Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LEVEN IN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LEVEN IN CHRISTUS

9 minuten leestijd

Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn ; want dat is zeer verre het beste. Maar in het vlees te blijven is nodiger om Uwentwil. Filippenzen 1 vers 23, 24.

   Naarmate de mens voortschrijdt op de levensweg, wordt 't aantal zijner wensen steeds kleiner. Wanneer wij jong zijn en aan het begin van het leven staan, zijn wij vol wensen, vol dromen, vol idealen ; wanneer wij ouder worden, leren wij menigmaal inzien dat het een ijdel werk is nog langer te hopen op de verwerkelijking van de idealen onzer jeugd. Als het goed is, beginnen dan onze verlangens zich meer en meer samen te trekken op één punt. Zo was het bij de dichter van Psalm 27. Voorheen had hij een menigte van wensen en verlangens gekoesterd, maar nu is het : „Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken".
   Zo is het ook bij Paulus, wanneer hij zijn leven overziet, en dood en leven tegen elkander afweegt. Dan schrijft hij aan de gemeente van Filippi : „Ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste ; maar in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil".
   Mogelijk vragen wij ons af : „Hoe is het mogelijk, dat Paulus zo los van het leven kan zijn, dat het hem om het even is of hij uit het leven wordt weggenomen, dan wel of hij in het leven gespaard blijft? "
   Paulus geeft er zelf een antwoord op, en wel dit : „Het leven is mij Christus en het sterven mij gewin". Paulus verlangt naar Christus. Dit heeft niets te maken met de levensmoeheid en levenszatheid, die het kenmerk is van onze dagen. Paulus is niet levensmoe, o neen, hij brandt nog van verlangen de wereld te mogen ingaan en voor zijn Heiland te mogen arbeiden. Hij is ook niet ongeduldig onder het kruis, dat hem opgelegd is, neen, want hij heeft in de doorn in het vlees gezien de teugel van Gods genade, die hem klein hield, maar Paulus heeft Christus ontmoet in zijn leven. Hij heeft in Christus reeds iets gesmaakt van de eeuwige vreugde, en geproefd enige kruimkens van het hemelse manna. Hij hunkert nu naar de volkomen zaligheid, naar het hemelse manna hierboven, dat God voor de Zijnen bereidt. Het leven is mij Christus, zo kon Paulus getuigen, en dit, omdat Christus zich eerst aan Paulus geschonken heeft. Om de Zijnen te verlossen uit de macht der zonde en des doods, is Christus toch neergedaald in deze wereld ; en op de weg naar Damascus is Hij, de Middelaar Gods en der mensen, ook Paulus verschenen, als zijn Heiland, zijn Zaligmaker, zijn Verlosser.
   Omdat hij het nu hier op aarde in beginsel reeds zo onuitsprekelijk goed gehad heeft en de verborgen omgang met God gesmaakt heeft, verlangt hij naar de ure, waarin hij voor altijd met de Heere zijn zal. Zolang Gods kinderen op aarde zijn, hebben zij te strijden tegen hun doodsvijanden, de duivel, de wereld en hun eigen vlees. Hoe menigmaal gaan zij bovendien niet gebukt onder de zorgen en moeiten des levens, en hoe weinig zijn vaak de uren van het smaken e.n zien dat de Heere goed is. Wij verstaan, dat Paulus hunkert naar de ure, waarin hij volkomen verlost van het lichaam der zonde, volkomen verlost van de doorn in het vlees en de Engel des Satans, altijd met Christus zal zijn.

„O, daar te zijn, waar nimmer tranen vloeien, waar 't hart geen angst, geen kommer kent, noch pijn ; waar doorn, noch distel groeien, O, daar te zijn!

