Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderwijs

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Philanttopijnen

De ideeën van Locke en Rousseau hebben grote invloed uitgeoefend op .de paedagogiek der Philantropijnen. Dat was de pedagogiek van de Aufklarung, van het rationalisme. De mens moest vrij gemaakt worden van het autoriteitsgeloof. Het gezonde mensenverstand werd verheerlijkt, want onder leiding van dat verstand zou men gelukkige mensen kunnen vormen.

Vol geestdrift pakten de, Philantropijnen het werk van de opvoeding der jeugd in Duitsland aan, om de mens door onderwijs en opvoeding te brengen tot het ware geluk. Hun naam betekent , , mensenvrienden" en als zodanig wilden zij zich dan ook betonen, door als goede vrienden de mensheid gelukkig te maken.

De grondlegger dezer opvoedkundige richting was „Basedow (1723/1790), professor in de Theologie, een zeer onver­ draagzaam man, die, overhoop liggende met de Lutherse rechtzinnigheid, in 1768 werd afgezet en zich nu gaat wijden aan de opvoeding. In, zijn , , Methodenbuch" geeft hij een uitvoerig ontwerp tot verbetering van het schoolwezen. In 1774 verschijnt een nieuw werk, een leiddraad voor ouders, gouverneurs en onderwijzers. In datzelfde jaar sticht Basedow op uitnodiging van de vorst van Anhalt-Dessau een kweekschool voor onderwijzers te Dessau, het Philantropium (school der mensenliefde). Dit Philantropium wilde arme jongelieden voor weinig geld opleiden tot onderwijzer, maar daarnaast wilde Basedow ook rijke kinderen opnemen en hen tegen vergoeding van een hoog kostgeld tot , , mensen" vormen.

Hoewel Basedow zich wonderen van zijn inrichting had voorgesteld en er veel reclame voor maakte, was na een paar jaar het aantal leerlingen nog zó gering, dat hij reeds in 1776 de leiding neerlegde.

Voor een niet gering deel zal de mislukking van één en ander wel gelegen hebben in het feit, dat Basedow zijn plichten niet al te getrouw nakwam en bovendien onzindelijk en drankzuchtig was.

Men zegt, dat hij het toch goed meende en zelfs op zijn sterfbed nog bezig was met het geluk der mensheid. Dat moet dan blijken uit zijn laatste woorden: „Ik wil ontleed v/orden tot nut van mijn medemensen".

Van het ware geluk was hij èn voor zichzelf èn voor zijn medemensen echter verre. Dat is trouwens ook niet te vinden in de weg van het rationalisme of in de , , verlichting".

De Philantropijnen waren grote voorstanders van de lichamelijke opvoeding, harding, lichaamsoefening en eenvoudige voeding. Ze hadden evenals Locke en Rousseau een afkeer van medicijnen en dokters. Wat de verstandelijke opvoeding betreft, gingen zij zo enigszins mogelijk uit van de aanschouwing en de invloed van Locke's empirisme blijkt duidelijk uit het feit, dat ze zeer veel waarde toekenden aan de ervaring als kennisbron. Met de negatieve opvoeding van Rousseau, die het kind in de prille jeugd nog zeer weinig met kennis wil belasten, gaan 2ij evenv/el niet accoord. Zij zijn er grote voorstanders van om het kind veel en vroeg te laten leren, waardoor zij er niet aan ontkomen, dat hun intellectualisme verweten wordt.

Anderzijds nemen ze voor hun vroegleerderij, wat zij al spelende willen doen, dikwijls hun toevlucht tot wonderlijke middelen ; niet zelden ontaardt daardoor hun onderwijs in snoeppartijtjes. Zo b.v. lezen leren met chocolade- of suikerletters, die dan mochten opgegeten worden, als de kinderen ze kenden.

Ongetwijfeld had Basedow wel enkele goede ideeën ; bij het onderwijs moet rekening gehouden worden met de ontwikkelingsgang van het kind, is een prachtige stelling. Helaas is deze eis misschien wel door de groot-doenerij van Basedow nooit tot practijk geworden.

De Philantropijnen v/ilden een positief' zedelijke opvoeding. Rousseau was in deze negatief. Verhinder alle slechte invloed van buiten en alles komt terecht, want de oorspronkelijke» menselijke natuur is goed en kan alleen maar door menselijke inmenging bedorven worden. De Philantropijnen waren echter van die oorspronkelijke goedheid niet zo erg overtuigd en daarom namen zij het zekere voor het onzekere en trachtten het kind door het aanbrengen van kennis en door goede voorbeelden voor ogen te stellen, te brengen tot een deugdzaam leven. , , Kennis is deugd", zo sprak Socrates, en ook zij waren van oordeel dat , , het kennen van de deugd het beoefenen van de deugd waarborgt". Of in eenvoudig Nederlands gezegd : , , Als je maar weet, dat iets goed is, dan doe je het natuurlijk vanzelf". We behoeven u de valsheid van deze leuze niet aan te tonen. De apostel Paulus dacht er anders over.

