Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OMTRENT DE VIERDE NACHTWAKE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OMTRENT DE VIERDE NACHTWAKE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als het nu avond was geworden, zo was het schip in het midden van de zee en Hij was alleen op het land.En Hij zag ddt zij zich zeer pijnigden om het schip voort te krijgen (want de wind was hun tegen) ; en omtrent de vierde nachtwake kwam Hij tot hen, wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan.En zij, ziende Hem wandelen op de zee, meenden dat het een spooksel was en schreeuwden zeer ; want zij zagen Hem allen en werden ontroerd. En terstond sprak Hij met hen en zeide tot hen : Zijt welgemoed. Ik ben het, vreest niet!En Hij klom tot hen in het schip, en de wind stilde ; en zij zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren verwonderd'. ontzetten' Markus 6 vers 47—51.

't Valt ons op, bij het lezen van bovenstaande geschiedenis, dat wij hier niets lezen van Petrus. Mattheüs vermeldt hierbij toch, dat Petrus op de zee wandelde en dat hij, ziende op de sterke wind, begon neder te zinken en in zijn nood riep : „Heere, behoud mij!", waarna de Heere hem greep en redde. Van dit alles vinden wij hier in Markus geen woord.

„Wel, dan heeft deze het mooiste, het voornaamste weggelaten", zegt ge misschien.

Neen, dat is het voornaamste, het belangrijkste niet. De grote hoofdzaak is niet, dat een discipel een wijle op de golven liep, maar dat de Heere Jezus in Zijn macht en majesteit wandelde op de schuimende zee. Hierin toch ligt de heerlijkheid van de persoon van onze Heere Jezus Christus, dat Hij op de golven treedt en hun macht beheerst, de golven van zonde, dood en verderf, die ons verdelgen. Hij is in Zichzelf het wonder, het wonder van Goddelijke almacht, recht en liefde. Een •twééde zaak is, dat Hij Zijn discipelen te hulp komt en aan een toestaat op de golven tot Hem te komen. Niet is het voornaamste, dat wij in Christus leren geloven, maar dat er Eén is, Die ons gelovig maakt. Nooit genoeg kunnen wij elkander op de grote Verlosser wijzen. Die nog altijd op machtige golven Zijn heersende voet zet, zonder daarin te verzinken.

Markus heeft weggelaten! dus het voornaamste niet

De Heiland had Zijn discipelen gedwongen om in het schip te gaan. Zij hadden er blijkbaar tegenzin in, om zonder de Heere af te varen, omdat zij het niet begrepen waarom dat nu toch eigenlijk nodig was. Wij verzetten ons uiteraard om iets te doen, dat wij niet begrijpen, een weg te betreden, waarvan wij de strekking niet verstaan Hij dwong hen. Zij móésten. De Heere heeft er hun geen reden van opgegeven. Hij heeft geen rekenschap gegeven van dit Zijn bevel. Zo gaat het vaak in het leven van Gods kinderen. Dan leidt de Heere ons op een weg, dikwijls van veel moeiten en zorgen, van ziekte en bittere teleurstelling, en wij begrijpen niet, dat dit nu zo moet. Wij kunnen de Heere niet narekenen en daarom willen wij niet in stille gehoorzaamheid gaan de weg, die ons wordt aangewezen. Dan openbaart zich de vijandschap des mensen in een murmurerend klagen, vijandschap tegenover de God zijns levens. Misschien was dit ook zo met u, die dit leest? Maar dan mocht gij, soms wonderlijk verrassend, iatêi' in het middiSir' van'"' uw moeilijke weg, de Heere ontmoeten in Zijn vertroostende nabijheid en gij mocht het uitroepen : „Neen, Heere, Gij hebt u niet vergist, maar ik was de dwaze, de eigenzinnige, die begrijpen wilde en niet geloven in Uw Vaderlijke wijsheid" Na de wondervolle redding zullen de discipelen wel gezegd liebben : Nu weten wij het, waarom Hij ons dwong in het schip te gaan en zonder Hem over te varen.

