Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kromme in het leven van Gods kind

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kromme in het leven van Gods kind

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wees niet al te rechtvaardig en houd uzelven niet al te wijs ; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? Wees niet al te goddeloos en wees niet al te dwaas ; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd. Prediker 7 vs. 16 en 17,

Deze beide verzen uit het boek Prediker zijn verzen, die nogal eens vaak worden aangehaald door de volksmond. Helaas moeten we echter constateren, dat velen, die deze verzen plegen aan te halen, toch de ware betekenis-van deze woorden niet blijken te kennen.

Bij de eerste oogopslag zou men spoedig tot de conclusie komen, dat de Prediker hier de bedoeling heeft om de gulden middenweg te prediken, alsof hij zeggen wilde: een mens moet niet al te rechtvaardig willen wezen, en aan de andere kant ook niet al te goddeloos. Als een mens al te rechtvaardig zou willen wezen, maakt hij zich het leven in deze wereld haast onmogelijk.

, , Elk mens moet immers wel een dief in zijn eigen negotie wezen", zegt immers het spreekwoord. Als daarentegen een mens al te goddeloos zou willen leven, moet dit ook weer ten strengste worden afgekeurd. Met een beetje goede wil zou men er dan zelfs ten naastenbij van kunnen maken : Niet al te zwaar, maar ook niet al te licht!

Zulk een gebruik van deze schone, aangrijpende tekstwoorden is echter ten enenmale misplaatst. Zo doet men de Heilige Schrift geweld aan.

Van zulk een middenweg wil trouwens de Heilige Schrift op geen enkele bladzijde weten. Er is een smalle weg, die tot het eeuwige leven leidt, en er is een brede weg, die ten verderve leidt. Een middenweg is er echter niet.

Ten zeerste moet er tegen gewaarschuwd worden om een Schriftwoord uit zijn verband te rukken. We hebben maar even het tekstverband na te gaan en onze tekstwoorden komen onmiddellijk in een heel ander hcht te staan.

De wijze Prediker uit de grijze oudheid heeft zijn ogen de kost gegeven. Hij heeft het werk Gods van alle kanten nauwkeurig bekeken. Bij de aanschouwing van al dat werk Gods is hij echter op enorme moeilijkheden blijven stuiten.

In het 15e vers vertelt hij er iets van, wat hem wedervaren is. Lees maar eens, wat hij daar heeft geschreven : „Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid: daar is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt, daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid zijn dagen verlengt".

Waaraan zou de Prediker toch wel ge­ dacht hebben bij het neerschrijven dezer woorden? — zo hoor ik u vragen.

O, lezers, de vooribeelden uit de Heilige Schrift zijn maar voor het grijpen. Hij kan gedacht hebben aan die lieve, godvrezende Abel, die met zijn ganse hart de Heere heeft gevreesd. En toch, ondanks zijn gerechtigheid is hem maar een kort leven beschoren dpor de Heere. Met recht draagt hij een naam, die herinnert aan de ijdelheid. En de goddeloze Kaïn heeft hem in het veld laaghartig vermoord en het leven van de goddeloze moordenaar wordt verlengd.

Ik kan het zo goe'-: ' verstaan dat de. wijze Prediker er geen raad mee heeft geweten. Dat heeft met zijn rechtvaardigheidsgevoel niet kunnen kloppen.

Hier kan met recht gesproken worden van het kromme in het levenslot van Gods kind. En zo waren de voorbeelden voor de wijze Prediker maar. voor het grijpen.

De godvrezende Naboth wordt gestenigd en de goddeloze Achab eigent zich de schone wijngaard van de vermoorde toe. Bij het lezen van dit alles zou men kunnen zeggen : Abel en Naboth moeten blijven leven. Als er dan tóch sterven moeten, laat het dan Kaïn en Achab maar wezen. Dat waren immers goddeloze mensen.

De godvrezende lijder uit Uz verliest op één dag zijn kinderen en zijn vee, hoewel de Heere van hem had getuigd, dat hij rechtvaardig was en vroom en godvrezend en wijkende van het kwaad.

Ook Asaf, de dichter van de 73ste Psalm, heeft zich blind gestaard op het kromme in het levenslot van Gods kinderen. Hij kon het maar niet begrijpen, waarom de goddelozen het veelal zo goed hebben in de wereld, terwijl het Gods kinderen zo schijnt tegen te lopen.

En gij, lezers, vermenigvuldigt maar de voonbeelden van dat kromme in uw eigen levenslot, die het u doen uitroepen : , , 0 God, waarom toch? "

Vooral in dagen van tegenspoed loopt men gevaar om de weg Gods met de kinderen der mensen te bedillen. Daarom zegt ook de Prediker in het 14de vers van ditzelfde hoofdstuk: Geniet het goede ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds zie toe ; want God maakt ook de ene tegenover de andere, ter oorzake.

dat de mens niet vinden zou iets, dat na hem zijn zal.

