Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OP PATMOS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OP PATMOS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En toen ik Hem zag. viel ik als dooJ. aan Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot Ik hen de Eerste en de Laatste ; en Die leef, Openharing Zijn voeten; en mij: Vrees niet; — —J" i vers iT, iSa.

In onze meditatie-tekst spreekt een oud, begenadigd kind des Heeren uit, wat het gevolg mocht zijn van die wondere ontmoeting, aan hem bereid door de verhoogde, opgestane Koning der Kerk : Jezus Christus. . '

Ja, met recht is deze, in 's Heeren dienst vergrijsde apostel Johannes begenadigd te noemen ! Reeds zijn naam spelt het ons duidelijk, dat God genadig is, en Zich genadig betoont. Maar speciaal mag déze man Johannes heten en een Johannes zijn.

d.w.z. een begenadigde, omdat God hem in Christus heeft aangenomen tot Zijn eeuwig bemind kind. En is dat niet een onschatbaar voorrecht, een weergaloos-schoon genade-geschenk !

Want wat was die Johannes uit

en van. zichzelf ? Niet anders dan wij, n.l. van nature een kind des toorns, een van God vervreemde ; uit Zijn heilige, nochtans zaligende nabijheid uitgesloten en verbannen uit het paradijs der Gods-gemeenschap nadr recht. En wat is die Johannes nu geworden ? Dank zij verkiezende liefde, is hij een getrokkene uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, een herbórene tot een levende hope, een van zonde en schuld verloste in de weg van verzoening door voldoening, in de Heere Jezus Christus geopenbaard ; ja, zo is Johannes geworden een woonstede Gods in de Heilige Geest. In de gemeenschap met een Drieënig God hersteld naar recht èn naar genade !

En nu heeft deze apostel, deze , .lerende ouderling" uit Efeze, zouden we kunnen zeggen, op zijn oude dag nog moeten doorleven, dat hij zich , , medegenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de lijdzaamheid" heeft te weten met allen, die vanwege het Evangelie des kruises, „om het Woord Gods en de getuigenis van Jezus Christus" vervolgd werden. Het waren bange dagen. De wereld wierp de levende Kerk uit. De draak vervolgde de vrouw, reeds tóén. (vgl. Hoofdstuk 12).

De getrouwe getuige daar in Efeze, zo meende de vervolger, kon men het beste onschadelijk maken, dóór hem te verbannen naar het eilandje Patmos, ongeveer tien K.M. groot in het vierkant, gelegen in de Egeïsche Zee. Alle contact, alle omgang en gemeenschap werden hem zo met zijn gehefde gemeente ontnomen. En toch, Johannes mocht het daar wedervaren, wat iemand zo samenvatte, maar zo ontzaglijk veel in zich sluit :

„O, heilig eenzaam, met God gemeenzaam !"

Op de Dag des Heeren, op de Zondag dus — gewijd aan de gedachtenis van Christus' verrijizenis uit de doden ! —' is Johannes , , in de geest". De arme banneling mag door onverdiende genade wederom delen in 's Heeren gemeenschap. Grote dingen gaan er dit keer met en rondom Hem gebeuren. Hij hoort , , een grote stem als van een bazuin" (vs. 10), en Johannes heeft zélfs op die afgelegen plek nog een taak, een roeping te vervullen. Daartoe krijgt hij hemels onderwijs, dat hij

straks tot vertroosting van de Kerk aller ecuwen mag optekene^\ en aan de zeven gemeenten in Klein-Azië gaan aanreiken.