De Heere Zelf is op de berg gegaan om daar te bidden. Dit was niet de reden, waarom de discipelen moesten wegvaren. Zij hadden kunnen wachten aan de oever. Neen, de storm moest komen en de woeste golven moesten hen in de grootste nood brengen. Alles werd aldus beschikt door Hem, Die redden zou uit de nood.

WonderJijk zijn des Heeren wegen.

De Heiland ging op de hoogte om te bidden. Hij bidt en blijft bidden, terwijl de wind opsteekt en de stormen loeien. Dit houdt zeer veel vertroosting in voor geheel Zijn gemeente. Wie zal zeggen, hoeveel bemoediging reeds geput is uit wat Paulus schrijft, dat de Heere Jezus aan de rechterhand Gods is en daar voor ons bidt? De almachtige Verlosser is in de hoogste heerlijkheid werkzaam voor Zijn hulpeloze discipelen, als zij zijn in benauwdheid en angst, in geestelijke nood, in lichamelijkz zorgen, ja, als zij zich pijnigen in het worstelen tegen de woeste baren.

Deze waarheid mag wel de kleine zielen leiden tot de bede : „Heere, neem ook mij, in al mijn nood en zorgen, op in Uw almach­ tige voorbede, opdat ik niet zou bezwijken".

Onze geschiedenis geeft ons nu wel een bewijs, hoever het in die nood en in die zorgen kan gaan, vóórdat de voor Zijn gemeente biddende Heiland uitkomst geeft. Die Galilese vissers hadden het daar in die storm moeilijk met hun kleine scheepje. Zij pijnigden zich zeer. Zó aanschouwde de Heere hen. Zij roeiden uit alle macht en kwamen niet verder. Waren zij iets gevorderd, dan kwam er ineens een hoge golf en, sloeg hen terug en vulde hun scheepje met water. Dan aan het werk om het water te lozen, net zolang tot een volgende roller hun werk ongedaan maakte, 't Was haast niet uit te houden! Zo heeft het geduurd van de avond tot de vierde nachtwake, tot in de morgenstond Denk hieraan bij uw eigen nood. En als gij moet uitroepen : „'t Is haast niet om door te komen", wil daaruit dan niet besluiten, dat de Heere u vergeet. Het is misschien in uw nacht van zorgen nog niet de vierde nacht- .wake, m-afir Hij, vergeet nociit hen^ die op Hem hopen. m

Het moet wel eens gaan tot in de vierde nachtwake met de nood van het geestelijk leven. Toen de discipelen in de weg van gehoorzaamheid gingen, tóén, juist tóén kwam de nood, de moeite, de pijniging. Met de eis des Heeren is niet te schipperen. Het is de eis der volmaakte gerechtigheid, zodat wij in alles aan de wet Gods gelijkvormig moeten zijn. Meestal trekt de mens zich van die hooggaande geestelijke betekenis van des Heeren dienst niet veel aan en stelt zich tevreden met uiterlijkheden en vormen. Hierin krijgt hij dan ook geen stormen tegen zich en geen beukende golven, al wil de een het in die uiterlijkheden wat strenger opnemen dan de ander De mens schuwt het moeilijke. Hij onttrekt zich aan het echt geestelijke. Maar als de Heilige Geest dwingt, dan moet hij in dat scheepje gaan. Dan wordt het heel anders. Dan eerst komen de moeiten, de zielsbenauwende bezwaren. Dan beuken ons de golven en slingert de storm ons heen en weer. De weg van zelfkennis is een moeilijk pad. Wij komen er meestal langzaam op vooruit. Het is gemakkelijk uit te spreken, dat wij zondige mensen.zijn, onbekwaam tot enig goed, maar het wordt in een bange worsteling geleerd. Een worsteling, waarin wij teruggeslagen worden, waarin wij alle krachten inspannen om geestelijk te zijn, om onszelf een voorwerp te maken van de hemelse goedkeuring ; een worsteling, waarin elke poging op teleurstelling uitloopt. Op die zee komen wij geen handbreed vooruit. Daarin is de storm

van des Heeren heiligheid ons tegen. De golven van Zijn rechtvaardigheid beuken ons scheepje. Het is precies als met de discipelen op de Galilese Zee» Zij beproeven vruchteloos tegen de loeiende wind op te tornen. Al hun zeemanschap schiet tekort, nu de elementen in hun volle kracht tegen hen losgelaten worden. Zij zijn op het punt van te vergaan!

