Hoe was het in de dagen van Noach ?
(Uit de vragenbus)
Naar aanleiding van de chaotische toestand in de wereld, zo merkt een onzer lezers op, wijzen verschillende predikers op de wederkomst des Heeren. Dan vraagt hij, onder verwijzing naar de woorden des Heeren (vgl. Matth. 24 vs. 37 v.v. ; Lukas 17 vs. 26 v.) : Hoe was het in de dagen van Noach ?
Hoe was het in die dagen ? De Heere geeft zelf reeds het gevraagde antwoord : „Want gelijk zij waren in de dagen voor de zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot de dag toe, in welke Noach in de ark ging ; en bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam ; alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen".
Hier wordt ons een blik geopend op het leven der mensen vóór de zondvloed.
Letten wij nu eerst op Genesis 6. Daar wordt gesproken van „Gods zonen" en „dochteren der mensen". Klaarblijkelijk zijn met „Gods zonen" geen engelen bedoeld, want Christus leert ons duidelijk, dat de engelen geen geslacht hebben. (Vgl. Lukas 20 vs. 34 en 35). De engelen hebben geen huwelijksleven en de kinderen der opstanding zullen hun daarin gelijk zijn.
De Schrift zegt immers, dat in Christus noch man, noch vrouw is. Dit is allerminst een pleitgrond om de vrouw tot het ambt van de ouderling ertpde Dienaar des Woords toe te laten, wijl het op de kinderen der opstanding ziet en niet op de aardse mens.
Met „Gods zonen" kan de Schrift in Genesis 6 dus geen engelen aanwijzen, maar zij heeft het oog op mensen, wien deze titel te beurt valt in onderscheiding van andere, die eenvoudig als „mensen" worden aangeduid. Dit geval staat niet op zichzelf, want de rechters in Israël worden zelfs goden genaamd, vanwege het goddelijk gezag, waar mede zij bekleed zijn. (Psalm 82 vs. 6 ; vgl. Joh. 10 vs. 34 v.v.).
Wij hebben de titel van „Gods zonen" in verband te brengen met het geloof. Denk aan het woord : „Zovelen Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, n.l. die in Zijn Naam geloven". (Joh. 1 vs. 12).
In de lijn van Seth werd de belofte van de Verlosser bewaard. Denk aan Henoch en denk aan de naam Noach. „Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart onzer handen vanwege het aardrijk, dat de Heere vervloekt heeft". Deze woorden van Lamech (Gen. 5 vs. 29) spreken van verwachting en van diep gevoelde smart over de vloek. Er moet dus wel aanleiding zijn geweest voor deze man, om te vrezen. Hij worstelde tussen vreze en hope. En zou het zo ver van de waarheid af zijn, als wij onderstellen, dat hij ook in eigen kring toenemende afval waarnam bij een steeds wassende invloed van Kaïn's geslacht ?
De eerbied voor het Woord moet ons weerhouden van uitleggingen, welke in de tekst niet liggen, maar deze woorden staan er. Ze tekenen deze Lamech als een man, die in zulk een worsteling verkeerde. Hij hield vast aan de belofte Gods, tegen de omstandigheden in, de verwachting der „vertroosting Israels" leefde in - hem en de naamgeving van zijn zoon Noach getuigt er van, dat op hem zijn hoop rustte. Deze zal ons troosten over ons werk.
Wat werk kan dat geweest zijn ?
Naar menselijk oordeel vergeefs werk, want hij zocht naar vertroosting over dat werk. Ons werk. Hij spreekt in het meervoud. Hij stond niet geheel alleen. Calvijn, zegt : God heeft gezorgd, dat er altijd mensen zijn geweest, die Zijn Woord hebben bewaard. Daartoe mogen wellicht Lamech en zijn vrienden in het geloof ook worden gerekend. Maar het scheen vergeefs. Daarom denken wij aan afval en ongeloof in de kring van de zonen Gods, of wil men, in de kring der nakomelingen van Seth.
Op Noach was zijn oog gevestigd. Wij verstaan dit in het licht der belofte. Hij heeft uit geloof gehandeld en; uit geloof gesproken. Er ligt een profetie in zijn woord en hoewel het niet duidelijk is, in hoeverre God hem heeft geopenbaard, wat Hij doen zou en waartoe hij Noach had geordineerd, is het toch opmerkelijk, dat deze profetie zulk een nadruk legt op de vloek van het aardrijk.
Wij denken ook aan vers 3 van het volgende hoofdstuk : , , Mijn Geest zal niet eeuwiglijk twisten met de mens", Deze woorden getuigen van de weerbarstigheid tegen God. Hoezeer kwam die tot uiting in de vermenging, waarvan Genesis 6 vs. 2 gewaagt. Vergeefs vermoeiden Lamech met de getrouwen hun ziel, als zij zich verzetten tegen de huwelijken met de dochteren der ongelovigen. In onze taal uitgedrukt, de kerk! en de wereld werden vermengd. De mannen, die voorstanders behoorden te zijn, namen zich vrouwen uit de kringen der ongelovigen en klaarblijkelijk uit de machtigen. (Vgl. vs. 4). De eenvoud en ingetogenheid van weleer werden prijs gegeven en ingeruild voor: de goederen der toenmalige wereld. Nadrukkelijk wordt gesproken van huwelijken met de dochteren der mensen.
