Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Gerechtvaardigd uit het geloof

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus. Romeinen 5 vers 1.

Wanneer we de Romeinenbrief in zijn geheel lezen, zullen we bemerken, dat daar één zaak in het middelpunt staat. Het grote schema van deze brief is : de rechtvaardiging des zondaars voor God, niet uit de werken der Wet, maar door het geloof in Jezus Christus.

Indien ergens in de Heilige Schrift troost wordt geboden aan de aan zichzelf ontdekte zondaar, dan is het hier. Hier wordt beschreven, hoe de mens, die eerst zonder God leefde, in de weg des geloofs, alleen uit genade, mag opklimmen tot de machtige, allesoverwinnende jubel der ziel: . . .. . ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven . . . . . ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onze Heere".

,,Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus".

Ziehier het Evangelie, waarin de kinderen Gods van alle eeuwen kracht en troost hebben gevonden. Met dit Evangelie zijn de Kerkhervormers onder de volkeren opgetreden ; met deze waarlijk goede, blijde boodschap in het hart hebben onze vrome vaderen de kracht gehad om de strijd aan te binden tegen de dwaalleer van Rome, tegen de machten der duisternis ; hiermee hebben ze vervolging en marteldood moedig en blijmoedig in het aangezicht gezien; hiermee zijn ze juichend de eeuwigheid ingegaan om in .de hemel te aanschouwen wat ze op aarde hadden geloofd en gehoopt en liefgehad.

Dit is het Evangelie, waarin ook de gemeente Gods van de tegenwoordige dag haar troost en sterkte vindt; en zolang de wereld bestaat zal er geen andere grondslag zijn voor de enige troost in leven en in sterven. Gerechtvaardigd zijn, dit is vrijgespro­ken van zonde en schuld en straf ; deelachtig de gerechtigheid, d.w.z. in overeenstemming verklaard met de heilige Wet Gods, zodat haar verdoemende en veroordelende kracht de zondaar niet meer treft. „Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn".

Het is juist de ernstige vraag van de ontdekte zondaar : ,,hoe zal ik ooit van mijn zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden ? "

En dan geeft de Heilige Schrift geen ander antwoord dan dit: alleen door een oprecht geloof in Jezus Christus. Dus niet rechtvaardig door enig werk, niet door een goede gestalte, niet door boete of berouw over de zonde, maar alleen door, uit het geloof.

Geen verdienstelijk werk of waardigheid van de mens komt bij God in. aanmerking. Trouwens, hoe zou dit ook kunnen ! Immers de Heere oordeelt over een iegelijk onzer : „Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. Er is niemand, die verstandig is, die God zoekt. Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden, er is niemand die goed doet, er is ook niet tot één toe".

Zijt ge het met deze uitspraak Gods over u eens, lezer (es) ?

Erkent ge 't in uw hart, voor uzelf als waar ? Brengt het u in diepe verslagenheid en ootmoed op de knieën voor de troon des Heeren met de belijdenis : „ik ben onrechtvaardig ; indien Gij in 't recht zoudt treden en gadeslaan mijn ongerechtigheden, ach, hoe zou ik bestaan ? "

We staan met God niet op goede voet, als we niet op goede voet leven met Zijn heilige Wet.

En ach, zo is het van nature met ons allen. Ons ganse bestaan, ons denken, willen en begeren en handelen is in strijd met God en Zijn Wet. Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God, want het onder­werpt zich der Wet Gods niet, want het kan ook niet.

En hoe meer de Heilige Geest onze ogen verlicht om te zien en te beseffen dat de Wet goed is, des te meer zullen we onze zonde en boosheid ontdekken, onze volslagen ongelijkvormigheid aan de Wet. Als de Heere dan ons leven zo leert onderzoeken bij dat licht, dat van de Troon uitstraalt, dan kan geen enkel mensenkind in de vuurgloed Gods bestaan. ,,Niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn".

En toch - het moet er zijn, wat de Wet wil — zo alleen is de zondaar rechtvaardig voor God.

Hier komt de ontdekte zondaar voor een kloof te staan, die hij van zijn zijde niet overbruggen kan.

Maar in deze menselijke onmogelijkheid ontsluit de Heere Zijn goddelijke mogelijkheid in Zijn heerlijk Evangelie.

„Dien, die geen zonde gekend heeft, heeft God zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem". Het is Jezus Christus, de Heere onze Gerechtigheid.

In Hem is de verbrijzelde zondaar, die in zichzelf niet anders dan ongerechtigheid vindt, gerechtvaardigd voor God, vrijgesproken van zonde, van schuld en straf, en overeenkomstig de Wet gemaakt, zodat God geen zonde meer in hem ziet, evenals had hij nooit zonde gehad of gedaan.

