Mag ik Avondmaal vieren?
Lucas 7 : 48.
In veel gemeenten wordt in deze weken weer het Heilig Avondmaal gevierd. En de vraag, waarmee velen telkens weer zitten, is: „Mag ik wel Avondmaal vieren? Vergrijp ik mij eigenlijk niet aan het heilige, als ik daar aanzit?
Als ik maar een zeker en vast geloof had, dat al mijn zonden vergeven zijn, ja, dan zou ik wel durven. Als ik het maar zeker wist".
Het Avondmaalsformulier uit de tijd van de Reformatie zegt toch maar, dat, om Avondmaal te vieren nodig is, o.a. dat wij vast geloven dat al onze zonden vergeven zijn. Was het bij mij maar zo. Ja, soms geloof ik wel dat ik het geloven mag, soms, maar heel dikwijls ook niet. Want als ik werkelijk een echt kind van God zou zijn, dan moest het toch heel anders zijn in mijn leven, beter, reiner".
Ja, zo gevoel ik het zelf vaak precies eender. Wij zijn maar een armzalig stelletje christen-mensen bij elkaar. Ik zeg dit niet om het te verkleinen. Dat wij allemaal zo ver beneden de maat blijven, maakt het voor ieder van ons zeker niet minder erg, integendeel.
Daarom wordt er ook over gesproken bij het Avondmaal, dat wij onszelf moeten mishagen vanwege onze zonde. Dat zijn zwaar geladen woorden, hoewel — door veelvuldig gebruik vaak ook dood als een leeggelopen accu, — maar geloof, dat geen droefheid over de zonde kent, mist diepgang en vervoering. Dat is inderdaad het eerste bij het Avondmaal, dat wij ons voor God verootmoedigen om onze zonde. Omdat wij zoveel zegeningen van Hem beantwoorden met zoveel zelfzucht.
U zegt: ,,Maar is mijn schuldbesef wel diep genoeg? "
Nee, dat is het niet, dat kan ik u zo maar zeggen. Het is bij geen mens diep genoeg.
Als u zich maar door het Woord van God laat gezeggen, telkens weer, luistert naar wat Zijn wet u zegt en Zijn Geest draagt de woorden in uw hart tot echte deemoed, — dan moogt ge naar de Heiland vluchten.
„Mag dus een mens, die zichzelf mishaagt over zijn zonde, aan het Heilig Avondmaal deelnemen? "
Ja, zeker, waar moet zo'n mens anders heen dan naar de Heere Jezus?
„Maar dat tweede dan, dat wij vast moeten geloven dat onze zonden vergeven zijn? "
Ja, zie eens, ik ben u straks maar niet
in de rede gevallen, toen u het Avondmaalsformulier aanhaalde, maar het staat in dat formulier toch nog even anders. Niet, of wij vast geloven dat onze zonden zijn vergeven, maar of wij de gewisse belofte van God geloven over de vergeving der zonden. U merkt het verschil toch wel? Niet of dat geloof van ons zo vast is, maar of wij geloven dat Gods beloften vast zijn.
Of ons geloof sterk is of zwak, klein of groot, daar gaat het dus hier eigenlijk niet om. Er moet wel geloof zijn in de beloften van God, wat voor zin heeft anders het Avondmaal?
De moeilijkheid zit telkens weer hierin, dat het geloof in Gods beloften zo vaak tot twijfel vervalt — en toch het schuldbesef ons verontrust en tot gebed dringt, tot het gebed om de vergeving der zonde. Dan durven wij van geloof niet te spreken. Er is alleen het schuilen bij God, of minder nog, het vluchten tot Hem.
Is dit voor het Avondmaal niet te weinig?
Met deze vraag moesten wij samen maar naar Jezus gaan, u en ik. Nu maar meteen. Als voor het Avohdmaal-vieren geloof nodig is (en dat moet wel zo zijn) — mag dan dat schuchter vluchten tot God geloof heten? En mogen wij dus, als wij bewust niet meer hebben, naar het Avondmaal gaan?
Ik lees in het Evangelie (want daarin is Jezus te vinden) van een vrouw, die een zondares was. U begrijpt wel, als dat er zo apart bij staat, dan is dat een vrouw met een bijzonder verknoeid leven. Die vrouw gaat naar Jezus toe. Hij zit ergens te eten en ze komt zomaar binnen en knielt neder aan Jezus' voeten en ze kan geen woord uitbrengen, de tranen laten zich niet bedwingen, wenend zit ze, een gebroken mens, aan Jezus' voeten.
En Hij zegt tot haar: Uw geloof heeft u behouden. Geloof?
Ja, waar de droefheid om de zonde schreit tot God, daar spreekt Jezus van geloof.
Als u aan die vrouw gevraagd zou hebben: Bent u bekeerd? dan zou ze hebben geantwoord: Bekeerd? Ach nee, verkeerd ben ik, alleen maar verkeerd.
Maar Christus zegt: Geloof. Oprecht schuldbesef is een teken van geloof, al begrijpt zo'n bedroefd mens dat helemaal niet. Hij mag het uit het Evangelie horen.
De prediking van het Woord van God wijst ons telkens weer onze schuld aan, opdat wij er aan breken voor God en tot Hem gaan in gebed.
De toegang tot het Avondmaal stelt Hij open voor allen die in hun zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden.
Nu hoor ik een vraag stellen door iemand, die zijn catechisatie nog niet vergeten is en hij merkt op: „De Heidelbergse Catechismus zegt toch wèl, dat het Avondmaal voor diegenen is ingesteld, die o.a. vertrouwen dat hun zonden om Christus' wil vergeven zijn".
Zou het niet zó zijn, dat de Catechismus eigenlijk wil zeggen : Het Avondmaal is voor de mensen, die echt in Christus geloven. En dan wordt een nadere omschrijving gegeven van het geloof, n.I. schuldbesef, vertrouwen in Christus' offer en begeren naar vernieuwing van ons leven.
Laat ik dit voorbeeld nemen. Ik heb aardig wat rozen in de tuin. Ze groeien ook tegen de schuur op ; soms kruipt een tak door het open dakraam van de schuur en ontbloeit er een roosje armetierig in de verdrukking van een dakpan. Wil ik iemand eens een roos laten zien, dan zoek ik een mooie, rijk bloeiende op, natuurlijk. Ik demonstreer niet met dat verkreukte gevalletje uit het dakraam. Toch is dat óok een roos.
Als de Catechismus het geloof gaat omschrijven, wordt het natuurlijk niet getekend in zijn meest armoedige gedaante. Maar het blijft toch waar: met onze schuld vluchten tot de Heere Jezus, dat is gelóóf.
Dat mag niet zo armetierig blijven, dat ben ik met u eens. Daarom wil de Heere dit zwakke geloof ook sterken aan het Avondmaal. Kent u het mooie vers van De Mérode ,,Voorbereiding"?
Hun harten voelden zij als boeken In Gods gedachte hand gelegd. En wisten, dat Hij al hun slecht Gedrag gerecht zou onderzoeken. Zij lazen bang en hunk'rend mee. En zagen wat zijn vingers wezen. Was er niets goeds ? hun schaamte en vrezen Groeiden tot een verschroeiend wee.
God had de boeken dicht gedaan. En zou het grote vonnis spreken. Toen dorst hun stem de stilte breken: O, Heere Jezus, neem ons aan!
En 't bonzend hart, dat ze in zich vonden. Was vlekkeloos en zonder zonden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1952
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1952
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's