Johannes keert zich om , , om de stem te zien". Allereerst aanschouwt hij dan zeven gouden kandelaren : (= de zeven gemeenten Gods), en in het midden daarvan de verhoogde Immanuël: Jezus Christus, in de volle luister van Zijn opstandings-heerlijkheid en verhogings-glorie, maar nochtans dezelfde als Hij was op aarde : , , de Zoon des mensen gelijk" (vs. 13). Hij die leeft tot in alle eeuwigheid is dezelfde, als die dood geweest is. (vs. 18). En die levende stem van de Opgestane is het beste identiteits-bewijs voor Johannes, en sluit alle twijfel buiten. Christus' schaap op Patmos beluistert , , in de Heilige Geest" de stem van de Goede Herder !

En toch, de aanblik van Hem, Die tussen de gouden kandelaren wandelt, van Hèm, Die — er moge met Zijn dienaren gebeuren, wat er wil ^- Zijn Kerk in Zijn handpalmen gegraveerd, vast-houdt!, — die aanblik is zo machtig-aangrijpend, zo verrassend, ontdekkend en vertroostend tevens, dat Johannes zich niet kan handhaven. Hij valt ! Het zou te ver voeren, in te gaan op de betekenis van Christus' majesteitelijke verschijning aan Johannes op Patmos. Duidelijk zag de ziener zijn Heere en Meester als , , bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord aan de borsten met een gouden gordel; en Zijn hoofd en haar was wit gelijk als witte Wol, gelijk sneeuw, en Zijn ogen gelijk een vlam vuurs ; en Zijn voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven ; en Zijn stem als een stem van vele wateren. En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard ; en Zijn aan­ gezicht was, gelijk de zon schijnt in hare kracht !" (vs. 13—16).

Wanneer Johannes de verheerlijkte Christus zó ziet in al Zijn verhoogde Middelaars-glorie, valt hij als dood voor Hem neder. De Goddelijke majesteit, die van Christus uitstraalt, is te groot, dan dat zelfs Zijn liefste discipel zich staande kan houden. Zalige ervaring, voor die Christus te mogen vallen in het stof. Want de nederigen geeft God immers genade, en dat is de Johannes-kerk en - gestalte bij uit­

nemendheid ; maar de hovaardigen kent Hij van verre. Nochtans zal eenmaal Hèm alle knie gebogen worden, en alle tong zal Zijn Naam belijden. M'n lezer, het zal er op aankomen, of ge, evenals Johannes, die

val moogt doorleven. Het is een vallen uit vreze vanwege de majesteit Gods. Wee mijner, ik verga ! (Jesaja 6)' Maar het is óok een zalig vallen : want Johannes mocht als dood terneer-vallen aan de voeten van Hèm, Die — dood geweest is, plaatsbekledend, verzoenend, reinigend en leven-wekkend; en zie. Hij lééft tot in alle eeuwigheid.

Dat is Opstandings-prediking. Dat is de kracht van de Opgestane, ge­

openbaard in ons, dode zondaren. Zomin als voor God, als Rechter, kan de mens zich voor Christus, als Hij Zich openbaart, handhaven. Denk aan Saul van Tarsen, die tegen de grond gesmeten werd. In het stof! Op de knieën ! Als dood voor Zijn voeten !

En daar zou Johannes gewis gestorven zijn, als Christus niet ontfermend en vol meedogen Zijn rechterhand op hem gelegd had en vertroostend het „vrees niet!" had uitgesproken. Hij is immers de Eerste en de Laatste !

De Rechterhand van Christus ! Is dat niet die sterke Rechterhand des Vaders, waardoor Hij enerzijds de wereld doet beven, het heelal regeert, maar ook anderzijds Zijn Kerk trekt uit deze tegenwoordige, boze wereld, en Zijn Kerk in stand houdt ? Ja, dat is diezelfde Rechterhand !

Die Rechterhand van Christus n.l., welke Hij aan het vloekhout des kruises had laten doornagelen, maar die Hij na Zijn opstanding niet alleen Thomas toont, maar ook in Zijn hemelvaart Zijn ganse Kerk zegenend toestrekt.

Die Rechterhand van Christus kan in dit heden der genade uitsluitend genade meedelen voor genade.

o, geliefde lezer, wat viel dat voor Johannes mee !

