Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Borg van een beter verbond

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van een zoveel beter verbond is Jezus borg geworden. Hebreen 7 vers 22.

Het lijden van Christus op deze aarde is een lijden geweest voor de verlossing van Zijn volk. Om hun zonden is Hij verwond, om hun ongerechtigheden is Hij verbrijzeld. De straf, die hün de vrede aanbracht, was op Hem en door Zijn striemen is hün genezing geworden.

Daarom is het lijden van Christus een verzoenend en plaatsbekledend lijden geweest, waarin Hij de zonden der Zijnen op Zich heeft genomen en Hij voor hen tot in de dood des kruises de Vader gehoorzaam is geworden.

Doch daarom kan ook in onze tekst van Hem gezegd worden, dat Hij borg van een beter verbond is geworden. Want een borg is iemand, die zich geldelijk voor een ander aansprakelijk stelt, wanneer deze in gebreke blijft om aan de verplichtingen, die op hem rusten, te voldoen. 

En nu heeft Christus Zich niet geldelijk aansprakelijk gesteld. Want niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, maar slechts door het bloed van Jezus Christus, als van het onbestraffelijke en onbevlekte Lam, dat vóór de grondlegging der wereld geslacht is, kunnen wij behouden worden.

Maar als de Borg van al degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn, heeft Christus op Zich genomen om hun schuld te betalen. Om te lijden, hetgeen zij vanwege hun zonde verdiend hadden. Doch tevens om te volbrengen, wat zij volbrengen moesten, maar niet volbrengen konden. En om daardoor een eeuwige gerechtigheid en een eeuwige verlossing voor hen aan te brengen.

Wij zullen bij dit feit, dat Christus borg geworden is, allereerst kunnen denken aan de raad des vredes, waarin God het raadsplan der verlossing ontworpen heeft en Hij voorgenomen heeft om voor de mens, die in moedwillige ongehoorzaamheid Zijn verbond verbreken zou, in Christus Jezus een weg des behouds te ontsluiten. Want God laat het menselijk geslacht, dat van Hem afvallig is geworden, niet voor eeuwig omkomen. Hij heeft gekend degenen, die Hij in Chrisus zaligen wil. En Hij heeft daartoe Zijn Zoon tot Middelaar verkoren.

Doch toen, in de raad des vredes, heeft Christus Zich reeds voor de Zijnen borg gesteld, toen reeds heeft Hij Zich verbonden om te doen de dingen, die bij God te doen waren om de zonden Zijns volks te verzoenen.

En dat aanstonds na de val, de belofte der verlossing aan Adam gegeven wordt. Dat gedurende het gehele Oude Testament de profetie weerklinkt van de komende Zaligmaker. En dat in de volheid des tijds de Zone Gods in de stal van Bethlehem geboren wordt, het is alles de vervulling en verwezenlijking van wat in de raad des vredes vastgesteld en door Christus Zelf in de raad des vredes op Zich genomen was.

Want ook onder het Oude Testament is er geen zaligheid zonder en buiten Christus geweest. Maar in het Nieuwe Testament komt Christus om Gods welbehagen te doen. Hij komt om de schuld te verzoenen en om te herstellen wat de eerste mens door zijn zonde verdorven had.

En daarom kan in ons tekstwoord ook van Hem gezegd worden, dat Hij borg geworden is.

Wat Hij op Zich genomen heeft, heeft Hij vervuld. Hij is uit de hemelen neergedaald en is mens geworden. En door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid heeft Hij de wil des Vaders in volkomenheid volbracht. En al degenen, die in Hem geloven, zij weten, dat zij door hun overtreding en zonde de toorn Gods verdiend hebben en Zijn gunst niet waardig zijn. Maar zij mogen óok weten, dat God voor een verloren mensenkind in Christus heil beschikt heeft en dat een iegelijk, die in Hem gelooft, het eeuwige leven heeft.

Onze tekst zegt echter niet slechts, dat Jezus borg, maar dat Hij borg van een beter verbond is geworden. En met dat betere verbond wordt het nieuwe verbond bedoeld, dat met de komst van Christus in vervulling is gegaan.

De apostolische schrijver heeft in ons teksthoofdstuk immers gesproken van de verhevenheid van Christus boven de Levietische priesters en in de beide verzen, die aan onze tekst voorafgaan, heeft hij er op gewezen dat Christus met eed zwering priester is geworden.

Van een aanstelling der Levietische priesters met het zweren van een eed voor God, wordt in het Oude Testament geen melding gemaakt. Maar Christus is tot priester aangesteld door Hem, Die, zoals in de 110de Psalm ons wordt geleerd, tot Hem heeft gezegd : De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen; Gij zijt priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.

