Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LIEFDE GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LIEFDE GODS

10 minuten leestijd

Dankende de Vader, die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet in het koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. Colossenzen 1 vers 12 en 13

   De apostel Johannes zegt in een van zijn brieven : „Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft". De liefde Gods is onbegrijpelijk groot. Evenmin als wij met onze handen aan de hemel kunnen reiken, zo min kunnen wij met onze gedachten de liefde Gods omvatten. De liefde Gods toch ïs een spontane liefde. Ze wordt niet opgewekt door een voorwerp buiten God, zoals bij ons het geval is. De liefde Gods is de vertolking van het innerlijke wezen Gods. Zoals alles in God, is ook die liefde onmetelijk. Dat blijkt vooral, als we ons eens afvragen tot wie die liefde Gods uitgaat. Die liefde Gods gaat uit niet slechts naar de heilige engelen dat kunnen we begrijpen — maar de liefde Gods gaat uit naar zondaren, naar mensen, die gedurig Gods geboden overtreden, die God met zijn gaven in het aangezicht slaan. Die liefde Gods is zelfs zó groot, dat Hij voor de redding van Zijn volk Zijn eniggeboren Zoon overgaf zelfs in de bittere en smadelijke dood van het kruis. Van die onbegrijpelijke hefde Gods getuigt nu ook het woord onzer overdenking.
   In het tekstwoord wordt allereerst gemeld, waaruit die liefde Gods de mens verlost. Paulus zegt daarvan: „die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis".
   Blijkens dit woord verkeert de mens van nature in het machtsgebied van de vorst der duisternis. Wat wil dat nu zeggen ? De duisternis is in het Woord des Heeren het beeld van onkunde en dwaling. Hoe gemakkelijk toch doet de duisternis ons dwalen. Hoe onkundig zijn we in de duisternis menigmaal van de gevaren, die ons bedreigen. Zo nu zijn we ook geestelijk in de macht der duisternis. De Psalmist zegt : ,,Zij weten niet en verstaan niet; zij wandelen in het duister". Immers door onze zonden hebben we het licht der kennis Gods in ons leven geblust. Zonder het Woord Gods zouden we van de weg der zaligheid niets weten.
   Zonder het licht van het Woord zou er geen enkele oplossing zijn van de grote levensvragen. De duisternis der onkunde heeft zijn geweldige macht over ons uitgebreid. Immers : kennis is macht. Maar ook onkunde is een macht, maar een macht ten verderve.
   Het is echter niet alleen de macht der onkunde, die ons gevangen houdt. De duisternis is ook het beeld van zonde en ongerechtigheid. In de duisternis toch gaan de werkers der ongerechtigheid uit om hun euveldaden te bedrijven. De be­ scherming der duisternis wordt gezocht voor allerlei duistere practijken. Nu moge het volkomen waar zijn, dat wij aan zulke practijken niet deelnemen, dat wil daarom niet zeggen, dat in ons hart niet vele zonden leven. Het is alleen te danken aan Gods terughoudende genade, wanneer de kwade neigingen en boze gedachten, die we zo menigmaal voeden niet in daden worden omgezet. Deze duisternis van zonde en ongerechtigheid is een macht over ons. Immers al strijden wij ten bloede toe tegen onze zonden — en dat is voorzeker onze dure roeping van de zonde ons losmaken, is een onii'xögelijke zaak. De zonde is een macht, die ons gevangen houdt.
   Ten slotte is de duisternis het beeld van dood en graf. Duisternis en dood zijn aan elkander gehuwd, zoals het licht en het leven. Waar de duisternis heerst, sterft alles weg. Geen enkel levend wezen kan op de duur in de duisternis verkeren, zonder zich in zijn bestaan ernstig bedreigd te zien. Zo zijn wij allen kinderen der duisternis, aan de dood in de meest uitgebreide zin onderworpen. Wij wonen in het land van de schaduw des doods. En dat niet alleen omdat we aan de lichamelijke dood zijn onderworpen, maar evenzeer omdat we geestelijk van God gescheiden zijn : onze geestelijke doodstaat. En dan zwijgen we nog maar van de eeuwige dood, het eeuwig van God, als de bron van licht en van leven, gescheiden zijn. De dood is zulk een geduchte macht, dat alles hiervoor op aarde moet zwichten.