Die gerechtigheid nu is in de tijd verworven en aangebracht door Christus Jezus. Hij is ingegaan in onze staat der zonde en des doods. De Heere deed ons aller ongerechtigheid op Hem aanlopen, en zo heeft Hij onze zonde en verdoemenis gedragen en weggedragen. Op Golgotha's kruisheuvel springt voor het verloren mensenhart de heilsfontein van Gods wondere genade open.

Bij deze gerechtigheid zijn onze vrome en goede werken buitengesloten. Deze gerechtigheid ligt buiten de mens ; ze is alleen in Christus Jezus.

En als het hart nu vraagt: ,,hoe kan ik dat leven, hoe kan ik die gerechtigheid deelachtig worden ? ", dan heeft Paulus in zijn goddelijke boodschap maar één antwoord : door of uit het geloof. D.w.z. niet door werk, en ook niet door een zekere geschiktheid tot gerechtigheid of door zien, voelen of tasten.

De gerechtvaardigde voelt geen goede hoedanigheid in zichzelf voor God. Zodra hij alleen met zichzelf rekent, kan hij niet anders zeggen dan dat zijn geweten hem aanklaagt, dat hij tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd, en geen daarvan gehouden heeft, en dat hij nog steeds tot alle boosheid geneigd is. Maar met Christus in het hart en in het oog voegt hij er aan toe : — nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds uit loutere genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem". (Catech. antw. 60).

Zo is er maar één levensmogelijkheid, n.l. dat van Godswege dat levenscontact des geloofs gelegd wordt tussen de arme zondaar en de rijke Christus. Dan klinkt het telkenmale weer : „geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden . . . . ."

Geloof — dat is Gods werk, dat is de gave van vrije genade aan een gans onwaardige, maar dat is ook een godzalige plicht. Het naar de gerechtigheid hongerende hart zal bij God begeren en halen wat er van nature ontbreekt : „ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp". 

Geloof — dat is : zó de eigen verlorenheid en armoede beseffen, . maar ook zó de rijkdom der beloften Gods in Christus zien, dat ge niet weg kunt blijven, maar u onvoorwaardelijk met een „nochtans" der ziel neerwerpt aan Zijn voeten ; dat ge u vallen , laat voor Hem in het stof, hopende, vertrouwende op Zijn genade.

Gerechtvaardigd door of uit het geloof is dus : niet anders te weten en met het hart te vertrouwen dan : Christus is mijn gerechtigheid. Hierin alleen ligt voor ons hart de vastheid, de grondslag van de ware vrede, van de vrede bij God; niet van de vrede met onszelf, maar bij God; van die vrede, die hierin bestaat dat wij door Christus tot God mogen opzien als tot onze verzoende, ontfermende Vader, die ons met Christus alle dingen zal geven die ons nodig zijn voor tijd en eeuwigheid.

Dat is de vrede, die eeuwig blijft. Wat een heerlijk, wat een troostrijk Evangelie ! Een kracht Gods tot zaligheid voor een iegelijk die gelooft.

Dit is het middelpunt, waarom eigenlijk het hele werk der Hervorming zich bewoog.

Tegen deze leer was Rome heftig gekant, en ze is het nog. Voor deze leer hebben onze vaderen geleden en gestreden. De hel is tegen hen opgestaan, en deze zal blijven woeden ten alle tijde tegen allen, die deze waarheid Gods liefhebben en er uit leven. Echter ; „alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong, die tegen u opstaat, zult gij verdoemen ; dit is de erve der knechten des Heeren, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de Heere". (Jesaja 54). De Heere heft tegenover alle belagingen Zijn beschermend schild op over Zijn arm en ellendig volk, dat op Zijn Naam vertrouwt. Zo God het is. die u rechtvaardig maakt, wie is het dan die u verdoemt ? Niets en niemand zal u ooit kunnen scheiden van die liefde Gods in Christus. Want uit Hem, en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.

„Bewaar dan het pand, u toebetrouwd". En laat de bede van David ook veel in onze ziel mogen leven :

„Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel, Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen. Was mij geheel, zo zal ik witter wezen Dan sneeuw, die vers op 't aardrijk nederviel. Ai, geef mij weer gewenste zielevreugd ; Laat uit Uw mond mij stof tot blijdschap horen ; Zo wordt opnieuw 't verbrijzeld hart verheugd. En in mijn geest de ware rust geboren."(Psalm 51 vers 4).

(Emst)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1949

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's