En dan trekt de apostolische schrijver daaruit de conclusie, dat voor zoveel Christus in onderscheid met de Levietische priesters met eedzwering priester geworden is, zoveel ook het nieuwe verbond boven het oude verheven is en Jezus derhalve van een beter verbond borg geworden is.

Want reeds vóór de val heeft God in het Paradijs met de mens het verbond der werken gesloten, waarin aan de mens wordt toegezegd, dat hij, als hij aan Gods gebod gehoorzaam blijven zal, het eeuwige leven ontvangen zal.

Maar de mens zondigt. Het werkverbond wordt van des mensen zijde verbroken. En de mens, die van God afgevallen is en Gode ongehoorzaam geworden is, zal moeten leren, dat uit de werken der wet geen vlees voor God gerechtvaardigd kan worden en hij slechts uit genade zalig kan worden.

Want na de val heeft God naar de rijkdom Zijner eeuwige ontferming, waarvan geen schepsel de diepte kan peilen, een ander verbond met de mens opgericht, het verbond der genade, dat niet afhankelijk is van des mensen werk, maar dat gegrond is in het werk van Christus.

En in dat verbond der genade wordt de mens de prediking gebracht, dat bij God uitkomsten zijn tegen de dood en dat God Zelf zal doen, wat de mens onmogelijk is.

Doch in dat verbond der genade is een oud verbond en een nieuw verbond. En van dit nieuwe verbond geldt nu, dat Jezus daarvan borg geworden is, omdat Christus ook onder net oude verbond wel de Borg geweest is, door Wie degenen, die geloofden, behouden werden, maar omdat met de komst van Christus in het vlees het nieuwe verbond, dat reeds onder het Oude Testament voorzegd is (Jeremia 31 vs. 31—-34), werkelijkheid geworden is.

En dit nieuwe verbond mag dan een beter verbond worden genoemd, wijl het niet slechts tijdelijk is en bestemd is om straks weer door een ander vervangen te worden, maar wijl het een eeuwig verbond is, waarin Christus de schuld Zijns volks heeft weggedaan en waarin Hij als de Borg en Middelaar van Zijn volk door Zijn voortdurende voorbede, ook in het hemels heiligdom voor hun zaligheid werkzaam is.

Doch dan zal voor ons nodig zijn te weten, dat Hij de Borg is, Die aan het vloekhout ook voor ons heeft betaald en dat Hij ook voor ons de Borg van een beter verbond is, door Wie de weldaden en zegeningen van dit verbond ons geschonken worden.

Wij kunnen toch aan de eis van Gods recht niet voldoen.

Wij kunnen aan God het rantsoen der verlossing niet geven en wij kunnen niet de gerechtigheid verwerven, waardoor wij voor Hem bestaan kunnen.

Wij liggen onder de vloek en het oordeel Gods, zoals ieder leert beamen, die door de Heilige Geest zichzelf in zijn verlorenheid en schuld leerde kennen. En daarom zullen wij ook alleen behouden kunnen worden door Hem, die als de Borg en Zaligmaker der Zijnen voor al degenen, die Hem gehoorzaam zijn, verzoening heeft tot stand gebracht.

Maar deze Borg en Zaligmaker, Die aan het kruis van Golgotha voor een verloren volk gestorven is, Hij is de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid. En ook wij, wij keren in de dwaasheid en de vijandschap van ons natuurlijk hart, ons van Hem af.

Daarom staan wij buiten het heil, dat Hij gewrocht heeft en wij staan buiten de heilsweldaden Gods, die slechts in het nieuwe en betere verbond ons deel kunnen zijn.

En hoe noodzakelijk daarom, dat door de werking van de Heilige Geest onze ogen geopend worden, waardoor wij ons zelf in onze overtreding en zonde leren zien.

Doch hoe noodzakelijk eveneens, dat wij door de werking van die zelfde Geest de overste Leidsman en Voleinder des geloofs mogen zien. Die voor de vreugde, welke Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en de schande heeft veracht en Die als de Borg van het betere verband gezeten is in de hoogste hemelen aan de rechterhand Gods.

Want dan zullen wij de lijdende Borg in Zijn vernedering, maar ook de Koning in Zijn schoonheid zien.

Wij zullen Hem zien als Degene, Die Zich om onzentwil in de dood heeft overgegeven en Die onze schuld tot de laatste quadrant penning betaald heeft.

Maar door Hem zullen ook al de zegeningen van het eeuwig verbond der genade en der verzoening ons toevloeien, waardoor alleen voor ons verlossing mogelijk is. En in de zegeningen van dat verbond, die door de Heilige Geest aan ons hart worden toegepast, zal de vrede en de vreugde onzer ziel zijn.

(Gorinchem)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's