Totdat de Heere Jezus komt, de wonderdoende Redder, om volkomen stilte te gebieden. Immers wordt ons deze geschiedenis medegedeeld, opdat wij daaruit het Evangelie zouden beluisteren voor mensen, tot wie al hun doen en laten schuldig wederkeert, die geen handbreed vooruit kunnen komen om God welbehagelijk te zijn.

De Heere Jezus is alles. Hij alleen doet het. Het Evangelie der genade alleen brengt rust.

Toch is het opvallend, dat de Heiland dit moeizame worstelen der discipelen zo lang heeft aangezien. Hij is niet gekomen bij de eerste stormvlaag. Hij heeft hen de ganse nacht in hun pijnigende worsteling gelaten. Waaróm Hij dit deed, is niet te zeggen. Maar dat Hij het deed, is duidelijk. Toch is het voor alle geestelijke worstelaars tot een bemoediging, als er in vers 48 staat, dat Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden. Zo ziet Hij nog altijd uit de hoogte op Zijn strijdend volk neer en meet hun toe de maat van hun lijden. Is dit niet vertroostend? Laat dan de nood hoog stijgen, ook voor het tijdelijk leven! Er kunnen immers zo velerlei golven zijn, die ons levensscheepje beuken. Maar dan te geloven : „Hem, Die ze mij toeschikt, weet precies hoever het er mee is", doet het hoofd omhoog heffen in het midden van de grootste nood.

„En omtrent de vierde wake des nachts kwam Hij tot hen, wandelende op de zee, en wilde hen voorbij gaan". Zo staat er. De Heere komt aUijd op een wonderlijke wijze, om te redden en te zaligen. Hij komt, wandelende op de woeste golven.

Zó is Hij de grote Verlosser, de Zaligmaker Zijner Gemeente. Zo was heel Zijn verschijning, van Zijn kribbe tot aan Zijn kruis, in Zijn dood en in Zijn opstanding. Hij heeft daardoor Zijn voet gezet op de wateren des ver derfs, die het scheepje Zijner Kerk dreigden te verpletteren. Hij was geestelijk in alles, opdat Hij in onze plaats de wil des Heeren zou volbrengen en dat geestelijke, echt menselijke leven ons zou worden toegerekend. Zo komt Hij overwinnend tot ons om ons door hel Evangelie bekend te maken : „Komt gij geen handbreed vooruit in uw pogen om geestelijk te zijn. Ik ben hel, Ik alleen, in Wien gij gelovende het eeuwige leven hebt. Als gij uzelf in Mij verliest, zijt gij geestelijk. Ik heb ook uw schuld betaald, voor u, die niets anders kunt dan uw schuld vermeerderen. Ik heb over alle wateren des verderfs de heerschappij, , de overwinnende macht, Ik, Die gestorven' ben om uwe zonden en opgewekt om uwe rfechtvaardigmaking".

Een wO> nderdoende Redder ! Zo komt Hij tot ons, dcSor de zegeningen van het Verbond der genad*, door de prediking ! Wandelende op de zet? -, op de wateren des verderfs.

Was èr nu maar dadelijk het rechte geloof in onzfi harten ! Wij zouden Hem ontvangen en zegSgen : „Hij is de Heere. Daar wandelt

Hij op de golven. Hij zal ons beschermen. Hij is onze Zaligmaker".

