Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Adventsleven uit het Woord Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Adventsleven uit het Woord Gods

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij noemde zijnen naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEBRE vervloekt heeft. Genesis 5: 29

De Adventstijd is weer aangebroken.

De tijd, in de natuur, van de donkere dagen voor Kerstmis. De tijd, waarin met meer oppervlakkige of met diepere gevoelens uitgezien wordt naar het komende feest.

De juiste datum van de geboorte des Heeren is ons niet bekend.

Er ligt wel iets zinrijks in de plaatsing van het herdenken van de komst van Hem, Die het Licht der wereld is, na de donkerste dagen van het jaar, wanneer het ook in de natuur weer begint te lichten.

Niet alleen in de natuur is het donker.

Ook in de wereld.

Al de verlichtingsmiddelen van onze technisch veelvermogende eeuw kunnen niet verdoezelen, dat het donker is op onze aarde.

Al drinkt een mens van nature zijn ogen gaarne vol aan het menselijke kunstlicht—letterlijk en figuurlijk.

Maar zelfs begaafde mannen, die niet behoren tot de gemeenschap der belijdende Kerk, spreken over de duisternis dezer eeuw als over de donkerheid rondom het middernachtelijk uur.

Maar wanneer is het eigenlijk niet donker geweest in deze wereld?

Als wij de wereldgeschiedenis lezen bij het licht van Gods Woord, zien we telkens het Woord staan: Duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de volken.

Zo ziet de man, die in Genesis 5 vers 29 aan het woord is, het óok.

Het is Lamech, de zoon van Methusalem, kleinzoon van die Henoch, wiens levensbeeld getekend wordt met de enkele, alleszeggende woorden: Henoch dan wandelde met God.

Wat een verschil tussen het geestelijk klimaat van Genesis 5 en dat van Genesis 4.

Ook in Genesis 4 is een Lamech aan het woord. Uit het geslacht van Kaïn.

Die Lamech spreekt van moord en doodslag, die in zijn wereld heersen.

Maar hij lijdt daar niet onder. Integendeel, hij is daarin thuis. Hij zingt er van. Hij zal daarin zijn mannetje wel staan.

Hij ontkent niet, dat de aarde doornen draagt. Maar dat is niet erg. Je neemt bijl en houweel, en smijt opzij, wat je in de weg staat. En je baant jezelf een weg.

Je kunt nu eenmaal niet kleinzerig zijn in deze wereld. Je moet wel eens een houw oplopen en er wel eens een stuk of wat uitdelen ook.

Zeventigmaal zeven maal vergeven is hem een dwaasheid.

Zeventig maal zevenmaal zich wreken is zijn trots.

Die geestesgesteldheid tekent Lamech, de zoon van Kaïn, tekent zijn geslacht, tekent voor een groot deel de wereldgeschiedenis, tekent onze eigen vreselijke tijd. Die geestesgesteldheid openbaart zich overal in de wereld en gaat, helaas, ook de kerkdeur dikwijls niet eens voorbij.

Welk een geheel ander geluid beluisteren we hier bij deze Lamech, de zoon van Seth.

Deze Lamech beleeft ook de ellende van zijn tijd.

Hij schrijnt zijn handen en voeten aan de doornen, die de aarde draagt, letterlijk en figuurlijk.

Hij ziet voor zich een wereld, waarin ziekte en dood rondgaan, om dan de een en dan de ander te bezoeken. Hij ziet een wereld met zijn harde strijd om het bestaan, een wereld zonder licht en zonder troost, zonder waarachtige blijdschap, een wereld vol goddeloosheid en haat, onrust, jaloersheid en bitterheid.

Hij beleeft de donkerheid van zijn tijd intens.

Hij leeft niet over de ellende heen.

Hij behelpt zich niet met één van de goedkope hulpmiddelen, die in de wereld worden aangeprezen en die de kwaal toch niet kunnen genezen.

Maar Lamech kan zó zijn troost niet vinden.

In zijn woorden spreekt zich uit de smart van een gewonde ziel. Van iemand, die een zware last draagt.

Hij blijft daarbij niet staan bij allerlei losse factoren, die tot die ellende bijdragen. Maar hij ziet achter dat alles de vloek Gods over de zonde.

Hier is een mens, die het leven, het bestaan van ons mensen op deze aarde, diep gepeild heeft. Die bij dat peilen stootte op de ondergrond van het Woord van God. Dat Woord, dat uit de mond Gods is uitgegaan over de zonde van de mens.

