„EEN ANKER DER ZIEL”
„Opdat wij een sterke vertroosting zouden hebben, wij n.l., die de toevlucht genomen hebben om de voorgestelde hoop vast te houden: welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste van het voorhangsel, daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus". Hebreen 6 vs 18b, 19 en 20a.
In het leven van Gods kind kan het geweldig stormen. Het geloofsleven is een geweldige strijd en een machtige worsteling. Het scheepje van Gods Kerk gaat heus niet altijd over een rustig voortkabbelende zee, zoals sommigen menen en het ook voorstellen. Ruw staat menigmaal de zee en geweldig beuken dan de golven, zodat ze niet vooruit kunnen komen, ja, zelfs dreigen te pletter te slaan op de klippen der branding.
Immers, hoe menigmaal gaat de Satan rond als een briesende leeuw, zoekende waar en wie hij verslinden kan. Hoe benauwend kan het zijn, wanneer onder het heilig recht Gods hun gehele bestaan tegen hen getuigt en zij het ervaren, dat zelfs de rechtvaardige van zijn kant nauwelijks zalig wordt.
Wanneer zij het de Psalmdichter moeten nazingen : Zo Gij in 't Recht wilt treden en gadeslaan mijn ongerechtigheden; ach, wie zal dan bestaan!
Wanneer wij de Psalmen nalezen, die toch zo bij uitstek het bevindelijk geestelijk leven vertolken, dan vinden we die vol van zulke benauwde ogenblikken, zodat we soms verschrikt moeten uitroepen: Nu zal mijn schip vergaan!
Maar nu hebt ge misschien wel eens opgemerkt, dat die Psalmen toch meestal weer eindigen in een zeker vertrouwen. De dichter van Psalm 42, die doorging onder de baren van Gods toorn, eindigt aldus: Hoop op God, sla 't oog naar Boven, want ik zal Zijn Naam nog loven!
Huppelt die dichter misschien in oppervlakkigheid maar weer over zijn ellendige toestand heen in een soort lichtvaardig optimisme"?
O neen, dat zeker niet! Maar ge weet, dat elk schip een anker aan boord heeft. Wanneer het schip het niet meer kan houden, dan gooit men het anker uit. En als dat nu maar in een vaste bodem valt, dan ligt het schip vast en veilig te midden van de woedende baren.
Nu verstaat ge, hoe de bovengenoemde Psalmdichter kan eindigen met vertrouwen. Hij heeft zijn anker uitgeworpen.
Elke waarachtige gelovige heeft zo'n anker, dat hij uitwerpt in de hoogste nood van zijn geestelijk leven.
En wat is dat anker van de gelovige?
Onze tekst zegt, dat dat is de hoop. De hoop is het anker der ziel.
Nu kunnen we meteen vragen : kan de hoop in donkere dagen wel het anker der ziel zijn? Ja, als alles goed en voorspoedig gaat, dan is de hoop overvloedig. Maar in donkere dagen, is dan de hoop ook niet verdwenen, wanneer alles in ons en om ons wankelt, zodat er niets is waar we ons aan vast kunnen houden?
De hoop kan wel een sterk anker zijn, maar dan moet er ook maar hoop aanwezig zijn! En is onze hoop niet vaak een rietstaf, die door de wind heen en weer bewogen wordt?
En toch zegt de Schrift, dat de hoop het anker der ziel is.
Maar nu moeten wij de inhoud van dit woord en de bedoeling van de Hebreënschrijver goed verstaan.
Het gaat hier niet over de hoop, die IN ONS is, maar het gaat over het goed, waarop wij hopen, waarnaar onze hoop zicht uitstrekt, n.l. het heil en de zaligheid in Christus.
O, als de zaligheid afhing van de sterkte en de hoeveelheid hoop, die er in ons is, dan zag het er eeuwig donker uit. Dan zou de zaligheid in onze hoop liggen, terwijl die hoop van ons maar zeer variabel is, vandaag eens wat meer en morgen weer minder en overmorgen bijna afgesneden.
Neen, de grond der zaligheid ligt niet in ons, gelukkig niet, maar buiten ons, in Christus Jezus, in de beloften Gods, die ja en amen zijn. Het gaat hier niet over de onderwerpelijke, maar over de voorwerpelijke hoop. De apostel spreekt dan ook over de hoop, die ons voorgesteld is, die ons voorgehouden wordt in de beloften Gods.
