Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

FLITSEN UIT DE GESCHIEDENIS DER KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FLITSEN UIT DE GESCHIEDENIS DER KERK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI. FAKKELDRAGERS

Farel en Calvijn.

Op wel zeer bijzondere wijze waren deze beide mannen tot elkander gekomen. Groot was de weerstand geweest, die Farel in Gods Naam bij Calvijn had moeten overwinnen. Doch toen het eenmaal tot Calvijn was doorgedrongen dat het werkelijk de roepstem Gods was die tot hem kwam, had hij zich in die bewuste nacht, die voor Geneve van zoveel betekenis zou zijn, geheel gewonnen gegeven.

Farel en Calvijn.

Al spoedig zou het worden : Calvijn Farel. en

Niet omdat Calvijn zich op de voorgrond wenste te dringen. Niet omdat hij eigen eer zocht. Maar wel omdat hij door zijn gaven en talenten en door zijn grote zichzelf-opofferende toewijding aan de dienst des Heeren, ongezocht de eerste plaats innam. Farel heeft hem deze plaats nooit misgund.

Samen zijn ze telkens weer opgetrokken. Samen zien we ze enkele weken later aan een godsdienstgesprek in de stad Lausanne deelnemen.

Samen hebben ze hun gaven en krachten voor de zaak der reformatie in Geneve gegeven. Om, ruim anderhalf jaar na Calvijn's komst, door de overheid samen met nog een blinde collega als.... ballingen ter stad uitgewezen te worden !

Fakkeldragers zijn ze geweest, die de vlam van het zuivere Woord Gods hebben hoog gehouden tegenover allerlei vrome menselijke bedenkselen, zowel van de zijde der Roomsen als van die der Wederdopers.

En altijd heeft de band des geloofs hen nauw samengebonden gehouden, ook in de tijd dat ze niet meer in hetzelfde deel van Gods wijngaard hun arbeid verrichtten.

Het laatste briefje dat Calvijn voor zijn sterven nog schreef, was gericht aan Farel en luidde :

Vaarwel ! beste, zeer voortreffelijke broeder. Als God wil, dat gij mij overleeft, wees dan onzer innige vriendschap indachtig, die, gelijk zij Gods kerk nuttig was, ons ook in de hemel vrucht brengen zal. Maak u om mij geen zorg. Ik kan nog slechts moeilijk adem halen en wacht er bestendig op, dat hij mij begeeft. Het is genoeg dat ik Christus leef en sterf. Die den Zijnen gewin is in leven en dood.

Nogmaals : vaarwel ! Groet ook de broeders. Geheel de uwe Calvijn.

Toen Calvijn dit briefje schreef, was Farel reeds ongeveer 75 jaar oud. Calvijn wilde de oude Farel door dit schrijven een vermoeiende reis besparen, want hij had vernomen dat het diens plan was hem te bezoeken. Toch heeft Farel" hem nog bezocht en ongetwijfeld zullen ze bij deze laatste ontmoeting hier op aarde terug gedacht hebben aan hun eerste ontmoeting in Geneve.

Calvijn was nog slechts enkele weken in Geneve, toen Farel en hij zich begaven naar het godsdienstgesprek dat in Lausanne, de hoofdstad van het Waadtland, gelegen op de Noordoever van het meer van Geneve, gehouden zou worden.

Godsdienstgesprekken werden er in het begin van de reformatie meermalen gehouden. Hierbij daagden tegenstanders elkander uit tot een gesprek over de zaken waarover het geschil liep. De meest vooraanstaande godgeleerden namen hieraan gewoonlijk deel.

Het godsdienstgesprek dat in Lausanne gehouden werd op initiatief van de stad Bern, zou beslissen over het feit of het Waadtland zou kiezen voor de reformatie of voor Rome.

Op 1 October 1536 is de kathedraal van Lausanne gevuld met een grote schare, bestaande uit vogels van verschillend pluimage. Er zijn zowel Roomsen als personen die de reformatie zijn toegedaan. Niet minder dan honderd vier en zeventig Roomse geestelijken zijn aanwezig.

Aan het godsdienstgesprek gaat een predikatie vooraf, welke door Farel gehouden wordt.

Direct daarop begint 't dispuut. Hij wekt de tegenstanders op vrijuit te spreken. Niets behoeft hen daarvan te weerhouden. Want zo zegt hij : „wij disputeren niet met galeien, vuur en zwaard, gevangenis en pijnbank in 't verschiet. Geen bevooroordeelde beulen — de Bijbel alleen zij rechter. Hebt gij de waarheid aan uw zijde, zo komt naar voren."

Al spoedig komen de tongen los. Drie dagen lange dienen Farel en de plaatselijke predikant in Lausanne Viret, van antwoord. De jonge Calvijn, die lector in Geneve is, houdt zich al die dagen afzijdig. Farel heeft wel getracht hem in het gesprek te betrekken, doch Calvijn vindt het beter nog te zwijgen. Niet, omdat hem daartoe de wijsheid ontbreekt, want hij is de geleerdste van allen. Zijn ogenblik zal nog wel komen.

Het is op de vierde dag van het gesprek, dat de Roomse geleerde Mimard over Het Heilig Avondmaal handelt. Hij verwijt de Hervormers dat ze de leer van de kerkvaders, die toch door de Heilige Geest verlicht waren, gering schatten.

