Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NAAR DE BELIJDENIS TOE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NAAR DE BELIJDENIS TOE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij moeten naar de belijdenis toe, — zo kan men vernemen, als men vraagt, wat men eigenlijk wil met b. v. het z. g. n. kerkelijk gesprek.

Kan men dat ernstig nemen ?

Duidt het op een welbewust streven ? 

Hoe moeilijk het dikwijls kan zijn, als men acht geeft op wat er op kerkelijk erf wordt geschreven en beweerd, wordt het ,,naar de belijdenis toe" bij besprekingen over kerkelijke aangelegenheden ook vernomen uit de mond van personen, wier ernstig bedoelen niet in twijfel mag worden getrokken.

Dit is van te méér betekenis, omdat de groepen, die gedurende tientallen van jaren voor de belijdenis opgekomen zijn, niets liever kunnen wensen dan een weg, die naar de belijdenis toe kan leiden.

Het gemeenschappelijk doel zou daarmede zijn uitgedrukt, dat inderdaad een overwinning der richtingen zou kunnen betekenen, en een gezonde toestand in het leven roepen.

Indien dat juist is, zou het slechts een kwestie van methode zijn. Het doel zou naderbij komen, indien men het ook kon eens worden over de methode.

Het ,,kerkelijk gesprek" zou dan één der middelen bedoelen te zijn.

Wij willen niet ontkennen, dat het mogelijk is door het gesprek iets te bereiken, hoewel de resultaten tot nog toe niet bepaald veelbelovend mogen heten. Wellicht lijdt deze weg nog altijd onder de fouten van de opzet.

Aanvankelijk door Gemeente-opbouw ter hand genomen, valt er wel een en ander op te merken, waaruit het onbevredigend resultaat verklaard kan worden. Wij hebben trouwens van meet af bezwaren geopperd tegen de wijze, waarop men deze zaak ter hand heeft genomen.

Men kan toch het kerkelijk gesprek zien binnen het kader van de maatregelen, die getroffen worden om de invoering van een nieuwe kerkorde voor te bereiden.

Immers niet opheffing, maar overwinning van de richtingen tot een kerkelijke saamleving zou in het voorbereidend streven pas­sen en door een kerkelijk gesprek bevorderd kunnen worden, mits dit gesprek kerkelijk wordt behandeld en geleid.

Dat betekent allereerst, dat de interim- Synode, welke met die voorbereidende taak is belast, zich over deze leiding en behandeling had behoren te bezinnen om daaraan ook een kerkelijke uitvoering te geven. Dit nu is althans niet op zulk een wijze geschied als met het bovengestelde doel wel in overeenstemming zou geweest zijn.

Men heeft zich verlaten op een zeker idealisme, gesterkt door een schier algemene good-will, welke zoiets als een gelijkschakeling der richtingen zou kunnen verdragen. Daarbij heeft men de betekenis van het kerkelijk dogma wel wat onderschat en niet minder de halsstarrigheid van een niet-confessioneel dogmatisme, welke niet zelden sterker is dan men geneigd is aan te nemen.

Er is ook gesproken van de werking van de Heilige Geest, van staketsels, die wij daaraan in de weg leggen, van vrijheid, en wat niet al meer, maar zo daar enige gemeenschap des geloofs is met de Vaderen, zal men rekening houden met de werking van de Heilige Geest ook in hun belijdenis, die nog altijd de belijdenis der kerk is.

Dan hebben wij nog niet gesproken van de invloed der z.g. nieuwe theologie, welke voor velen op de klank af meer aantrekkelijk schijnt te zijn, dan de bezinning op de confessie, waarvan zij in belangrijke geloofsstukken afwijkt. 

Een werkelijk kerkelijk gesprek behoorde van de confessie uit te gaan, de richtingsverschillen aan haar te toetsen, en, indien daartoe aanleiding mocht zijn, bij het licht der Heilige Schrift te onderzoeken.

Daarbij zouden de verschilpunten niet alleen in hun geestelijke achtergrond zijn ontdekt, maar zou ook aan de dag getreden zijn, dat de diepste oorzaak van de tegenstrijdige meningen in een Schriftbeschouwing schuilt, die met de reformatorische belijdenis in strijd is.

Dit is het centrale punt in de tegenwoordige stand van zaken op het terrein van kerk en theologie. Hét is juist dit punt, dat niet aan de orde wordt gesteld en niet zonder schroom wordt vermeden.

Het is toch zó, dat iemands standpunt, jegens de belijdenis ingenomen, ten enenmale afhankelijk is van zijn standpunt ten aanzien van de Heilige. Schrift. Wie met de Vaderen belijdt dat de Heilige Schrift Gods Woord is, aanvaardt de confessie, omdat zij met dat Woord in overeenstemming is.

