Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een domine vertelt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een domine vertelt

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXV. Het Kerkeraadsgebed

Tot het gebed vóór de Dienst kan ook wel gerekend worden het Kerkeraadsgebed, daaraan voorafgaand in de consistorie. In vele Gemeenten heeft de Kerkeraad namelijk de gewoonte bij monde van één zijner ouderlingen voor te gaan in gebed, eer de predikant met de Broeders de kerk binnentreedt.

Mij diinkt: hier is op zich zelf niets tegen ; ja, er is alles vóór te zeggen, wanneer dat gebed tenminste aan het doel beantwoordt.

Er zijn v/el predikanten, die vóór de Dienst eigenlijk liever alleen blijven en ik kan mij ook wel eens begrijpen, waarom ?

De gesprekken over het weer en allerlei aangelegenheden en de breedsprakigheid van sommige broeders leiden u vaak maar nodeloos af. Men wil vlak vóór de Dienst nog enkele dingen met u bespreken, die men van belang acht en die misschien afgekondigd moeten worden.

Gij wordt gedwongen, uwe aandacht daaraan te besteden en met geweld uit uw preek gehaald, die gij aanstonds moet houden. Weg is de gewenste stemming !

Meer dan eens heb ik onder dat alles de wijk genomen naar het domineeskamertje wanneer het daar ter plaatse aanwezig was.

Toch geloof ik niet, dat het goed gezien is, wanneer de predikant alleen de Kerk zou binnentreden, terwijl de Kerkeraad reeds, in de banken zit. De Dienst des Woords wordt immers door de Kerkeraad bezorgd en het is geen werk van de predikant op eigen houtje.

Reeds, daarom, om dat uit te spreken, moet dus de Kerkeraad mede aanwezig zijn.

Meer dan eens preekte ik in een grote stad, terwijl van te voren er geen Kerkeraad was te zien. Tenslotte kwam dan toch nog een ouderling' van dienst binnen, wiens gewichtig werk daarin bestond, dat hij u , , op moest brengen", dat wil zeggen': naar de kansel moest geleiden.

Dat was alles !Na de Dienst stond hij dan weer klaar, om u voor te gaan. Ook gebeurde het wel, dat gij hem in 't geheel niet meer zaagt, hetgeen niet bepaald van meeleven getuigde ; • zelfs niet eens van beleefdheid. Men voelde dan weer zo duidelijk in de Kerk : „een ieder ging zijns weegs!"

Daar zat wel veel kerkelijke tussen. koude

Neen, dan gaat het in de dorpen en ook nog wel in sommige stadsgemeenten, wat warmer toe.

Maar nu, dat Kerkeraadsgebed. Ik heb het al even aangehaald, dat er alles vóór te zeggen is, wanneer het aan zijn doel beantwoordt.

Dit doel moet zijn : een zegen te vragen over de Dienst des Woords, die aanstonds zal aanvangen. Den Heere te smeken of Hij de; Evangeliedienaar sterken en bekwamen wil in de arbeid der Evangelieprediking en hem ook zelf wil doen delen in het heil, dat hij anderen verkondt.

Het moet ook een bede insluiten voor de Gemeente of de Heere haar schenken wil een ontvankelijk oor en een heilbegerig hart. Meer eigenlijk niet.

Of sommige broeders dit nu wat te arm van inhoud is, is mij niet bekend.

Zeker is echter, dat het Kerkeraadsgebed geweldig in de breedte uitgegroeid is en dat de eigenlijke diepte daarmee geen gelijke tred hield. Bij velen althans! In de loop van mijn ambtelijk leven heb ik heel wat Kerkeraadsgebeden meegemaakt. En dat van meer dan één richting. Want ook daar zit , , richting" in. Dikwijls ben ik ontroerd geworden onder 'n ouderlinggebed. Ook heb ik mij er wel eens onder verveeld, ja geërgerd.

Het is niet mijne bedoeling, ware gebeden hier te critiseren, temeer niet, waar het zulk een teer punt geldt (voor het ware gebed zwijgt de critiek), maar wij mogen toch wel zeggen, wat naar de Heihge Schrift geen bidden is.

Laten wij beginnen met de lengte: Er zijn wel predikanten geweest, die midden onder een lang gebed de durf hadden, om plotseling hardop „Amen" te zeggen, waar zij dan alles behalve mee bedoelden : „het zal waar en zeker zijn"! maar: „houd maar op; 't is lang genoeg l"

Ik geloof toch, dat een dergelijke manier minder gewenst is. Waarom spreekt men niet van tevoren of daarna over het gebed en zegt er dan bij, hoe het behoort te geschieden ? Wanneer men dat op

vriendelijke wijze doet (en er is geen enkele reden om daarbij een onvriendelijke liouding aan te nemen) ligt hier toch niets vernederends in.