Dan staat plotseling Calvijn op. Calvijn, toen en daar nog een betrekkelijk onbekend figuur, die men aanduidde als „die Fransman". Niemand, behalve Farel en nog een enkeling, heeft enig idee welk een tegenstanderj^ ze hier voor zich krijgen. Al spoedig zullen ze het echter bemerken.

Ze hebben de Hervormers beschuldigd van geringschatting der kerkvaders? Dat laat Calvijn niet op zich zitten. Hij begint zijn vurig betoog met de woorden : „Wat zegt gij ? Geen eerbied voor de kerkvaders? Wie hen niet beter kent dan gij, wachte er zich voor hun namen in de mond te nemen". En dan begint hij, geheel uit het hoofd, de Roomse tegenstanders voor te houden wat de kerkvaders getuigd hebben. Hij geeft, zonder enige aantekening bij zich, citaten uit de werken van Augustinus, Chrysostomus en TertuUeanus, terwijl hij er nog bij aangeeft in welk hoofdstuk van hun werken of op welke plaats ongeveer in hun boeken de aangehaalde citaten te vinden zijn.

De schare is ontsteld over het verstand en het geheugen van deze jonge lector uit Geneve. De ene aanhaling uit de werken der kerkvaders volgt op de andere.

„Oordeel zelf", zo zegt hij tot de Roomse geleerde Mimard, „of uw bewering, dat de kerkvaders tegenover ons staan, niet te stout is. Geef toe, dat ge nauwelijks de banden hunner boeken zaagt ; hadden gij en zij, die vóór u het woord voerden, daarin ook maar gebladerd, dan zoudt ge hebben gezwegen".

Het is doodstil als Calvijn zijn rede besluit. Mimard zit als met stomheid geslagen. De 174 Roomse geestelijken zijn verslagen. Ze weten geen woord te hunner verdediging aan te voeren.

Maar ziet, toch staat één. dier 174 geestelijken op. Het is een Franciscaner monnik, een felle tegenstander van de Hervorming. Zijn naam is Jean Tandy. Zal deze dan toch nog de waarheid van Calvijn's woorden gaan betwisten?

't Wordt stil, héél stil in de kathedraal. Dan spreekt de Franciscaner monnik : „Het wil mij voorkomen, dat de zonde tegen de HeiUge Geest, waarvan de Schrift spreekt, de hardnekkigheid is, die zich tegen de klaarblijkelijke waarheid kant. Na alles wat ik heb

vernomen, belijd ik mijn schuld, dat ik uit onkunde in dwaling geleefd en valse leringen heb verbreid. Ik smeek God om vergeving Toor alles, wat ik tegen Zijn eer gedaan en gesproken heb ; ook aan al, al het volk, vraag ik vergeving voor de aanstoot, die ik door mijn prediking heb gegeven. Ik werp mijn ordekleed af, om voortaan Christus en Zijn zuivere leer aan te hangen "

Is het te verwonderen, dat bij het horen dezer woorden blijdschap het hart vervulde dergenen, die aan de zijde der reformatie .stenden?

Farel staat op en met dank tot God in het hart spreekt hij : „Des Heeren Naam is : Wonderlijk, Raad, Sterke God. Hij slaat wonden en heelt ze. Hij laat in de diepten der hel nederzinken en voert daaruit op. Ziet zelf en verblijdt u : het schaap, dat tussen wolven en wilde dieren, in de woestijn doolde, heeft Hij in Zijn weide gevoerd "

Ook in Lausanna en het Waadtland breekt de reformatie door. De wasdom gaat voort. Binnen enkele maanden na het godsdienstgesprek, waarbij het woord van Calvijn, onder Gods zegen, zulk een doorslaggevende betekenis had gehad, gaan 120 wereldlijke geestelijken en 80 ordebroeders tot de reformatie over. Onder hen bevindt zich ook Mimard. Farel en Calvijn, ze hebben ook in Lausanne, schouder aan schouder gestaan, met «én doel voor ogen. En in de mogendheid des Heeren, staande in de wapenrusting Gods, hebben ze de overwinning behaald.

Ongetwijfeld reisden zij hun terugweg naar Geneve met blijdschap en zong het in hun hart : Soli Deo Gloria.

Calvijn, de vroegere leidsman in de geheime samenkomsten te Parijs, —

de zwerveling, die om des geloofs wille, door de inquisitie vervolgd werd van oord tot oord, —

hij had in Gods kracht weer een bres geslagen in de muur van Rome's vesting en God zou hem verder gebruiken om als een tweede Mozes velen uit te leiden uit Rome's diensthuis.

God zou hem stellen tot een brandende fakkel, waarvan het heldere schijnsel het rechte spoor zou blijven aanwijzen, ook in de geestelijke duisternis, waarin de kerk der reformatie eeuwen later zou komen te verkeren.

Fakkeldragers. God geve, dat onder ons velen in de vreze des Heeren als het ware de fakkel uit de hand van Calvijn mogen overnemen. De fakkel, die telkens weer het licht laat vallen op het Woord Gods. Dan treedt de fakkeldrager terug. Want zijn roeping is slechts te leiden tot het Getuigenis des Heeren, dat een lamp voor de voet en een licht op het pad is. Dat ons kan bewaren voor allerlei dwaallicht, dat inzonderheid ook in onze dagen zich in zo menigerlei vorm aanbiedt. Een dwaallicht, niet in het minst opgeheven in Barthiaanse luchters.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

FLITSEN UIT DE GESCHIEDENIS DER KERK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's