Daar ontbreekt vaak zeer veel aan,

Hoe beneveld was het geloofsoog der discipelen. Als zij daar die vage gestalte zien, met een wapperend kleed, als rijdende op de vleugelen des winds, dan slaat de angst hen om het hart. Zij menen een spooksel te zien. Zij schreeuwen het uit. Luide schreeuwen zij, al die mannen, 't Klinkt boven het loeien van de storm uit. „'t Is te begrijpen", zal iemand misschien zeggen. Ik zou 't ook uitschreeuwen van angst" Toch moeten wij niet vergeten dat de discipelen de lichamelijke omwandeling des Heeren kenden. Zij wisten dat Hij niet ver van hen was. Bovendien hadden zij zo pas het wonder van de vermenigvuldiging der broden zien gebeuren. Markus schrijft dan ook : zij hadden niet gelet (niet zoals het behoorde) op het wonder der broden, want hun hart was verherd 't Kwam dus bij hen hierop neer : zij waren zó door hun nood in beslag genomen, dat zij de Heere Jezus geheel hebben vergeten, en dat zij die wondere verschijning op het water aanzagen voor een spooksel, als een satanische macht, als iets dat tegen het was. 't Was een schreeuwen vol ongeloof.

Een diep verootmoedigend bewijs hebben wij hierin te zien dat het geloof niet uit ons voorkomt. Als de Heere Zelf niet in het scheepje onzer ziel komt, wijzen wij zelfs in de grootste nood hét Evangelie van de grote Redder van ons af, alsof dat tegen ons zou zijn. Wij zouden maar altoos voortgaan in ons vruchteloos worstelen. Wij in onze armoede blijven dan arm. Wij maken onze schuld groter, terwijl zij al 'zo nameloos groot is. Er is zoveel schreeuwen vol ongeloof.

r«e. '\yij moeten over "'oils geloof, "óver'onze schuld bitterlijk lereh wenen. Dat werk van de Heilige Geest moéten wij kennen. De bede vervult dan ook ons hart : „Heere, treed Zelf met Uw majesteit ei"- genade binnen in het scheepje van mijn hart. Blijf niet buiten mij, Gij, die wandelt op de golven der zee. Houd U niet van mij af totdat ik geloof. Verban mijn ongeloof en overwin mijn ongelovig schreeuwen, Gij, Zions Borg en Zaligmaker. Kom in mij, óok in mij".

De Heere gaat Zijn discipelen niet voorbij. Hij doet hen niet naar de zonde van hun ongeloof. Hij sprak terstond tot hen : „Zijt welgemoed. Ik ben het, vrees niet". Toen klom Hij in hun schip en de wind stilde. Toen was het rustig, ook in hun hart. En zij ontzetten zich boven mate. 't Was een rustige bewondering van de Redder uit de nood.

Zo is het nodig dat de Heere Zelf intreedt in onze benauwde ziel, met de spraak van het Evangelie : „Wees welgemoed. Ik ben het, vrees niet". Daar is een overweldigende macht van 't Woord Gods, waardoor alle onrust ophoudt, 't Is de kracht Gods tot zaligheid, die zo wonderlijk werkt, dat alle redenering te kort schiet, 't Is de zegenende liefde Gods, die door het geloof in Christus gekend wordt, zó rijk, zó milddadig, dat ik zeg : „Nu is God bij mij, en ik bij God, bij mijn Vader in Christus. Mijn schuld is mij uitgedelgd. Ik ben gerechtvaardigd.- 'k Word altijd aangezien in Hem, Die geestelijk was".

Dan is het volkomen rustig in ons. Dan behoeven wij niet meer te worstelen, te slaven, te zwoegen, als roeiers over de riemen, om met God verzoend te zijn. Dan rusten wij in Christus alleen. Die ons daardoor geestelijk maakt. Hem te dienen, te volgen, is dan de lust, de nieuwe lust des harten. iï}ft^^|«g^s

Zo treedt Christus in het scheepje van bils hart. Dan zwijgen de stormen. Er loeien geen orkanen meer. Dan is ons alles goed wat de Heere met ons voorheeft, omdat de Heere in ons is met de rijkdom van Zijn Woord. Eri jiï die onbeschrijfelijke stilte des geloofs is het een-en-al verbazing over de grootheid van Gods liefde in Christus voor dediepst gezonkene. Een-en-al aanbidding en verheerlijking

van de deugden des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1952

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

OMTRENT DE VIERDE NACHTWAKE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1952

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's