Meditatie
,,En Filippus deed zijn mond open, en beginnende van die Schrift, verkondigde hem Jezus". Handel. 8 vs. 35.
In de geschiedenis van de bekering van de Moorman hebben we allereerst te letten op het bevel, dat door middel van een engel des Heeren tot Filippus komt en dat luidt: „Sta op en ga heen tegen het Zuiden op de weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is".
Het doel waartoe Filippus daarheen werd gezonden, blijft alsnog voor hem verborgen. Hij ontvangt eenvoudig het bevel, de opdracht, die hierboven omschreven is, zonder meer. En zoals de Heere hier handelt met Filippus, zo handelt Hij gewoonlijk met de Zijnen, om hen op die wijze te oefenen in gehoorzaamheid jegens Hem.
De bedoeling van dit bevel is voor Filippus verborgen. En als zijn verstand gaat redeneren, dan zijn er veel bezwaren tegen in te brengen. Immers, welk nut kon het nu hebben, om te gaan naar zulk een plaats, als waarheen hij gezonden werd? Maar Filippus is door genade een getrouwe dienstknecht des Heeren. Hij gaat niet te rade met vlees en bloed, maar laat de uitkomst liggen in de hand des Heeren. Hij houdt zich er mede tevreden, het bevel des Heeren op te volgen, zonder de bedoeling daarvan te begrijpen.
,,En hij stond op, en ging heen".
Dit zijn maar een paar woorden, doch ze drukken de geloofsgehoorzaamheid van Filippus uit.
De profeet Jona ontving ook eenmaal een bevel, namelijk om te gaan prediken tegen Ninevé. Doch van hem lezen we : „Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aangezicht des Heeren". Inplaats van naar het Oosten te gaan, reisde hij naar het Westen. Aan Jona was het doel, waartoe hij gezonden werd, bekend. Maar hij moest eerst gewillig worden gemaakt.
In zijn verklaring van dit Schriftgedeelte merkt Calvijn op, dat God ons overvloediglijk in Zijn Woord mededeelt, wat wij doen moeten, en dat niemand, die Zijn aangezicht zoekt en zich aan de leiding des Heiligen Geestes onderwerpt, ooit zonder voorlichting wezen zal. Zo moet het dan iemand genoeg zijn, Gods geboden op te volgen, zonder de uitkomst zelf te willen bepalen. Want waar dit geschiedt, draagt de Heere daarvoor Zelf zorg. Dit nu geeft een verheugd volgen van de Heere in de weg Zijner geboden.
Maar dit is onmogelijk, zonder ware zelfverloochening.
Filippus, van wie wij in onze tekst lezen dat hij predikte, ging in deze weg naar de plaats, die de Heere hem bevolen had. En het bleek, dat hij God niet vruchteloos gehoorzaamd had. Want hoewel het Filippus onbekend was, waartoe hij zich naar de aangegeven plaats moest begeven, nochtans was dit de Heere niet onbekend. Naar Zijn raad en in de weg Zijner voorzienigheid treft hij aldaar de Moorman aan, die terugkeerde uit Jeruzalem naar zijn vaderland.
Hier zien wij dus de persoon, aan wie Jezus gepredikt werd. In het feit dat deze Moorman zo rijk door God begenadigd werd, mogen we de aanvankelijke vervulling zien van de profetie uit Psalm 68 : ,,Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken".
Deze man nu, die een zeer hoge positie bekleedde aan het hof van de koningin der Moren, was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem. Hoe deze man met de Joodse godsdienst in aanraking is gekomen, wordt ons niet medegedeeld. Na de ballingschap waren er Joden in allerlei landen verstrooid. En met verloochening van de afgoden, die in zijn land gediend werden, had hij zich bij hen gevoegd. Dat kan onmogelijk geschied zijn, zonder dat hij zich bij velen gehaat maakte. Maar zijn overtuiging dienaangaande kon hem toch geenszins weerhouden van de openlijke belijdenis van zijn godsdienst. Ook hij maakt de reis naar Jeruzalem, om aldaar te aanbidden. Maar.... teleurgesteld moet hij van daar wederkeren. Het Evangelie was voor hem verborgen gebleven. Nochtans zou hem die schat onverwacht ten deel vallen, en dat, nadat hij al de uitwendige pracht van Jeruzalem en z'n tempeldienst achter zich gelaten had.