Wat moest dat betekenen voor de opvoeding der jeugd ! Een nieuw geslacht groeide op in ongeloof en wereldse gezindheid en de mannen aangedreven —door de zucht naar heerschappij, namen deel aan het leven der machtigen — en gelijk in vs. 4 duidelijk wordt betoond, niet zonder de gewenste vrucht. Zij werden gevonden onder de machthebbers, die groot werden, mannen van naam !
Dat is alles niet op één dag alzo geworden. Aanvankelijk is er ongetwijfeld afstand geweest tussen het geslacht van Kaïn en dat van Seth. Men mag ook aannemen, dat de nakomelingschap van Adam in de lijn van Seth in een algemene vreze des Heeren hebben volhard, zolang Adam en de patriarchen leefden. Het schijnt althans gerechtvaardigd op grond van Genesis 5 te veronderstellen, dat de patriarchale orde en het patriarchaal gezag in ere werden gehouden, omdat het ganse geslacht in de vaderen wordt genoemd.
In de linie van Kaïn is dat blijkbaar anders. Daar hebben de „geweldigen" zich van de heerschappij meester gemaakt en het woord van een andere Lamech, de vader van de uitvinders en de leidsman van het cultuurleven in de stam van Kaïn, getuigt er van, dat hij een man des gewelds was, die zich aan de goddelijke orde niet stoorde. (Vgl. Genesis 4 vs. 19 v.v.).
De uitbreiding der geslachten heeft er zeker toe medegewerkt, dat de kinderen van Seth en van Kaïn dichter in elkanders nabijheid kwamen en meer aanraking met el kander verkregen. De uitvindingen en de , , vooruitgang" in. deze stam van Kaïn hebben dat verkeer bevorderd, handelsbetrekkingen doen ontstaan en uitwisseling van goederen. De Heilige Schrift spreekt daarover niet. Zij leert ons wèl, dat de Heere de voorwaarden heeft geschonken, die een leven op aarde mogelijk maakten. In ieder geval is duidelijk, dat de omgang tussen het geslacht Kaïn en Seth op de duur zeer vertrouwelijk werd.
De kinderen van Seth verlieten de oude paden. Zij vielen in de verleiding der wereld en ruilden de levensvormen en gebruiken van Kaïn's geslacht in voor de patriarchale traditie en de religie der vaderen. Als wij vers 4 van Genesis 6 goed verstaan, hebben de zonen der vermenging het niet beter gemaakt. Integendeel, het proces van de afval nam snellijk toe. Zij trokken de macht aan zich en heersten op Gods aarde, alsof zij heren en meesters waren : Ni Dieu ni maitre, geen God en geen meester, het devies der revolutie, kan een goede vertolking zijn voor de geest van dat geslacht. Eten en drinken en vrolijk zijn, zoals de Heere hun leven tekent.
Het geslacht was overgegaan in hun eigen wegen. De vrome Lamech zag dat, — en nochtans hij hield vast aan de belofte Gods.
Het Woord des Heeren tekent deze toestand vóór de zondvloed als een beeld van het leven op aarde in de dag van Zijn wederkomst. Dan zal het wederom zo zijn. De crisis op het dodelijke punt. De oogst der wereld is rijp geworden. Het oordeel staat voor de deur.
Hoewel die dag komt als een dief in de nacht, zijn wij gewaarschuwd. De eindcrisis komt, zoals de ondergang der vóór-Noachietische mensheid kwam. Afval van het geloof, verwereldlijking van de kerk, zodat er geen onderscheid meer is tussen gelovigen en ongelovigen. Geen onderhouding van, geen eerbied meer voor Gods geboden, geen bewaren van Zijn Woord, geen verwachting meer, tenzij dan bij een overblijfsel als Lamech en de zijnen.
Zo werpt het onderwijs des Heeren een benauwdend licht over de verschijnselen van onze dagen. Ontstellend is de afval en de ontkerstening, welke in onze tijd bij elke generatie ontstellend toeneemt. De tijd ligt nog niet zó ver achter, dat men nog discussieerde over geloofswaarheden. Wij bedoelen niet slechts in de kring der theologen, maar in veel bredere omvang. Thans discussieert men — met uitzondering van de theologen — niet meer. Men gelooft niet meer. Deze dingen hebben voor velen afgedaan.
Zelfs vele theologen nemenj een standpunt in, dat in zijn consequenties hoogst bedenkelijk is voor- het kerkelijk leven der toekomst.
Het proces van verwereldlijking neemt allerwege de overhand, terwijl moderne ideologieën dreigen met een machtsusurpatie, die schrikbarende afmetingen aanneemt in de moderne wereld.
Het valt niet te ontkennen, dat de tekenen der tijden een taal spreken, welke ons met ontsteltenis kan vervullen, als wij er bij bepaald worden.
Christus vermaant: Leert van de vijgeboom deze gelijkenis : Wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is.
Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat het nabij is voor de deur. (Matth. 24 vs. 32 v.v.).
En nog is terstond het einde niet, maar het komt. Lamech wist niet, hoe in Noach een nieuw geslacht zou opstaan, maar hij hield vast aan de God der vertroosting.
Zalig degenen, die in Christus zijn en vasthouden aan de hope, die niet beschaamt, en zich sterken in de kracht van Zijn opstanding. De hemel en de aarde zullen voorbij gaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan, spreekt de Heere.
S.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's