Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenzijdigheden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenzijdigheden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De gereformeerde gezindheid theologiseert graag. Dat is van ouds zo geweest en dat is nog zo. Hoe dat komt? Dat is niet zo eenvoudig, maar zeker is, dat niet alleen belangstelling voor theologische vraagstukken aanleiding is. De oorzaak ligt dieper en wij geloven niet ver van de waarheid te zijn, als wij aannemen, dat in dit verschijnsel de kernvraag der reformatie: „Hoe vind ik een genadige God in de hemel", werkzaam is.

Het ging in de reformatie niet in de eerste plaats om een zuivere kerk, maar om de zuivere kennis van de weg der zaligheid, om het ware geloof en de zekerheid des heils. Daarom ging het om de goede belijdenis, om de ware leer, om de Heilige Schrift als het Woord van God en de enige regel des geloofs.

Daarom is het geen slecht teken, dat het gereformeerde volk gaarne theologiseert. Integendeel, het is veeleer een teken van leven.

Het is echter minder bemoedigend, als men de indruk wel eens krijgt, dat er in dit opzicht meer gepraat is dan daad. „Veel geprezen, doch weinig gelezen", is. een spreekwoord met betrekking tot de z.g. oude schrijvers, dat veelal niet ten onrechte wordt aangehaald.

En men krijgt ook wel eens de indruk, dat onze Hervormd-gereformeerde mensen wel wat weinig theologiseren. Sommigen ook stellen zich tevreden met een stukje theologie op eigen houtje, terwijl zij voor zovele stukken, die deel uitmaken van onze belijdenis weinig of geen belangstelling tonen.

Toch hebben wij ze in de gemeente wel ontmoet, die niet alleen een rijtje van oude, in perkament gebonden boeken op 't plankje hadden staan, maar ze ook lazen en bestudeerden, zodat zij daarover met kennis van zaken konden spreken. Wij hebben ze gekend, eenvoudige mannen, van wie men het op het eerste gezicht niet zou verwachten, maar die bleken in de stukken thuis te zijn.

En het ligt voor de hand, dat de dikwijls moeilijke stijl en druk dier oude boeken, nog al wat vergt van iemand, zodat er een sterke betrekking op de zaak moet zijn om daarin lust te hebben.

Toch leert de ervaring, dat het theologiseren der gemeente niet altijd zonder gevaar is. Het kan er toe leiden, dat men zich zódanig spitst op eenzijdige waarheden en deze zover doorvoert, dat men bezijden de waarheid uitkomt, mede tot schade van het leven der gemeente.

Laat ons een voorbeeld noemen. Vader Brakel, zoals hij wel wordt genoemd, legt b.v. bijzondere nadruk op de rechtvaardigmaking in de tijd. Men leze o.a. in deel I van zijn „Redelijke Godsdienst", blz. 844, waar Brakel handelt over de „tijd, wanneer God de mens rechtvaardigt". Daarvan zegt hij dan, dat God van eeuwigheid heeft voorgenomen de Zijnen door Christus' verdiensten te rechtvaardigen, maar dat is de rechtvaardigmaking zelve niet, waarvan de Schrift spreekt". „Christus heeft in de tijd dadelijk voor alle zonden voldaan en hun de zalig­heid verworven, en is daarop gerechtvaardigd in de Geest; dus ziet God Zijn kinderen aan in Hem, maar dat is ook de rechtvaardigmaking niet. God rechtvaardigt de mens door het geloof; de rechtvaardigmaking is de sententie Gods tot de mens: Deze sententie wordt niet eens uitgesproken op de eerste daad des geloofs, maar geschiedt dikwijls, zo menigmaal de mens de daad des geloofs in Christus tot rechtvaardigmaking oefent, welke niet is een verzekering, dat zij eens en vooral gerechtvaardigd waren; maar een dadelijk en dagelijks vergeven".

Men moet weten, dat Brakel niet zonder aanleiding zo spreekt. Hij bestrijdt hier de dwaling der antinomianen, mensen, die in de zelfverzekerdheid hunner verkiezing als van eeuwigheid gerechtvaardigd, deze oefening des geloofs en de heiliging des levens naar Gods geboden, nalaten. Daarom bepaalt hij ze zozeer bij de rechtvaardigmaking in de tijd, of wat wij eenvoudig zouden kunnen noemen: de dagelijkse bekering.

Geen wonder, dat hij voortgaat met niet minder nadruk er op te wijzen, dat de mens gerechtvaardigd wordt uit het geloof en niet uit de werken.

Maar ook dit kan worden misverstaan, zodat het geloof zelf door de mensen weer tot een verdienstelijk werk wordt gemaakt en zij komen tot een soort werkheiligheid.

Vandaar dan ook, dat b.v. Comrie weer op de rechtvaardiging van eeuwigheid de klemtoon laat vallen. Hij, wil aan de rechtvaardigmaking uit het geloof en door het geloof niet tekort doen, maar het mag toch ook niet zó worden voorgesteld, alsof de rechtvaardigmaking van het geloof afhankelijk zou zijn. Het geloof is een gave Gods, en de rechtvaardiging is een daad Gods. De rechtvaardigheid van eeuwigheid kan niet krachteloos zijn, zo min als de rechtvaardigende God krachteloos is. De rechtvaardigmaking moet dan toch als goddelijke daad aan het geloof vooraf gaan.

Er is heel wat in onze vaderlandse theologie te vinden omtrent deze dingen en de daarmede verbonden beschouwingen. Veel meer dan wij hier thans kunnen behandelen.

De bedoeling is alleen, de aandacht te vestigen op één hoofdgedachte. Inderdaad heeft Comrie niet eenzijdig op de rechtvaardigmaking van eeuwigheid gewezen, maar in de gemeente van vroeger en later werden zij gevonden, die wel zulk een eenzijdige leer daaraan ontleenden en om zich heen verbreidden.

Het gevolg is niet ver te zoeken. Zulk een eenzijdigheid kan slechts een antinomiaanse levenshouding in de hand werken, onkerkelijkheid bevorderen en aan buitenstaanders aanstoot geven, als dergenen, die zulk een leer aanhangen, zich beroemen kinderen Gods te zijn, maar dit getuigenis ontsieren door onheilige wandel.

Het ligt voor de hand, dat de leraren tegenover dezulken naar Brakel grijpen en nadruk gaan leggen op de rechtvaardigmaking in de tijd. Zo is er een wisselwerking, een heen en weer tussen het leven der gemeente en de theologie.

De theologie komt uit de gemeente op en vindt weer haar eigenaardige reacties.

Dat is op zichzelf niet erg. Eenzijdigheden kunnen heilzaam op elkander inwerken. Erger wordt het, als men de eenzijdigheden op de spits drijft, alsof daarmede het ganse Evangelie gemoeid ware. Immers dan wordt zo spoedig ook de ware kerk met zulk een leer als de enig zuivere vereenzelvigd en staat het gevaar voor scheuring voor de deur.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Eenzijdigheden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's