Lamech denkt aan dat woord uit Genesis 3: Vervloekt zij het aardrijk om uwentwil; doornen en distelen zal zij u voortbrengen, en met smart zult gij daarvan eten, al de dagen uws levens.

Maar voor Lamech is dat woord, waarlijk een woord Gods geworden, een woord, dat na zoveel eeuwen, daar nog als een realiteit, een werkelijkheid voor hem staat.

Lamech verstaat, dat het Woord Gods nooit een ledig woord is, een klank, die verklinkt. Menigeen leest in de Bijbel, leest daar de woorden Gods en slaat die Bijbel weer dicht en denkt, dat men van dat Woord af is, of ook, dat men er niets aan heeft. En dan gaat men weer heen, de één onverbroken en de ander ongetroost.

Maar het Woord Gods is altijd in zichzelf vol kracht.

Vol kracht om te oordelen of om te troosten.

Lamech ziet achter de ellende, de vergankelijkheid, de smart van dit leven, de werkelijkheid van het Woord van de levende God.

Hij ziet God de Heere, niet als de schuld en de oorzaak van dat alles. Zoals het oude mensenhart telkens weer geneigd is God ter verantwoording te roepen en te zeggen: als er een God is, waarom laat Hij dan dit of dat geschieden? Neen, want als de rechter vonnis velt en straf oplegt, is dan de rechter de schuldige van de vreugdeloze dagen van de veroordeelde? Of moet de schuldige tot zichzelf komen?

Het is nodig, dat wij ook in de ellende van de huidige tijd doorstoten tot de ondergrond van het vloekwoord, dat de Heere over de aardbodem heeft uitgesproken.

Als wij de doornen en distelen van het leven ontwaren, gaat het er niet om, dat wij nog trachten een paadje te vinden, waarlangs wij met zo min mogelijk kleerscheuren er af komen. Maar dat wij ons te binnen brengen: als de Heere spreekt van vloek, dan is er ook vloek; en als Hij ook spreekt van oordeel, dan is er ook oordeel. En dat oordeel van God is geen willekeur, maar de majesteit van het recht tegenover de zonde van ons geslacht.

Er ligt nog een zekere barmhartigheid Gods in, wanneer Hij aan deze wereld op pijnlijke wijze doet ervaren dat het kwaad en bitter is, Hem te verlaten en Hem niet te vrezen. Maar de regel is, dat de mens zich daartegen verzet en de verzenen tegen de prikkels slaat, ook in deze tijd.

Maar Lamech bukt zich er onder, omdat hij bukt onder het Woord Gods. Ook onder het vloekwoord.

Dat is een zaak van aangrijpende ernst, om ook in onze tijd, met al z'n ellende, zó de kracht en de waarheid van het Woord des Heeren vóór ons te zien. Als wij dan door het distelveld van deze wereld gaan en onze handen en voeten en ons aangezicht schrammen, dan tasten wij daarin de vloek des Heeren. Zijn oordelen zijn een grote afgrond. En de wereld stort zichzelf daarin, moedwillig en blind.

Op de bodem aller vragen, rust der wereld zondeschuld. En op die schuld rust het vonnis.

Wat bewaart temidden van dat alles de ziel van Lamech voor wanhoop en troosteloosheid?

Wat geeft hem uitzicht temidden van zo diep gepeilde materiële en geestelijke nood? Is het de gedachte, dat hij die vloek niet zou verdiend hebben? Dat er daarom voor hem een gezegend plekje zou kunnen overschieten?

Neen! Daarvoor heeft Lamech Genesis 3 te goed verstaan en weet hij zichzelf te goed betrokken bij de val.

Hij spreekt trouwens dit woord bij de geboorte van een kind. Dus niet gebaseerd op iets in zijn eigen leven. Maar ook die geboorte kan kwalijk met blijdschap worden begroet, wanneer hij daarin alléén zou zien de voortzetting van Adams geslacht, van ontvangenis en geboorte af aan allerhande ellendigheid, ja, aan onderworpen. de verdoemenis zelf

Wat is het dan, dat hem troost en uitzicht schenkt?

Dat is al weer het Woord Gods.

Want God heeft in deze wereld gesproken. En als Hij spreekt, dan is dat maar niet een tekst, of een mooie gedachte, maar dan is dat een werkelijkheid.