Deze deugden worden de leerlingen voorgehouden in de vorm van vertellingen. Zo ontstaan de redekundige leerboeken, die ook in ons land veel in gebruik zijn. Denk aan , , de brave Hendrik" en , , de brave Marie", die jarenlang met andere de zedelijke opvoeding in de school hebben geleid.

, , Kent gij Hendrik niet, die altijd zo be-

leefd z'n hoed afneemt als hij voorbij gaat? Vele mensen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zo gehoorzaam is en zich zo vriendelijk jegens elk gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad. Er zijn wel kinderen, die hem niet hefhebben, maar dat zijn dan ook ondeugende kinderen. Alle brave kinderen zijn gaarne bij Hendrik. Kinderen, die met Hendrik omgaan, worden nog braver, want zij leren van hem, hoe zij handelen moeten "

Ziedaar, een klein staaltje. En zie verder enkele titels van lessen uit het zedekundig leerboek: Vermaning aan de jeugd. De opmerkzame Pieter. Goede Maarten. De gehoorzame jongen. Het exAmen van. Nicolaas Leerlust. De woelzieke Teunis. Jaap is lui. Jenever, wijn en brandewijn, dat is voor kinderen groot venijn. Het geweten. Men moet geen dieren tergen. Zo komen de snoepers te pas. Waarom Daantje elk voorbijleert, enz, enz.

Alles druipende van zelfgerechtigheid. In tegenstelling met Rousseau handhaven de Philantropijnen strenge tucht en eisen strenge gehoorzaamheid. Volgens hen moet de autoriteit van de opvoeder buiten kijf geëist worden.

Wat de rehgieuse opvoeding betreft, werd een natuurgodsdienst onderwezen, een godsdienst zonder geloofsverdeeldheid. Geheel in de geest van het deïsme van Locke, dat langs de weg der redenering tot het bestaan van God wil komen. Uit de doelmatigheid der natuur besluit men tot de eerste oorzaak van het geschapene en neemt dan een eeuwig wezen aan, dat men God noemt. Dus een openbaring van God erkent men niet; 't is alles alleen rede, menselijk verstand, rationalisme.

Ook aan sexuële-opvoeding deden de Philantropijnen. In hun sexuële voorlichting gingen ze echter onverantwoordelijk ver. Op het openbaar examen aan het Philantropium te Dessau werd met behulp van twee platen een voorstelling gegeven van een kraamkamer vóór en na de bevalling.

Toch hebben de Philantropijnen wel verdienste gehad voor de didactiek. Ze hebben belangstelling gewekt voor het onderwijs, een betere verhouding bewerkt tussen onderwijzer en leerlingen, ze hebben de lichamelijke opvoeding verbeterd, ze hebben het pleit gevoerd voor aanschouwelijkheid en zelfwerkzaamheid. Ook — al waren ze nog lang niet waar ze wezen moesten •— hebben ze de grondslag gelegd voor de kinderlectuur.

Voor Nederland betekende het Philantropinisme een beïnvloeding der opvoeding door de rationalistische opvoedingsgedachte, waardoor de weg gebaand werd voor de neutraliteit op de scholen. Het intellectualisme nam toe. Het zedekundig leesboek deed hier zijn intrede. De jeugdlectuur nam als model de kinderboeken der Philantropijnen. Ten slotte vertoont de schoolwetgeving rond 1800 en daarna de invloed van deze „mensenvrienden".

Voor ons moet de pedagogiek van het Philantropinisme worden afgewezen, al zijn er wel practische wenken in, die we kunnen ter harte nemen.

Maar wat het niet deed en niet kon doen, was rekening houden met de schrikkelijke realiteit der zonde. De Aufklarung, die de hoogste problemen naar beneden haalt en net doet of het gezond verstand met alles raad weet, leerde, dat de mens slechts naar zijn gezond verstand behoefde te luisteren, en '— er zou een hemel op aarde aanbreken.

Dat noemen wij in strijd met het gezond verstand, in strijd'-met de werkelijkheid ook, maar bovenal volkomen in strijd met het Woord van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Onderwijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's