Hij keert terug uit Jeruzalem, zoals er waarschijnlijk weinigen van terugkeerden. Zijn hongerende ziel zocht hij te voeden met de woorden van de profeet Jesaja. En Gods Woord is het middel, waardoor de Heere de Zijnen onderwijst. Nochtans schijnt het, alsof deze man daarin tevergeefs leest. Immers, de ware inhoud en betekenis der profetie is voor hem ten enenmale verborgen. Toch volhardt hij in het lezen daarvan. Maar als Filippus tot hem komt met de vraag, of hij verstaat hetgeen hij leest, dan belijdt hij zijn grote onkunde, en zegt: „Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht ? " Ja, hij ging nog verder, en bad Filippus dat hij zou opkomen en bij hem zitten. Zulk een nederigheid en leergierigheid werd en wordt zelden gevonden. Menigeen verstoot in hoogmoed de middelen, waardoor het God behaagt hemels onderwijs te geven. Maar niemand kan die ongestraft verstoten. Doch hier was het anders. De Geest zeide tot Filippus : „Ga toe en voeg u bij deze wagen". En de Heere had Zelf plaats gemaakt in het hart van de Moorman voor het onderwijs, dat Filippus gaf.
Nadat we nu iets van de prediker en ook van de persoon, tot wie gepredikt werd, gelezen hebben, willen we nu zien, wat het uitgangspunt van de prediking voor Filippus was.
Daarvan zegt onze tekst: „en beginnende van die Schrift, verkondigde hem Jezus". De Heere' Zelf gaf Filippus de stof, waaruit hij moest prediken. Immers, de Schriftuurplaats, die de Moorman las, was : ,,Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid ; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien, die het scheert, alzo deed hij zijn mond niet open. In zijn vernedering is zijn oordeel weggenomen, en wie zal zijn geslacht verhalen? Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen". Wanneer we op de inhoud dezer profetie letten, dan zien we dat het niet anders dan de leiding des Heeren is, die verheerlijkt wordt in het feit, dat de Moorman juist deze woorden las. Immers hierin ligt profetisch de aanwijzing, dat de Zoon Gods door Zijn vrijwillig lijden en sterven het leven voor de mensen verwerft. De Zelf-offerande van de Heere Jezus Christus tot verzoening van de zonden, wordt hierin duidelijk naar voren gebracht. Jesaja handelt hier over Christus' diepe vernedering en ^ferbrijzeling, maar ook over Zijn heerlijke verrijzenis en overwinning. Zeer kernachtig getuigt Jesaja hier van deze zaken, maar de inhoud en betekenis er van was voor de kamerling verborgen. Maar God schenkt hem in zijn nood Zijn hulp en zendt hem Filippus om hem nader te onderwijzen.
Velen werpen de Heilige Schrift na langer of korter tijd van onderzoek vermoeid weg, waar zij door trotsheid niet willen leren. Maar wie onder biddend opzien tot God Zijn Woord mag onderzoeken, zal de Heere niet zonder onderwijzingen laten.
Het is opmerkelijk, hoezeer de bediening des Woords door een mens, daartoe van God gesteld, hier wordt gezegend. Immers de Heere gebruikte niet de engel, die aan Filippus des Heeren bevel overbracht, om naar het Zuiden te gaan, maar een mens, van gehjke beweging als wij. Zo worden wij geleerd de predikdienst te achten, door welke de Heere Zijn stem tot zaligheid der mensen doet horen.
En nu ten slotte ; wat was de inhoud van Filippus' prediking? Onze tekst zegt daarvan: „En Filippusi deed zijn mond open, en beginnende van die Schrift, verkondigde hem Jezus".
Hij verhaalt dat Christus, Die in de profetie beloofd was, reeds was gekomen. Hij verkondigt hem hetgeen Christus Zelf aan de discipelen bevolen had om te prediken. En de Heere wrocht mede, gelijk straks uit de belijdenis van de kamerling blijkt. Wat had de prediking, die als uitgangspunt Gods Woord, en als inhoud de Heere Jezus had, toch een rijke vrucht. Het was ook hier, gelijk Paulus zegt in Romeinen 10 : ,,Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods". Op de belijdenis van zijn geloof, werd hij gedoopt, en nadat de prediker van hem weggenomen was, reisde hij zijn weg met blijdschap. Het was een vrucht des geloofs, want nu was zijn geweten bevrijd van het schrikkelijk gevoel van Gods toorn, en was hij verlost uit de tyrannie des satans, en was hij overgegaan uit de duisternis in het licht.
Ja, alleen deze kunnen hun weg reizen met blijdschap.
Hoe reizen wij onze weg ? Misschien is er zo veel blijdschap over wereldse zaken in ons leven, dat de blijdschap, die de vrucht is van het geloof in de Heere Jezus Christus, niet begeerd noch gemist wordt. Weet echter dat Idie blijdschap verandert in eeuwige smart.
Alleen door het geloof in de enige Naam, die onder de hemel tot zaligheid is gegeven, is het mogelijk zijn weg te reizen met blijdschap, ondanks alle beproevingen. De Moorman had de prediking geloofd, want de arm des Heeren was aan hem geopenbaard. En daarom behoorde hij tot dat volk, waarvan wel eens wordt gezongen :
„Hun blijdschap zal dan, onbepaald. Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt. Ten hoogste toppunt stijgen",
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's