In dagen van voorspoed is het zo gemakkelijk om het eens te wezen met de weg Gods. Ge zijt gezond. Ook uw vrouw en uw kinderen maken het best. Uw zaak rendeert. In de uitoefening van uw ambt of beroep doen zich weinig of geen moeilijkheden voor. De zegeningen worden u door de Heere op overvloedige wijze in de schoot geworpen. Lezers, zijn dat geen tijden van lieflijke roepstemmen, opdat de goedertierenheden Gods u zouden leiden tot bekering?

Maar ziet, daar komen de dagen van tegenspoed. Krankheden grijpen uw gezin aan. Wat gij met noeste vlijt hebt gebouwd, stort met donderend geraas in elkaar. De dood klimt door de vensteren, om u dierbare panden te ontnemen.

En ziet, voorspoed en rampspoed wisselen elkaar gestadig af. Het gaat niet altoos voor de wind. Het leven van een mensenkind is vol afwisseling. Na het zure komt het zoet, en omgekeerd.

Nu dreigt er een bijzonder groot gevaar, vooral in dagen van tegenhedcn. Men begint de wegen Gods te becritiseren. Men waagt het om de Heere openlijk of bedekt te beschuldigen van onrechtvaardigheid. Men meent het Godsbestuur zó goed te hebben bekeken, dat men tot de conclusie is gekomen dat er aan het wijs bestel des Heeren toch nog wel het een en ander ontbreekt.

Zie, dat is nu het grote gevaar, waartegen de Prediker in onze tekstwoorden zo ernstig komt te waarschuwen. Hij vermaant, dat een mens toch niet menen moet dat hij rechtvaardiger en wijzer is dan de Heere zelf.

De mens, die zich vermeten wil om de rechtvaardigheid en de wijsheid Gods onder scherpe critiek te nemen, vergeet bij de aanschouwing van het kromme in het levenslot maar al te vaak, dat God de Heere de mens geen onrecht doet, als Hij hem komt te kastijden. Als het ontdekkend genadelicht maar eens mag beginnen te schijnen in de ziel van een zondaar, dan zal hij door de werking van de Heilige Geest er wel toe worden gebracht om te belijden, dat er van rechten van de zijde van de mens geen sprake is en dat God geen onrecht doet. Als men maar met Asaf in Gods heiligdom mag worden ingeleid, kan het niet anders of men leert na al dat bedillen van het Godsbestuur, met Asaf in ootmoed belijden : Ik was een groot beest bij U. Dan wordt het gaarne beleden : O,

Heere, Gij zijt recht in al Uw weg en werken. In U is geen onrecht.

Dan zal ook worden ervaren, dat dat kromme in het levenslot van Gods kind maar schijnbaar krom is. De Heere brengt wel in de wateren, maar niet om door de wateren te worden verzwolgen. Hij brengt in de smeltkroes, maar niet om door het vuur te worden verteerd, maar om te worden gelouterd.

Wie al te rechtvaardig en al te wijs wil wezen in het bedillen van het Godsbestuur, luistere naar het vermaan van de wijze Prediker, als hij er aan toevoegt : Waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?

De botsing van de eindige mens met de oneindige God zal vreselijk wezen. God, de Heere, laat niet met Zich spotten.

De Prediker veronderstelt ook nog een andere mogelijkheid naast de mogelijkheid van het al te wijs en al te rechtvaardig zijn. Hij weet, dat er ook mensen zijn, die zich zó ergeren aan het kromme in het levenslot van een mens, dat ze zich aan de goddeloosheid en de dwaasheid komen over te geven.

Dan brallen ze het uit: Laat ons de banden verscheuren en laat ons de touwen van ons werpen.

Dan werpt men het juk van Gods heilige wet van zich af, om de zonde met bekers in te zwelgen.

Geen wonder, dat de Prediker ook daartegen zijn waarschuwend woord laat horen : Waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd?

Van Gods zijde bezien, sterft er niemand, voordat zijn tijd er is, maar van 's mensen zijde bezien kan men in de dienst der zonde wel degelijk zijn leven verkorten.

Lezers, na hét lezen van deze overdenking zult ge nu toch wel begrepen hebben dat er in onze tekst geen sprake is van een gulden middenweg, maar dat het veeleer een ernstige vermaning is om niet in de stok te bijten, waarmede de Heere ons om der zonde wil of tot onze beproeving slaat, maar veeleer om de roede door genade te leren kussen, omdat er naar het profetisch woord geen kwaad in de stad is, wat de Heere niet doet.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het kromme in het leven van Gods kind

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's