Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE HOFNAR VAN GELRE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HOFNAR VAN GELRE

FEUILLETON

4 minuten leestijd

EEN VERHAAL UIT HET BEGIN DER ZESTIENDE EEUW

   Lang duurt het geprevel, dat op deze bange zieleklacht volgt
   Daar klepelt plotseling het vesperklokje. Het roept de monniken tot het avondmaal. De biddende richt zich moeizaam op.
   Och, neen, het bevreemdt hem in 't geheel niet, dat het versperklokje eerst thans wordt geluid: hij weet immers wel, dat de kloosterbroeders, weinig aan tucht meer gewend, niet steeds al de regelen van het convent in acht nemen en gewoonlijk de versperklok maar een paar uur later luiden, om dan meteen samen te komen voor het avondeten.
   O, hoe gaarne zou hij heden in zijn nu al duister vertrek blijven! Want hij weet maar al te goed, dat hij aan de avondraaalsdis weer veel zal zien en horen, dat hem pijnigen zal.
   Wegblijven durft hij evenwel niet. De prior toch wil, dat, behalve in de metten, alle monpiken minstens éénmaal per dag samenkomen, en dat moet altijd 's avonds zijn, in het refectorium.
   Zuchtend neemt hij kruikje en ganzepen op en bergt ze in de lade van het lessenaartje ; dan trekt hij zijn gordel wat vaster aan, strijkt met de handen zijn verwarde haren enigszins glad en opent daarna de deur.
   Met loden stap verdwijnt hij in de schejnerdonkere gang.

Hoofdstuk II

Zielestrijd 
   't Is een ruime zaal, het refectorium in het Arnhemse klooster, gewoonlijk door de broeders kortweg refter genoemd. Enige grote kaarsen op sierlijke luchters van gepolijst koper verspreiden er, nu de, avond is gevallen, een zacht, doezelig licht, dat de fresco's aan de wanden, door een broeder-kunstschilder vóór vele jaren gepenseeld, een diepe tint geeft en slechts bij lang turen de schoonheid van de beelden schijnt te doen opgloren. Daar op de voorwand een primitieve voorstelling van het laatste Avondmaal en de Bruiloft te Kana; rechts en links en aan de achterwand allerlei voorstellingen uit de levens der Heiligen: St-Hieronymus, die een doorn uit de poot van een leeuw trekt; St-Maarten, met het zwaard zijn mantel doorsnijdend, om de helft er van aan een arme te geven; St- Veronica, aan vriendinnen het doek tonend met het ingedrukte, bloedige aangezicht des Heilands, enz.
   In 't midden de „sale" staat het avondmaal reeds klaar. Op drie lange tafels, bedekt met witlinnen ammelakens, prijken verscheidene schotels en schalen: hier een teljoor met dampende rijst, daar een ander met heerlijk gebakken melkbrood; ginds een schotel met forellen, er naast een met gekookte schelvis. Op het einde van de derde tafel een schaal met vette paling; er naast een assiette met look en een kom met gembersaus; elders

Maar — de meeste broeders, achteloos op bankjes rondom de tafels neergezeten, zijn reeds aanwezig en wachten met blijkbaar ongeduld.
   Eindelijk -— daar verschijnt de pater Cellarius en een helper met enkele grote flessen wijn, en plaatsen die dicht bij de prior, die in het midden van de middelste tafel is gezeten, in een stoel met hoge rugleuning.
   De prior klingelt met een koperen sierlijk geciseleerde tafelschel en vraagt dan, terwijl hij onderzoekend rondkijkt :
   „Wie der broeders ontbreekt nog? " „Broeder Bernardus, Eerwaarde", zegt een der aanzittenden.
   „O!" roept schalks lachend een klein gezet monnikje halfluid, terwijl zijn zwarte kraaloogjes om zich heen kijken; „die biecht zeker aan de heilige Moedermaagd weer z'n zonden!"
   „Nou, jij moest daarover maar liever zwijgen, broeder Bernulf", zegt op dezelfde toon een overbuurman van de kleine, en geeft tegelijk een knipoog je aan de anderen ; ., jij biecht zelf nog veel meer dan hij".
   „Zo ? !" kraait Bernulf uitdagend; „dan weet jij zeker ook wel waar? !"
   „Ja, zeker weet ik dat".
   „Nu? "
   „Wel, in 't „Vergulde Aapje", bij kastelein Kerkhoven".
   Een vrij luid gelach der naast aanzittende broeders volgt in alle toonaarden op dit antwoord. Zelfs de prior, schoon hij stellig de woordenwisseling der twee niet heeft opgevangen, komt een glimlach om de strakke mond spelen, als hij uit zijn gepeins opziende, bemerkt, om wien men zich zo vrolijk maakt

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE HOFNAR VAN GELRE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's