Als dood voor Christus' voeten lag hij daar. En de belijdenis, levend in het hart en op de lippen van de levendgemaakte Kerk: , , dood door de misdaden en de zonden", en niet anders dan de eeuwige dood verdiend !, was ook Johannes niet vreemd. Daarom, welk een aanbiddelijk wónder, nu die Rechterhand van Christus, zo neerbuigend, vertroostend en vrees-verjagend op zulk een nietig, in zich arm en verloren zondaarskind neervlijt. \

Het is om te sterven onder die liefdebetoning !

En dit geldt nu niet alléén die Johannes op Patmos. Neen, de ganse Kerk is onder Christus' Middelaars-handen veilig geborgen ! En uit Zijn lippen klinkt de bevestiging van deze daad, wanneer ze zich openen ten léven •— waar het zwaard des Geestes zo dodelijk dreigde! — : „Vrees niet. Ik ben de Eerste en de Laatste, en Die lééf i"

Alles ligt vast in en bij Hem. Weliswaar Zoon-des-ménsen geworden in de tijd, is Hij 's Vaders ééngeliefde Zoon, „die is, die was en die komen zal", gisteren en heden Dezelfde, en tot in eeuwigheid !

De Eerste en de Laatste ! Johannes was Hèm van eeuwigheid ter verlossing toevertrouwd, en niet alleen Johannes persoonlijk, maar de gehele Kerk ! Hij : de Eerste, daarna de Zijnen, in Hèm verkoren (Efeze 1). Maar óok: Hij, de Laatste. Hij heeft het laatste woord. De Vader heeft Hem het oordeel overgegeven. Daarom Johannes: vrees niet ! Vrees niet voor uzelf, noch voor uw gemeenten. Ik bén dood geweest, maar nu leef Ik tot in alle eeuwigheid ! Waarop de gemeente het , , Amen i", dat is waar, dat is éeuwig-waar mag uitroepen, onder de voorspraak van de Heilige iGeest.

Vrees niet!, Johannes, voor God. Want al uw schuld heb Ik volkomen betaald. Wie zal u scheiden van de liefde, in Mij geopenbaard ? En vrees niet, Johannes, voor Mij in Mijn goddelijke heerlijkheid. Want Ik ben het. Die met u spreek. Die dood geweest is, ook voor u, en lééf eeuwiglijk mét u !

Vrees niet, Johannes, u kunnen de mensen verbannen, ja, desnoods doden naar het lichaam, maar Mij, Christus de Levensvorst, nooit en te nimmer. Ik ben de Laatste! Ik leef tot in alle eeuwigheid. En Ik heb de sleutels van hel, dood en graf.

Ook gij, mijn lezer, hebt met Hèm te doen. Hij biedt Zich u aan tot een Borg en Voorspraak bij God. Wilt ge onverzoend met God, onbekeerd van hart, verder gaan, en Christus' waarschuwing en vriendelijke nodiging afwijzen ? Het zal u eeuwige vreze baren, indien ge u niet laat gezeggen ! Vrees gij dan wèl, . want 't zal vreselijk zijn te vallen in Gods handen, en in Christus' handen, die gij zoudt hebben van u weggeduwd. Christus is de Laatste. Onbekeerde van hart en wandel, als een toornend Lam zal Hij u laten doden, ja doen dood-slaan aan Zijn voeten. O, valt nog voor Hem neer. Nu, nu het nog kan ; nu Hij nog nederigen opricht uit het stof. Wie door Hem is gered en wordt bewaard, zal dat Lam en in Hem God-Drieënig eeuwig verhogen en verheffen. , , Mijn God, .U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan !" (Ps. 52).

Dat Lam laat niet los. Hij houdt in Zijn rechterhand Zijn ganse Kerk omklemd en doet ze ingaan in Gods Vaderhuis !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

OP PATMOS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's