   Kunt gij, mijn lezer (es), Paulus dit nazeggen? Met nadruk zegt Paulus hier : mij is het leven Christus.
   En u? Is ook u het leven Christus? Dit is toch een levensvraag van de eerste orde en van het grootste belang. Misschien weet gij voor uzelf nog niet, welk antwoord gij geven zult.
   Weet het dan, zolang gij Christus niet zoekt, maar uzelf, zolang gij de wereld niet vliedt en de zonde niet haat, zolang uw leven zich enkel en alleen richt op de dingen van deze tijd, zolang is uw leven niet Christus.
   Ja; zolang gij niet in oprechtheid zoekt in te gaan door de enge poort en te wandelen op de smalle weg, is uw leven niet Christus. En als uw leven niet Christus is, wat zal dan uw sterven zijn? Wij durven er nauwelijks aan te denken, maar dan is uw sterven geen winst, maar verlies, ja, dan verliest gij alles, zelfs Gods algemene goedheid, waar op aarde iedere zondaar nog in delen mag. Buiten Christus is er alleen maar de dood. Laat het u echter tot troost zijn. Wat in Paulus' leven heerlijke en zalige werkelijkheid was, kan ook in uw leven werkelijkheid zijn of worden.
   De Heere wil ook in uw leven doen opgaan het Licht, dat van boven is. Ook in uw ziel wil Hij de duisternis doen wijken, ook voor het stenen hart wil Hij u geven een vlesen hart, een hart, tot Zijn dienst bereid. „Ik heb geen lust in de dood van de zondaar", spreekt de Heere.
   Misschien zegt gij : Dit alles geldt Paulus wel, maar ach, wie ben ik en wat ben ik! Door en door bedorven, onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, en bij dit alles onbetrouwbaar als een morgenwolk.
   Vergist u zich hierin niet. Hoewel Paulus deze woorden kon neerschrijven, heeft hij ook gekend zijn strijd en zijn aanvechting. In deze brief moet hij het nog uitklagen : „Niet dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben, maar ik jaag er naar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Jezus Christus gegrepen ben".
   Paulus heeft gekend de geloofsworsteling, de geloofsstrijd om in te gaan, maar hij heeft óok gekend de geloofroefening, het gelovig omhelzen van Gods beloften, die in Christus Jezus zijn ja en amen. Tot die geloofsgemeenschap zal het ook bij u komen, in de weg van schuldbelijdenis en toevlucht nemen tot Hem, bij Wien vergeving is.
   In de weg van overgave aan Hem, omdat Hij zich eerst aan ons gegeven heeft, en door de Heilige Geest ons te sterk geworden is.
   Wie zó Christus mag leren kennen en wiens leven zó Christus mag zijn, diens sterven zal ook gewin zijn. Hij zal, ziende op de toekomende heerlijkheid, begeerte kennen : ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste, maar in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.
   Paulus denkt aan de gemeenten, die achterblijven en het vele werk, dat hij nog voor zijn Heiland zou willen doen. Evenwel, hij maakt geen keuze. Als het nodig is, dat hij voorlopig nog blijft in het vlees, om aan de bevordering van het geloofsleven en de vermeerdering van de blijdschap mede te werken, hij zal het doen met een volvaardig gemoed. Zalig, wanneer de mens door genade op zulk een hoogte des geloofs staan mag, dat hij zijn leven geheel en al in des Heer en hand overgeeft, dat hij geen keus meer maken wil, maar dat alles, wat de Heere doet, goed is. Indien de Heere maar verheerlijkt wordt, hetzij door zijn leven, hetzij door zijn sterven. Evenwel ziende op de gemeenten zegt Paulus : In het vlees te blijven is nodiger om uwentwil. Op aarde liggen toch ook voor Gods kinderen nog zoveel banden. De geestelijke en vleselijke banden liggen daar door elkander. Wij denken aan de gemeente Gods, waarin wij mogen verkeren, wij denken aan ons gezin, aan onze taak, en het is goed, wanneer men daaraan gehecht is. De aarde mag dan door de zonde in menig opzicht bedorven zijn, de hel is zij niet. Daarom is het geen zonde, wanneer èen moeder, liggend op haar ziekbed, dat mogelijk haar sterfbed zal worden, in het vlees wenst te blijven, terwille van haar man en kinderen ; het is geen zonde om uw taak, die gij hier hebt, nog voort te willen zetten, hoewel er toch aan de andere kant, als het goed is, ook de begeerte er zijn zal ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste.
   Dat is juist het heimwee in het leven van Gods kinderen, eenmaal thuis te mogen zijn, bij Christus. Denkende aan de heerlijkheid, die zij hier reeds in beginsel mogen smaken en die straks volkomen zal zijn, is er immers een juichen en wenen, wenen van smart, vanwege het lichaam der zonde, dat zij nog met zich omdragen, maar ook wenen van heimwee. Paulus weet echter en vertrouwt, dat wanneer hij blijven mag, hij zal blijven voor Christus en Zijn gemeente.
   Is dit niet 't heerlijkst, het rijkste leven dat zich denken laat? Sta daarnaar, (lezer(es)! Wat is er immers heerlijker, dan de tijd, die de Heere ons nog geeft (dit kan misschien 40 jaar zijn of 20 of 10, ja, misschien maar nauwelijks meer 1 jaar of nog minder) te besteden in Zijn dienst en mede te mogen werken aan de grootmaking van Christus' Naam. Jezus Christus, Wien gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Jezus Christus, die macht heeft over dood en leven. Geen armer en ongelukkiger leven, dan een leven voor zichzelf, voor eigen belang en eigen genot, en daarbij : buiten Christus is er geen leven. Alleen maar verderf en ondergang.
   Maar juist wanneer wij Jezus Christus mogen liefhebben in onverderfelijkheid door de Heilige Geest, zal dit er ons voor bewaren al te zeer te jagen naar de dingen, die voorbij gaan, de dingen, die wij straks los moeten laten. Ja, dan ervaren wij het, dat wij gakten en vreemdelingen zijn op aarde en op reis naar ons eeuwig huis. En wiens leven Christus is, diens sterven zal gewin zijn.
   En hoe staat het met u? Kent gij dit heimwee naar' een verzoend God en Vader in Christus? Wij moeten immers een beginsel van de hemelse zaligheid en heerlijkheid reeds hier leren kennen, - willen wij ook heimwee kunnen hebben naar de volkomen zaligheid. Zalig zijn zij, die heimwee hebben, want zij zullen thuis komen. Zij weten niet wanneer. Het behoeft ook niet. Zij willen rustig de tijd uit dienen, ijverig in het hun toevertrouwde werk. Zij weten ook niet hoe ; één ding weten zij wel : Zij komen er, omdat Jezus Christus nooit laat varen de werken Zijner handen en trouwe houdt tot in der eeuwigheid. En die zekerheid doet hen reeds zingen, door hun tranen heen :

Maar 't vrome volk, in U verheugd. Zal huppelen van zielevreugd. Daar zij hun wens verkrijgen : Hun blijdschap zal dan onbepaald. Door 't licht dat van Zijn aanzicht straalt, ten hoogste toppunt stijgen.

Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET LEVEN IN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's