Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE UITVERKIEZING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE UITVERKIEZING

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verkiezing en verwerping zijn als zodanig niet in het geding in de verhandeling van dr. W. Hij acht het ook niet de fout van de contra-remonstranten, „dat zij de waarheid der verkiezing voorop zetten". Wel echter, dat zij „de leer van de verkiezing van eeuwigheid" voorop zetten. (Blz. 29).

Verkiezing van eeuwigheid ! Dat van te voren besloten zijn, is de moeilijkheid, waarop telkens gewezen wordt. Dat „besluit" wordt tot een fatum, een noodlot, dat over de mens beschikt en' dat tot verstarring en verlamming, tot vrome of onvrome onverschilligheid zou leiden.

Er zijn ongetwijfeld mensen, die er zo over denken.

Over de Schriftuurlijke, grond van dat „besluit" en de „eeuwigheid" dient dus nader gehandeld.

Maar hoe wil men dan van verkiezing en verwerping spreken, als men zulk een besluit, althans eeuwig besluit, houdt voor schoolse redenering en derhalve niet aanvaarden kan of wil ?

Dr. W. zal antwoorden, dat het niet over een besluit gaat, maar over een daad van God in het heden (vgl. blz. 43). En de verwerping? Dat is altijd de keerzijde der verkiezing. (Blz. 45). Dus ook een daad Gods in het heden ? Ja, blijkbaar wel en zij onderstelt altijd de zonde. (Vgl. 1 Sam. 15 : 23).

Zo komt ook de vraag omtrent de volharding en de afval der heiligen in het gezichtsveld. „Waarom, zo lezen wij op blz. 47, zou God dan niet het recht hebben om een, die Hij verkoren heeft, weer te verwerpen, vooral als zulk een verkorene zich van Hem afkeert ? "

Kort en bondig concludeert dr. W. : „Er is van een besluit der verwerping geen sprake, veel minder van een voor-tijdelijk, eeuwig besluit der verwerping." (Blz. 45). Deze conclusie herinnert aan een dergelijke van Brunner, hoewel ons ergens wordt medegedeeld, dat de uiteenzetting van Brunner niet bevredigend is.

Twee vragen dringen zich aan ons op. lo. Worden verkiezing en verwerping zo voorgesteld geen daden van willekeur ? 2o. Wordt het doen Gods niet medebepaald door het gedrag van de mens ?

Neen zegt dr. W. : De verkiezing van God als daad wortelt in Zijn eeuwige en onveranderlijke ontferming (blz. 48). Daarom blijft God de God van Israël ook, als Hij verwerpt. Het verbond met Abraham opgericht verbreekt Hij niet Er is geen sprake van een altoos-durende verwerping (blz. 49). Geen eeuwig besluit van verwerping en geen eeuwig-durende verwerping.

Over het eeuwig besluit willen wij het nog hebben. Wat het laatste echter aangaat, geen „eeuwig-durende verwerping", dr. W. leest dat in Jeremia 31 : 17. In deze plaats wordt dit echter zo algemeen niet gezegd en welbeschouwd wordt het er eigenlijk helemaal niet gezegd. Er is slechts sprake van Israël. Dat om te beginnen. Wijders staat er, dat de Heere het ganse zaad Israels niet zal verwerpen. Dat involveert nog niet, dat het ganse zaad Israels uiteindelijk zal behouden wor- • den. Het is niet alles Israël, wat Israël genoemd wordt. Het is bovendien genoegzaam bekend, dat Jesaja van een overblijfsel spreekt.

Van conclusies gesproken, de conclusie, dat

hier geen sprake is van een eeuwigdurende verwerping ligt allerminst voor de hand. En als wij letten op de daden Gods in de historie, naar het getuigenis der profeten, dan rijzen daartegen ernstige bezwaren. Wij denken o.a. aan de volgende uitspraken : „Gij hebt de heidenen gescholden, de goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd tot in eeuwigheid en altoos." (Ps. 9:6). Hier is toch wel degelijk sprake van een altijd durende uitdelging. Dat is trouwens niet de enige plaats : vgl. Dan. 12 : 2 : En velen van degenen, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven en genen tot versmaadheden en tot eeuwige af grijzing. Voorts Obadja : 10, waar tegen Edom wordt gezegd : „gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid."

In ieder geval is het duidelijk, dat het niet Bijbels is te zeggen, dat er geen altoosdurende verwerping is. En wie dat alleen met, betrekking tot het volk Israël zou willen beweren, kan dit moeilijk volhouden. (Vgl. Rom. 9 : 6, V.V.).

