte letters.

„Ware de mens niet zo verwaand, hij zou nauwelijks durven leven is er eens gezegd. Doch daarmede ontkomen we niet aan de werkelijkheid, welke als een vervaarlijke reus voor ons staat, om ons aan te grijpen en te benauwen.

De werkelijkheid, welke besloten ligt in de toekomst, die zich als een stikdonkere vlakte voor ons uitstrekt en met geen enkel teken iets van zijn geheimen prijsgeeft.

Wat zal het jaar ons brengen ? Wat heeft de Heere God besloten ? De angstige vragen vermenigvuldigen zich in verbijsterende warreling.

Zal er weer oorlog zijn, vreselijker dan ooit te voren? Oorlog , waarin men  mensen slacht gelijk beesten". Zal ons land weer door moeten onder de gesel der verwoesting ? Zal wederom een stortvloed van weedom spoelen over de mensheid ? Zal ons volk andermaal zijn vrijheid verliezen en gruwelijker dan ooit ondervinden wat het betekent, wanneer vreemden over ons heersen ?

Hoe zal het in Indië gaan, wat staat onze jongens te wachten ? Zal het daar spoedig komen tot een rechtvaardige vrede ?

Wat zal er van de Kerk worden ? Zal zij staande blijven, of worden meegesleurd in de maalstroom, welke bezig is haar muren te ondermijnen ?

Wat staat ons in onze gezinnen te wachten ? Gezondheid of ziekte ; voorspoed of teleurstelling ? Zal de zwarte koets voorrijden, om een der onzen weg te brengen ? Of — zullen wij het misschien zelf wezen ? Want het ogenblik komt, dat de grote punt achter ons leven gezet wordt. En het einde is het grote begin.

Waarom nog meer vragen, die we met tientallen kunnen vermeerderen. Altemaal vragen, zorgen, angsten — in één woord : bekommernis, welke, ons als een zware last terneder drukt.

Dat alles geldt neg slechts de toekomst, welke wij vrezen, maar die ons overigens geheel onbekend is.

Anders staat het met de zwarigheden, die wij mee torsten uit het oude jaar in het nieuwe ; wij kennen ze terdege.

Tegenspoed, zorg, verdriet, rouw — drukkend kruis, dat de schouders knelt en de ziel verwondt.

En dan — draagt ge het pak van uw zonden nog mede ? Uw zonden, al die zonden, welke u zo ver van de Heere God hebben afgetrokken; welke u schuldig stellen voor Gods aangezicht ? Gaat ge gebogen onder het besef, dat ge alles te vrezen en niets te hopen hebt ?

Kunt ge de psalmist bijvallen, die verzucht : ,,Ik ben bekommerd vanwege mijn zonde."

Mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd, als een zware last zijn ze mij te zwaar geworden."

Of — weegt het u zwaar, dat ge altijd weer zoveel bederf in uzelf ontdekt, zonden van achteloosheid, ondankbaarheid, begerigheid, wereldsgezindheid ?

Al die zwarigheden hangen als een donkere sluier over ons bestaan. Ze drukken ons neer, vermoeien ons, maken ons verdrietig.

Of we lopen, of zitten, of liggen op onze legerstede ; of we aan de arbeid zijn of rusten — altijd zijn daar de bekommernissen, die ons als een last bezwaren, die ons leven moeilijk maken. En we zuchten om hulp, om bevrijding welke toch niemand ons geven kan.

Wel, en dan komt daar zulk een liefdevolle vermaning, een hemelse raadgeving : werp al die bekommernissen, die u zo neerdrukken, weg! Werp ze weg ! Wat zegt ge daar ? Ja zeker, werp ze weg, dan zijt gij ze kwijt ! Kan dat maar zo eenvoudig ? Het staat er : werp ze van u !

Toch is het lang niet onverschillig, waarheen gij uw bekommernissen werpt.

Verstaat ge de bedoeling niet ?