Voor een iegelijk, die daarvan kennis neemt, moet het duidelijk zijn dat hij, die de eerste artikelen der Ned. Geloofsbelijdenis onderschrijft, welke over de Heilige Schrift handelen, alle artikelen onderschrijven kan, zijnde met haar in overeenstemming.

Juist, omdat dit voor een ieder, die zich hiervan rekenschap wil geven, zo duidelijk is, kan het geen vertrouwen wekken als mannen, die op de noodzakelijkheid van de eenheid en op het belang van het kerkelijk gesprek wijzen, de enig radicale weg afwijzen en niet van de confessie willen uitgaan. Dit is niet zo onverklaarbaar, want men heeft meer dan een sterk vermoeden, dat een toetsing aan de confessie de diepgang der controversen zodanig naar voren zou brengen, dat enige synthese of overeenstemming onmogelijk zou blijken.

Zulk een kerkelijk gesprek zou alleen tot de conclusie kunnen voeren, dat een verder spreken over de grondslag en de fundamentele punten der confessie geen zin meer kan hebben, omdat men zou zijn doorgestoten tot de tegenstelling der gezindheid des harten, welke zich door de menselijke rede niet laat bekeren.

,,Naar de belijdenis toe". Deze leuze is gerechtvaardigd, indien men de richtingen bepaalt bij het geloof, gelijk dit in de confessie der kerk uitdrukking heeft gevonden, zijnde het grondvlak, waarop de kerkelijke gemeenschap staat en zich beweegt.

In dit licht moet het duidelijk worden, dat niet alle richtingen even ver van deze grondslag zijn afgedoold, hetgeen bij confrontatie aan de belijdenis dan ook zou blijken.

Wie zegt : „naar de belijdenis toe", geeft in beginsel toe, dat de belijdenis goed is. En ofschoon er ook ten aanzien van de confessionele groepen van afwijking van de belijdenis kan worden gesproken — hetgeen intussen zijn oorzaken heeft in de kerkelijke wanorde, leeft in deze groepen toch de gezindheid om kerkelijk naar de belijdenis te willen leven.

Deze zullen ook geen bezwaar maken om aan de belijdenis geconfronteerd te worden en hun volle medewerking te verlenen bij de oplossing der vraagstukken, die zich in deze weg voordoen.

Alleen in die weg kan het richtingsvraagstuk een oplossing tegemoet gaan. Immers ook de geschilpunten met verder van de belijdenis afstaande groeperingen, kunnen in deze weg onder de ogen worden gezien en. aan de toets van Schrift en belijdenis worden onderworpen.

Gelet op de uitingen der verschillende richtingen en de geestesgesteldheid, welke zij verraden, kan niemand aannemen, dat een ,,kerkelijk gesprek" op deze grondslag en naar die methode geleid, allen in eenstemmigheid en eensgezindheid zou saambrengen in één geloofsgemeenschap op de grondslag der confessie.

De waarlijk vrijzinnige geesten zullen zich onder een waarlijk kerkelijke saamleving niet voegen, wijl zij óf in het geheel niet van confessionele gebondenheid willen weten, en het voorbehoud ener individuele interpretatie voor zich opeisen.

Het kon verder wel eens blijken, dat vrijzinnigheid ook wordt aangetroffen buiten de kring, die zich als zodanig aandient.

Ten aanzien van de hardnekkige dissenters en vrijzinnigen, zou de kerk zich voor een taak van kerkelijke tucht zien gesteld, waarbij de gespreksvorm in een procedure moet overgaan, welke beantwoordt aan de verantwoordelijkheid der kerk om te zorgen voor een zuivere bediening des Woords. 

Het ontwerp-kerkorde wil in die behoefte voorzien door ontheffing van en ontzetting uit het ambt mogelijk te maken. Men kan daarin een bewijs zien, dat die verantwoordelijkheid der kerk wordt erkend, en van de veronderstelling, dat het noodzakelijk kan zijn tot zulk een maatregel over te gaan. 

Zonder twijfel staan wij hier voor het moeilijkste stuk, dat, van het hoogste belang voor de gezondmaking van het kerkelijk leven, bijzondere eisen stelt aan het beleid, opdat het waarlijk sanerend werke, gelet op de allengs voortgeschreden ontaarding van het kerkelijk leven.

Indien men echter het criterium der confessie niet aangrijpt, maar zich in de ruimte van een boven-confessioneel ,,belijden" plaatst, waarbij de grenzen der richtingen a priori worden uitgewist, zal de leuze ,,naar de belijdenis toe" een misleidende fictie blijken te zijn, omdat men zich op een standpunt heeft geplaatst, hetwelk onbestaanbaar moet worden geacht en in strijd met het confessioneel karakter, hetwelk de openbaring der kerk op aarde typeert.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

NAAR DE BELIJDENIS TOE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's