   Het is dus wel een droeve, maar nochtans juiste belijdenis, dat we allen in de macht der duisternis zijn. Maar die macht der duisternis wordt juist hierom zo angstaanjagend, omdat die macht der duisternis wordt uitgeoefend door de verderver van den beginne, de vorst der duisternis.
   Gelukkig echter de mens, die nu achter de afschuwelijke gedaante van de vorst der duisternis mag zien verschijnen de aanbiddenswaardige gestalte van de Zone Gods. Jezus Christus heeft in Zijn omwandeling en in Zijn verzoenend sterven met die machten der duisternis gestreden. En die machten ook overwonnen. Immers: het Paasfeest ligt nog vers in ons geheugen. Op de blijde Paasmorgen trad de grote Levensvorst uit de bange strijd met de vorst der duisternis naar voren. Nu draagt Hij aan Zijn gordel de sleutelen van dood en graf !
   Dank zij die overwinning door de Zoon, worden nu Gods gekenden door de Vader getrokken uit de macht der duisternis. Dat doet de Vader door de werking van de Heilige Geest, waardoor de zondaar ontdekt wordt aan zijn verdoemelijke en diep droeve staat.
   Opmerkelijk is het, dat Paulus hier spreekt van een ,,getrokken worden". Elders lezen we ook, dat Gods kinderen worden gevoerd, geleid, gelokt zelfs. Hier is echter sprake van een getrokken worden. Dat ziet hier immers op de geduchte macht van de vorst der duis­ternis, die zijn prooi zó maar niet loslaat. Gelukkig echter is het te weten, dat tegenover de almacht des Vaders geen enkele macht bestand is. Gods arm is met macht. Als God werkt, wie zal dan keren. De genadewerking des Heeren is immers onwederstandelijk.
   Aan die liefde Gods hebben Gods kinderen dus te danken, dat zij getrokken worden uit de macht der duisternis. Maar aan die liefde Gods hebben zij evenzeer te danken, dat zij naar het woord van de tekst : ,,worden overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde". Immers de verlossing, die God in het hart van Zijn gekenden uitwerkt, heeft twee zijden. Niet alleen worden zij verlost uit de macht der duisternis, maar zij worden ook geplaatst in het hcht. De verlossing heeft niet alleen een negatieve, maar ook een positieve zijde. Het is niet alleen de afsterving van de oude mens, maar evenzeer de opstanding van de nieuwe mens, waarin de bekering des mensen bestaat.
   Gods gekenden worden overgezet, zegt Paulus in het bovengenoemde tekstwoord. Elders spreekt Gods Woord van een overgeplant worden. Zij worden overgeplant uit de oude voedingsbodem der zonde en zelfzucht en geplant in de nieuwe voedingsbodem van Gods genade.
   Overgezet uit de macht der duisternis in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde. Christus, het voorwerp van de liefde Gods in zeer bijzondere zin, is de Koning van het geestelijk rijk, dat Hij zelf door Zijn worsteling met het rijk der duisternis heeft gegrondvest in Zijn bloed. Overgezet in dat geestelijk rijk, wordt Gods kind onderdaan van Koning Jezus. Dat is het grote voorrecht van Gods volk. Dat is hun enige troost : te mogen weten het eigendom te zijn van die getrouwe God en Zaligmaker, Jezus Christus. Dat Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest. In dat Koninkrijk heerst de wet der liefde. Alle onderdanen in dat Koninkrijk hebben de roeping, de Heere boven alles en de naaste als zichzelf lief te hebben. En al is het dat zij slechts een klein beginsel der ware gehoorzaamheid hebben, toch streven zij door Gods genade er naar om alle geboden Gods nauwkeurig te houden. Welk een onschatbare rijkdom is het, om deel te hebben aan dat Koninkrijk !