Op zichzelf is de zaak zeer verklaarbaar. Wanneer ik zwoeg onder een zware last, die mij ter aarde drukt, die mij zo onzegbaar vermoeit, die mij amechtig en verdrietig maakt — dan stel ik toch alles in het werk, om die last af te werpen. Weg er mee ! Ik moet er van los, er onder uit, zodat ik mij kan oprichten en vrij ademhalen, om dan voorwaarts te treden — bevrijd, verlost. Ja, die begeerte, die poging is alleszins verklaarbaar. Maar wanneer nu die last op mijn rug is vastgesnoerd met sterke riemen, met ijzeren kettingen — ach, dan tob ik mij tevergeefs af en al mijn moeite is vruchteloos. Om het ten slotte op te geven : ik kan mijzelf van die last niet verlossen : nimmer, nimmer kom ik er onder uit. En zou het dan gelukken, om die last met uiterste krachtsinspanning een weinig op te tillen — onmiddellijk valt hij, weer neer op mijn vermoeide rug en zijn zwaarte is als verdubbeld.

Jawel, er kan licht gezegd worden : werp die last weg, dan zijt ge hem kwijt — het moet maar kunnen.

Met onze bekommernissen staat het niet anders. We willen ze kwijt, we willen er af, zodat we rust en vrede en vreugde kennen. En we proberen er onder uit te komen ; we spannen onze geestelijke krachten in, om ze met een grote boog van ons af te werpen, vèr weg.

De een zoekt vermaak en vertier en gezelligheid, en waarlijk, dat verdooft de pijn enigermate en doet de vermoeidheid een ogenblik vergeten, — maar daarom is de last niet weg.

De ander is een optimist, en hij praat zich zelf voor, dat het toch nog erger kon. Ja, hij weet zo toch tot zich-zelf te spreken, dat hij zich opgelucht voelt in een onecht wel-zijnsgevoel — maar daarom is de last niet weg.

Velen stompen af, worden geestelijk suf en ongevoelig en het lijkt, alsof dezulken hun lot vrij gemakkelijk dragen — maar daarom is de last niet weg.

,,Wel" roept menigeen, ,,wat zullen wij tobben ! Wij doen net, alsof er geen pak op onze schouders ligt. Laten we van het leven maken, wat er van te maken is. Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij!" — maar daarom is de last niet weg.

,,Waarom zal ik mijn leven donker en somber maken, door te denken aan dood en oordeel en eeuwigheid. Weg met die gedachten, zo ver mogelijk weg — maar daarom is de last niet weg.

,,Wij behoeven helemaal geen bekommernis te hebben" roemen velen. „Wij zijn vroom en Jezus is natuurlijk ook onze Zaligmaker" — maar daarom is de last niet weg.

Wij komen immers nooit onder onze bekommernissen uit, want zij zijn aan ons verbonden, zij behoren bij ons, ze zijn, om zo te zeggen, een stuk van ons zelf.

,,Maar, spot de Heere God dan met een mens, door ons bij monde van de Apostel toe te roepen : Werpt al uw bekommernis weg ; al uw bekommernis. Houdt niets achter !"

Neen, de Heere drijft nooit de spot met de mens ; Zijn raad is eerlijk, welgemeend, liefdevol.

Maar nu zijn we aan het punt : de hemelse raadgeving luidt : „Werpt al uw bekommernis weg — doch werp ze weg op Hem. D.w.z. op de Heere God. Zoals Psalm 55 het duidelijk aangeeft : ,,Werp uwe zorg op de Heere". Op Hem, op de Heere ! Nu gaat er een rijk licht op over onze tekst.

Maar komen we dan zó in één keer van onze bekommernis af ; raken we dan zó onze moeilijkheden, onze zorgen, onze noden, ons leed en onze rouw, onze zonden in eens kwijt ?

Dat zegt onze tekst niet. ,,Werpt uw bekommernis op Hem". Wat denkt ge, is de Heere niet machtig, om dat pak van uw bekommernis los te maken ; is Hij niet barmhartig, om het van u af te nemen. Zou Hij u dan niet de kracht kunnen schenken, om die last waarlijk van u te werpen ? 