Ook ouderlingen zijn nog niet direct wegwijs in deze dingen en hebben wel ^nige leiding nodig, zelfs als het mannen zijn, in de Waarheid opgeleid.

Des Heeren volk is door de herscheppende genade Gods een oprecht volk. Het zijn kinderen, die niet liegen zullen, zegt de Heere door Jesaja zelf, maar er zijn er onder hen, die geen idee van tijd schijnen te hebben of die een kort gebed misschien wel oneerbiedig vinden en wij horen van hen een opeenstapeling van volzinnen, die alle zo ongeveer dezelfde inhoud hebben. Men draait altijd weer om hetzelfde heen en zegt het ten laatste niet eens met andere woorden. Meer dan eens moest ik bespeuren, dat er ook aanwendselen bij- Icwamen.

Het gebed duurde steevast tien minuten. Men bad dan zó lang of men hield het zó lang vol, todat men het orgel hoorde spelen. Dan kwam de eindwending. Was men iets later begonnen, dan bad men door, met dat gevolg, dat de Gemeente al uitgezongen was, wanneer de Kerkeraad eindelijk binnentrad.

Nu weet ik wel, dat een gebed niet altijd even kort kan zijn. Gebeden van- de kansel en in het openbaar zijn gewoonlijk langer, dan wanneer wij voor ons zelf bidden. Lees maar eens Salomo's lang gebed bij de inwijding van de tempel' te Jeruzalem. Of Daniels gebed in Babel.

Maar wij hebben altijd toch in gedachtenis te houden naar het Woord van Christus, dat wij ons wachten moeten voor een ijdele omhaal van woorden.

Ook wat de inhoud van de gebedswoorden aanging, heb ik menigmalen bezwaren gevoeld. Men krijgt wel eens de indruk, dat de biddende broeder de voorganger eigenlijk een lesje wil geven, hoe hij straks op de kansel moet voorgaan. Alles wordt dan van tevoren door de ouderling herdacht: de zieken; het werk der Zending; het Christelijk Onderwijs; de Koningin (in de oorlogstijd was het intussen wel eens nodig, dat ouderlingen daaraan herinnerden). En tenslotte kan er dan nog een zinnetje af voor de voorganger. Er zijn gebeden, die mij wel eens ontsteld hebben vanwege hunne magerheid, ja misschien moet ik wel zeggen: vanwege hunne onschriftuurlijkheid en armoede. Het was en bleef een vragen en een klagen of de Heere dit nog eens wilde doen en dat nog eens wilde doen. Wat had men toch arme gedachten van zijn God. Men bad „of dit of dat nog eens mocht gebeuren !" Alsof er nog nooit iets gebeurd was I

Geen spoor vaak van een leven uit of een pleiten op Gods genadeverbond !

Hoe menigmaal heb ik het gevoel gehad, alsof de Heere zeide, zoals eertijds tot Mozes : „Wat roept gij Mij aan ? "

Ik heb mij wel eens afgevraagd of dat toch wel echt en waar kon zijn : Het éne ogenblik stond daar een broeder nog heel gemoedelijk en genoegelijk aan zijn pijpje te trekken en te praten over alles en nog wat; direct daarop ging hij in het gebed en scheen meteen in de diepste ellende te zitten en de schrik van Gods oordeel te voelen........

Dit moet mij hierbij even van het hart: Alle opgeschroefdheid en opwinden van zichzelf tot een zenuwachtige hoogte (of laagte !), is nog geen bidden.

Zo heeft de predikant al heel wat achter de rug, eer hij op de kansel komt.

Aanstonds zal hij weer in het gebed gaan voor en met de Gemeente. Is dat nu geen nodeloze vermoeienis des geestes en des vleses beide ?

Laten toch ook deze dingen met orde geschieden! Moge het een gebed zijn naar Zijnen wil. Moet iemand hardop voorgaan, hij bidde tot den Heere eerst in stilte. Gebed wil slechts door gebed voorbereid zijn en niet door onwaardig gepraat over koetjes en kalfjes.

Laten de Broeders bij dat Kerkeraadsgebed daar eens aan denken, opdat zij met waarachtige eerbied en ootmoed vervuld en niet slechts met oppervlakkige klaagtoon. Schriftuurlijk en terzake zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Een domine vertelt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's