   We willen tenslotte nog letten op datgene, waartoe de liefde Gods bekwaamt. De tekstwoorden luiden : „die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben aan de erve der heiligen in het licht".
   Deel te hebben aan de erve der heiligen in het licht, is het eeuwig voorrecht dergenen, die verlost van zonde en schuld, van droefheid en ellende, de aardse tabernakel hebben mogen afleggen en ingegaan zijn in de rust, die er overblijft voor allen, die hier zijn overgeplant uit de duisternis in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde. De erve der heiligen in het licht, is de zaligheid, die gesmaakt wordt in de aanschouwing van het schitterend deugdenbeeld Gods. In de hemel zal de ziel steeds nieuwe verten van heerlijkheid in God- mogen zien en zich in die lichtende aanschouwing mogen verheugen.
   Zoals de mens Gods door de zonde verworden is, is hij niet capabel meer om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht. Zijn geestesoog is te zeer verduisterd om de heerlijkheid van God te zien. Daarom zegt Paulus, dat Gods gekenden worden bekwaam gemaakt" om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht. In dat Koninkrijk nu van de Zoon vaii Gods liefde wordt de levende ziel bekwaam gemaakt tot de erve der heiligen in het hcht. In dat Koninkrijk maakt de ziel dus een ontwikkeling door, als het wèl is. Daar wordt de ziel geoefend ten eeuwigen leven. Daar wordt zij rijp 'gemaakt voor zijn eeuwige bestemming. Daar leert zij door het geloof heerlijkheid in God en in Zijn Christus zien. Dan worden de deugden Gods hier reeds voorwerp van aanbidding. Dan leert de ziel steeds meer begrijpen van het innerlijke wezen Gods : de liefde.
   Vol aanbidding knielt Gods kind dan, diep eerbiedig neder voor die geduchte God, vol majesteit en heerlijkheid, en toch durft zij dan kinderlijk vertrouwend fluisteren : „Onze Vader, die in de hemelen zijt" !
   Hoeveel Gods kind hier op aarde ook van Gods gemeenschap mag smaken, toch is deze aanbidding maar zeer onvolkomen. De volle schittering van het deugdenbeeld Gods te aanschouwen, is geen sterveling, hoe begenadigd hij ook moge zijn, gegeven. Ons aardse oog is hiervoor niet geschikt. Het is Gods
kind alleen gegeven iets van de eeuwige lichtschittering in de ziel te genieten.
   Eens echter, als Gods kinderen de taak op deze wereld, die God hen hier oplegde, hebben volbracht, zullen ze mogen ingaan tot de erve der heiligen in het liöht. Daar hangt ook voor hen dan nog wel aan het eind van hun leven dat zwarte gordijn •— we noemen dat vol ontzetting de dood — maar als dat gordijn valt, dan zal daar zijn de stralende heerlijkheid van het deugdenbeeld Gods. In de aanbidding van dat deugdenbeeld voor eeuwig te mogen opgaan, is het zalig lot van de heiligen in het licht.
   Is het wonder dat Paulus, deze dingen overdenkend, de Vader dankt ? „Dankende de Vader, die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht", zo schrijft hij. Hij dankt de Vader, die zulk een verlossing voor zondaren heeft bewerkt. Hij dankt de Vader, dat Hij door Zijn liefde zondaren, die alles verbeurd hebben, in die verlossing wil. doen delen. Hij dankt de Vader, dat Hij aan zondige stervelingen zulk een heerlijk uitzicht opent.
   Van die dank moet het gehele leven van Gods kinderen getuigen. Vooral in deze geestelijk zo donkere dagen. Gesterkt door het geloof, mogen Gods kinderen door de duisternis dezer tijden heen zien naar een lichtend verschiet. Vol hoop mogen zij door Gods genade verlangend de handen uitbreiden naar die lichtende horizont aan het eind van des levens baan. En met die hoop, daalt ook de dank in ihet hart aan Hem, die Zijn volk deze glorie bereidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE LIEFDE GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's