O, wat buigt de Heere zich diep neder in Zijn genade : Hij wil het zware pak ontbinden, van u wegnemen, van u overnemen, zodat gij het kwijt zijt.

Hoe kan Hij zich zoveel laten gelegen liggen, aan een nietswaardige, schuldige mens ! In Christus Jezus buigt God zich zo diep neder ; om de verzoenende en verlossende arbeid van Zijn Zoon wil Hij te doen hebben met zondaren, wil Hij hun liefelijke raad schenken, wil Hij hen bekwamen, om aan die raad gevolg te geven.

Op Hem. Of heeft God niet alle zonde en schuld, alle oordeel en straf, alle leed en moeite, alle krankheid en pijn, in één woord : alle bekommernis, op Hem. gelegd, op de Middelaar en Borg, opdat Zijn volk rust en vrede en vreugde mag smaken. 

Gij kunt uzelf niet helpen, niet in tijdelijke, en nog veel minder in, eeuwigheidsnood en  bekommernis. ,,Duizend zorgen, duizend doden, kwellen mijn angstvallig hart, O, voer Gij mij uit mijn angst en noden."

Heere, ik ben een zondaar, die Uw oordeel ten volle waardig is ; en ook, wanneer Gij mij tuchtigen en beproeven wilt. Uw doen is rechtvaardig en goed — maar geef mij, hulpeloze mens, de vrijmoedigheid en de kracht, schenk mij genade, om al mijn bekommernis van mij af te werpen, op U. Want dan ben ik die waarlijk kwijt."

Het is niet zonder grote oorzaak, dat de Heere God zulk een liefdevolle raad doet uitdragen, welke tevens een vriendelijk vermanende nodiging is. Waaróm moet gij al uw bekommernis wegwerpen op Hem ? Wel, dan zijt gij, bekommerde, uw bekommernis, uw neerdrukkende last kwijt. Maar dat is het niet alleen. Och, wat zal ik beginnen, ook al is mij de last ontnomen, zodat ik vrij mag ademhalen. Kan ik dan voor mijzelf zorgen ; voorzien in mijn behoeften voor tijd en eeuwigheid ?

Kijk, daar zit ge meteen al weer onder nieuwe bekommernis. Neen, onze tekst zegt wat beters : ,,Werpt de bekommernis van u af op Hem, eigenlijk staat er : gij moet voortdurend bezig zijn die van u af te werpen, want Hij zorgt voor u." Daar hebt ge de reden, de diepste grond blootgelegd.

Want Hij zorgt voor u. Hij zal u onderhouden. Ge behoeft niet voor u zelf te zorgen, ge kunt het ook niet. Al uw bezorgdheid en getob, al uw bekommernis geeft u geen enkele snede brood ; neemt geen enkele zonde van u weg; vermindert in geen enkel opzicht uw schuld tegenover God; opent de hemeldeur niet op de smalste kier.

Hij zorgt voor u. Hoe zullen we de rijkdom van dit woord enigermate vatten ! Hij, de Almachtige, de Eeuwige, Schepper van hemel en aarde. Hij acht het niet beneden zich, om voor een mens, een sterveling, een zondaar, te zorgen.

Het moge soms schijnen, dat Hij hen vergeet, die het angstig hart tot Hem verheffen en hun smeekgebed opzenden — het is schijn. Het moge soms schijnen, dat Hij de zondaar, die zich voor Hem aanklaagt vanwege zijn zonden, achteloos behandelt en aan zichzelf overlaat, overgeeft aan smart en leed en rouw en dat Hij Zich terugtrekt — het is schijn.