Over de beloften Gods gaat het ook in dit gedeelte van Hebreen 6. God had aan Abraham een belofte gegeven, dat hem Izaak geboren zou worden. En om Abraham's zwakheid des geloofs te hulp te komen, had Hij die belofte nog eens met een eedzwering bekrachtigd, opdat, — zo zegt de apostel — wij een krachtige aansporing zouden krijgen te grijpen naar de hoop, die voor ons ligt.
Alles in dit leven kan wankelen, zelfs ook de hoop, die leeft in onze harten, maar de beloften Gods kunnen niet wankelen in der eeuwigheid, te meer, omdat God ze onder ede heeft bevestigd.
En wanneer nu alles in ons en om ons wankelt en ons schip in de stormen van het geestelijk leven dreigt te vergaan, en wij nergens houvast aan hebben, dan hebben we een anker, waaraan ons schip blijft vasthouden: de onwankelbare beloften Gods, onder ede bevestigd!
En dat anker ligt vast en veilig, omdat het ligt in vaste bodem. Op die bodem komt het toch maar aan. Een veenbodem in een drassige polder is niet geschikt om er het anker uit te werpen.
Neen, de veenbodem van ons eigen hart, ook met al zijn bevindingen, is niet geschikt en betrouwbaar om er het anker in uit te werpen. We moeten een vaste grond hebben. En die is er, Gode zij dank!
De apostel spreekt over de ziel, die zijn •anker heeft uitgeworpen in het binnenste van het voorhangsel.
De Hebreënschrijver ziel hier op het Heilige der Heiligen, waar de ark stond met het verzoendeksel, en waar eenmaal in het jaar de Hogepriester inging om het bloed van het geslachte bokje te sprenkelen op het verzoendeksel. En over de Oud-Testamentische schaduwdienst heen gaat hij naar het hemelse Heiligdom, waar de grote Voorloper en Hogepriester is ingegaan, het Lam dat geslacht is en ons Gode heeft gekocht met Zijn dierbaar bloed.
Hij ziet op het volbrachte lijden en sterven van de Heere Jezus Christus, die met Zijn Hemelvaart is ingegaan. Die nu zit aan de Rechterhand des Vaders, sprekende: „Vader, Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zijn zullen degenen, die Gij Mij gegeven hebt".
Dat is de grond, waar Gods Kerk haar anker in heeft uitgeworpen, niet onze bevinding, maar het eeuwig welbehagen Gods in Christus geopenbaard. Die grond is eeuwig zeker, die v/eet van wankelen, noch bezwijken. Want die Grond heeft gezegd: Niemand kan u uit Mijn hand rukken, want Ik heb u in beide handpalmen gegraveerd.
De zekerheid in Hem als onze grond komt ook uit in de naam, die de Hebreënschrijver Hem geeft: „Voorloper".
Hij, als ons Hoofd, is al reeds ingegaan. En al degenen, die Hem als hun anker hebben, zullen Hem volgen in heerlijkheid.
Lezer, kent gij die Christus als uw hoop, als het anker van uw schip? De Schrift geeft die hoop n.l. niet aan iedereen, zonder meer. Ze verbindt er a.h.w. een voorwaarde aan. De Schrift zegt: wij hebben de hoop, die de toevlucht genomen hebben.
Er zijn veel mensen, die wel een hoop hebben, welke echter een valse, ijdele hoop is, omdat het is gebaseerd op een bedriegelijke grond.
Wij hebben straks al gesproken over de bedrieglijke grond van ons eigen hart. Zij bouwen op een traan, een zucht, een tekst, een beetje kennis van ellende en wat aandoenlijk spreken daarover, enz. En deze dingen en zaken zijn allemaal goed en wel, maar het is geen grond om het anker voor de eeuwigheid er in uit te werpen. Er is maar één onbedrieglijke grond, en dat is Christus ! En wie zullen Hem kennen en in Hem behouden worden? Zij, die op drift zijn geraakt; die de ondeugdelijkheid van hun ankergrond leerden kennen en die bij de ondergang van hun eigen verdorven hart zich hebben geworpen op het alleenzaligmakend werk van de Heere Jezus: Heere, help mij, want ik verga!
Dat zijn zij, die „de toevlucht genomen hebben".
Behoort gij óök tot hen?
O, wat kan het dan nog stormen in uw leven. O, wat kan üw ankerketting nog vaak strak staan, wanneer de golven slaan en de vijanden u onder water willen trekken. Zó strak, dat ge het nog menigmaal uitroept: „Heere, ik verga!"
Neen, ge zult niet vergaan. Want zij zullen niet beschaamd worden, die in Christus hun anker hebben uitgeworpen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's