Lamech weet niet alleen van het Woord van Gods vloek, maar óok van het Woord van Gods belofte.

En dat Woord van Gods belofte moet en zal zich evenzeer verwezenlijken als het Woord van de vloek.

Lamech ziet de wereld van zijn tijd wegzinken. Maar dat zal niet geschieden zonder dat in deze wereld komt een Gezondene Gods, Die niet die ganse mensheid zal laten verzinken.

En nu kunnen we gaan spreken over Lamech's vergissing, wanneer hij deze belofte betrekt op zijn eigen kind, dat hem geboren wordt en dat hij daarom Noach noemt, d.i. verkwikking, rust.

We kunnen dit hele woord over dat troosten, over de arbeid en der handen smart onderbrengen onder de rubriek der teleurgestelde verwachtingen, omdat de mens altijd eigendunkelijk vooruit grijpt op de tijd en op de wijze, waarop God Zijn werk uitvoert.

Maar wij mogen niet eenzijdig letten op het verkeerde in Lamech's verwachting. Hij heeft het licht van Gods belofte voor ogen, maar hij ziet het door nevelen heen.

Toch is het wel het licht van Gods belofte, dat er doorheen dringt. En zo wordt dit woord niet louter vergissing, maar een doorgangspunt in de kennis van het Verbond der genade.

Lamech heeft als het ware een besef van de grote dingen, die gaan gebeuren. Een besef van Gods gericht, dat zich gaat voltrekken en temidden daarvan ook een besef van de genade Gods, die niet feilt in de volbrenging van het beloofde.

Grote dingen zal God inderdaad in Noach schenken. Hij zal een man zijn, wandelende met God, een held des geloofs, die met woord en daad predikt tegen een wereld, die haar ondergang tegemoet gaat en dat niet gelooft.

Noach zal daarin een troost zijn voor zijn vader, die vijf jaar voor de zondvloed sterft.

En toch is Noach niet de inhoud van Gods belofte. Hij is er alleen een bewijs van. De inhoud van Gods belofte is veel rijker en dieper. Noach kan niet in den afgrond van het oordeel Gods afdalen. Noach moet zelf straks door Gods genade gedragen worden over de afgrond heen.

Noach kan de wereld niet redden. Hij kan het niet eens zichzelf. Hij bedrinkt zich straks nog aan de wijn. Maar uit zijn geslacht zal in de volheid des tijds de Verlosser geboren worden, de Zone Gods, Die het zaad der vrouw worden zal, dat het slangenzaad de gevloekte kop vermorzelen zal. Die zal indalen in de afgrond van het oordeel, en Hij is het. Die Abel en Seth en Lamech en Noach en Sem en heel Zijn Kerk uit die afgrond opbrengt, zodat ze in de wateren van de toorn Gods niet verzinken, maar gedragen worden naar de nieuwe aarde, waar Jezus met de Zijnen de vrucht des wijnstoks heiliglijk nieuw zal drinken in Zijn Koninkrijk.

Dit woord van Lamech staat in verband met het vloekwoord van Genesis 3 vers 17 en 18, maar óok met het beloftewoord van Genesis 3 vers 15.

Nog niet in alle opzichten helder en klaar is het uitzicht des geloofs. Dat was het bij de discipelen ook menigmaal nog niet.

Maar daarin stemt alle geloofsleven, hetzij zwak en klein en met onzuivere bestanddelen gemengd, óf krachtig en gezuiverd overeen, dat het zich richt op de werkelijkheid van Gods belofte in Christus.

In Hem zijn al Gods beloften ja en amen voor een zondaar, die bukt onder het Woord van Gods recht.

En dan blijkt, dat dat Woord ook van Gods belofte maar niet een klank is, zij het dan een liefelijke klank, maar een kracht Gods tot zaligheid, een iegelijk die gelooft. Dat geloof kent de diepte, maar het kent óok het uitzicht. Het leeft van het begin tot het einde, als een Adventsleven uit het licht van het Woord Gods, zoals de dichter van Psalm 130 dit alles kende en zong:

Ik blijf den HEER verwachten;
Mijn ziel wacht ongestoord;
Ik hoop in al mijn klachten
Op Zijn onfeilbaar Woord.

Daarle.
C VAN DER WAL.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Adventsleven uit het Woord Gods

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's