Hij zorgt voor u, die het waagt uw bekommernis op Hem te werpen. Voor u, die belijdt : „Ach Heere, ik weet het niet en ik kan het niet. Bij mij is zonde en ellende en schuld. Wees Gij toch mijn hulp, verlos mij, ondersteun mij, om Christus' wil." De Heere is getrouw — wat Hij belooft, volbrengt Hij. En Hij is zo machtig, om het te doen, want „wat Zijn liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet."

Hij zorgt voor u. Dat is voldoende voor tijd en eeuwigheid.

,,Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u." Gij ligt Hem na aan het hart, Hij bekommert zich om u. Dat is goddelijke zorg, waarbij alle menselijke zorg, hoe teder, te kort schiet.

Hij neemt de bekommernis van u weg, neemt die van u over, en wat meer is — Hij neemt uzelf er bij.

Zie dat kleine kind — het is zo moe, het kan bijna niet meer voort en het moet meegetrokken worden, terwijl het klaagt en schreit. En wat doet vader ? Hij neemt het kind op zijn sterke schouder. Het kind, met zijn vermoeienis, met zijn verdriet — geheel en al. „Hij helpt niet enkel dragen, maar draagt uzelven mee". Kunt ge uw lot en leven niet in Zijn handen leggen ? Durft ge niet — of wilt ge niet ? Maar wat dan ; van wie verwacht ge dan hulp en heil ?

,,Daarom zeg Ik u : ,,zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult. Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren, en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij ze niet zeer veel te boven ? En wat zijt ge bezorgd voor uw kleding ? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen ; zij arbeiden niet en spinnen niet, en Ik zeg u, dat ook Salomo in al zijn heerlijkheid niet is bekleed geweest gelijk een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat heden is en morgen in de oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen ? "

Hij zorgt voor u. Want in Christus heeft Hij de rijkdom Zijner genadeschatten ontsloten, om ze uit te, delen aan mensen, aan zondaren, die elke weldaad verbeurd hebben. De Heere past ieders deel af en het is vaak zulk een overvloedig deel. En als de goedheid des Heeren er in geproefd mag worden, wel, dan is het 't beste deel.

Zeker, gij hebt het meer dan eens moeilijk gehad, wellicht op deze zelfde dag. Maar heeft Hij u niet doorgeholpen tot vandaag toe? Zal Hij dan niet voortgaan met u te verzorgen in alle nooddruft van lichaam en ziel. Want waar Hij het lichaam verzorgt, daar wil Hij toch zeker ook de ziel met Zijn genadezorg omringen. ,,Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? 

0£ zijf ge niet in Bethlehem geweest ? Hebt gij in de geest niet neergeknield bij de kribbe, waarin het Kind lag ? Hebt ge Hem niet aangebeden, de geboren Koning, die gekomen is, om zondaren zalig te maken ? Om mensen, die beseffen, dat ze verloren zijn, te behouden ? Hem, de Koning, die nu troont in heerlijkheid, die het ganse wereldbestuur in Zijn almachtige handen houdt, trots alle machthebbers en onruststokers op de aarde ?

,,Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u."

Of hebt ge geen bekommernis ; zijt gij koud en onverschillig ? Of hebt ge een godsdienst, waarin geen plaats is voor de Zaligmaker van zondaren ?

Ja, de tijdelijke dingen, zij weten de mens in beweging te brengen, en het hart is zo spoedig vol van wrevel en opstand.

Zijt ge al eens bekommerd geweest vanwege uw zonden ? Dat is ook bekommernis. Ik meen, dat is de rechte, diepe bekommernis, welke het meest terneerdrukt. Als ge voor eigen rekening staat, betekent dit uw eeuwige ondergang. Maar gij, bekommerde, waar ge ook mee zit, wat u ook knelt en drukt, werpt de last van u af op de Heere.

„Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven." Klem u vast aan dit woord, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. In Hem ligt alle goed, alle heil en Zegen besloten, voor dit nieuwe jaar, voor tijd en eeuwigheid.

Daarom, weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken met dankzegging, bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en uwe zinnen bewaren in Christus Jezus."

(Lienden) (Gld.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 januari 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 januari 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's