Wellicht bedoelt dr. W. deze zinsnede : Er is geen sprake van een altoos-durende verwerping, niet zo algemeen, als zij klinkt, hoer. wel zijn opmerking, dat in Rom. 9 niet over een eeuwig besluit der verkiezing en verwerping gesproken wordt deze onderstelling niet vergemakkelijkt. Mogelijk wil hij er alleen op wijzen, dat de goddeloosheid van Israël tot toorn verwekte, zodat God Zijn volk uit het erfland dreef en in ballingschap overgaf als een symbool van verwerping, om er dan op te wijzen, dat die ballingschap niet altoos duurt. Door de toorn Gods worden zij uitgedreven, door Zijn ontferming worden zij weer binnen gehaald.

Dat komt wel overeen met een hoofdgedachte, welke door dat boek heenloopt en waarop dr. W. doelt, als hij van Gods daden spreekt. God verkiest uit ontfermende Liefde, maar het verkoren volk, de verkoren mens zondigt, dient afgoden, valt in ongeloof. Dat is dan verwerping. Wij lazen immers op blz. 19 : „Het wordt niet voldoende geacht het geloof aan de genade Gods toe te schrijven en het ongeloof aan het zondige hart van de mens".

Van de mens uit gezien verschijnt verkiezing en verwerping als een worsteling van geloof en ongeloof. „De verwerping is altijd de keerzijde der verkiezing" (blz. 45). En van God uit ?

Mag men dat eigenlijk wel vragen ? Dr. W. ontkomt ook niet aan de drang van het menselijk vragen. Gods eeuwige liefde, Gods verkiezende Liefde, niet een eeuwig besluit, maar verkiezing ener eeuwige Liefde. De eeuwigheid van het besluit wordt teruggeworpen op de eeuwigheid van Gods liefde. „Gods liefde is altijd verkiezende liefde, maar de liefde Gods kan ook in haar verkiezend karakter jiiet gekend worden dan in Christus Jezus." (Vgl. blz. 29).

De schrijver wil verkiezing en verwerping zien als daden Gods.

Dat wil de leer der eeuwige verkiezing ook, zult gij zeggen. Dat is ook zo, maar er is toch een belangrijk verschil tussen wat dr. W. wil voorstaan en wat de leer der eeuwige verkiezing voorstaat. De laatste doet in de eerste plaats denken aan besluiten Gods in de eeuwigheid, of vóór de grondlegging der wereld. Dr. W. wil alleen aan daden Gods in de historie gedacht hebben. Hij meent dat da'armede vele moeilijkheden wegvallen (blz. 47). Hij neemt dat heel pragmatisch : Zou God

Zich niet tot een verworpene mogen keren en zeggen : leef, want gij zijt Mijne ? Is Zijn verkiezing niet altijd een bewijs Zijner genade ? Waarom zou God dan niet het recht hebben om een, die Hij verkoren heeft, weer te verwerpen, vooral (curs. van ons, S.) als zulk een verkorene zich van Hem afkeert ? " (Vgl. blz. 47).

Wij vragen : kan men het euvel duiden, als iemand verkiezing en verwerping naar deze voorstelling van God uit als een grillig spel Zijner almacht zou opvatten ?

Wij vragen verder : Is dit ook niet een theologie der beschouwende rede ?

In ieder geval ziet dr. W. ook om naar de achtergrond van Gods daden (blz. 49). Zij wortelen immers in Gods eeuwige liefde en ontferming. In die daden ligt de uitdrukking van een blijvende betrekking tussen God en Zijn volk. Gods dadeii staan niet los van elkander. Ze zijn door de trouwe Gods verbonden. En daaruit wordt de toekomstverwachting geboren.

De verkiezende en verwerpende daden Gods in de historie b.v. van Israël staan niet los, maar hebben een achtergrond in het verbond. Dit is een blijvende betrekking. In deze betrekking overwint de verkiezende liefde, want immers van een voortdurende verwerping zou de Schrift niet spreken.

Zo komt dr. W. op het verbond als een blijvende betrekking tussen God en Zijn volk. Wie zal ontkennen, dat Gods handelen met Israël, Zijn volk, is een handelen krachtens Zijn verbond ? Wij mogen dat zelfs verder uitstrekken : Zijn Verbond met Israël en het handelen Gods met de mensheid staan niet los van elkander.

En wie zal willen beweren dat verbond en verkiezing los van elkander staan ?

Wij willen over dit alles nader handelen, maar zijn daaraan nog niet toe.

Naar aanleiding van de opvattingen van K. Barth spreekt dr. W. over de plaats van Christus in de leer ener eeuwige verkiezing, welke slechts een ondergeschikte zou zijn. Ten einde dit belangrijke stuk in de discussie te betrekken, zullen wij een korte uiteenzetting

van de hoofdpunten niet kunnen missen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE UITVERKIEZING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's