Wedergeboorte en Rechtvaardiging
Gods werk is een volkomen werk. Hetgeen Hij begonnen is zal Hij voleinden. Die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. En die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen ; en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd ; en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt, zo beschrijft de apostel de keten des heils. — Gods werk is het werk van de Drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Ieder der drie eeuwige Personen in God heeft Zijn aandeel naar de eeuwige Raad des heils in de huishouding des Verbonds tot vergadering en zaliging van Zijn Kerk. Den Vader komt de verkiezing toe, den Zoon de verzoening, den Heilige Geest de toepassing des heils. Het werk der verzoening, dat in de stilte der eeuwigheid is voorgenomen en in de tijd is uitgevoerd, en deszelfs vruchten, worden door de Heilige Geest, Die de Geest des Vaders en des Zoons is, toegepast in 't hart der uitverkorenen in Christus van voor de grondlegging der wereld. Omdat Christus voor het aangezicht Gods is trekt de Vader Zijn verkorenen in Christus door de Heilige Geest tot Christus, want niemand komt tot de Zoon, tenzij de Vader, Die Hem gezonden heeft hem trekke, heeft Christus Zelf gezegd (Joh. 6 : 44). En wederom : Niemand komt tot de Vader, dan door de Zoon. Want Christus zegt: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij. Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt ge ook Mijn Vader gekend hebben (Joh. 14 : 6 en 7). Voorts kan niemand zeggen Jezus Christus de Heere te zijn, dan door de Heilige Geest (1 Kor. 12:3). — Zo is derhalve het aandeel van de Heilige Geest in het Verbond, dat Hij als de Geest des Vaders en des Zoons het heil dat Christus verworven heeft met de toegang tot het Vaderhart Gods subjectief toepast en realiseert in het hart van de zondaar, die getrokken door de Vader in ontdekking aan zonde en schuld, tot kennis van Christus wordt gebracht, en in Christus tot het Vaderhart Gods wordt gevoerd. In Christus kan nu ook de genadige verkiezing Gods in Christus van eeuwigheid worden ontdekt als in een spiegel, terwijl op grond van het toegepaste werk der verzoening van Christus en de gemeenschap met de Vader der lichten in Hem de vrede met de Drieënige God als een wondere zalige rijkdom haar beslag in het hart kan krijgen. Daarvan gewaagt Christus tot Zijn discipelen, als Hij zegt in Zijn afscheidsrede : Zo iemand Mij liefheeft die zal Mijn Woord bewaren ; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken. (Joh. 14 : 23). Hierbij komt het werk van de Heilige Geest als Trooster in het bijzonder aan de orde, gelijk de Heere Jezus daarop vervolgens wijst: Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welke de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren.... (vers 26). De Geest kan gekend worden in Zijn persoonlijke inwoning in het hart als de Geest des Vaders en des Zoons, als het onderpand van onze erfenis, naar het woord van de apostel : in Welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte (Ef. 1 : 13). Dus : nadat gij geloofd hebt....
Hier hebben we voor ons in heel korte trekken de orde des heils, de wijze waarop, of de weg waarlangs de weldaden, die Christus verworven heeft, subjectief gerealiseerd worden en eigen gemaakt in het hart van de zondaar.
Natuurlijk is deze toepassing des heils in zekere zin in een proces begrepen, zoals alles in ons subjectieve leven in het proces van voor en na begrepen is. Deze orde des heils, zoals die door onze vaderen helder werd ontvouwd in overeenstemming met de keten des heils van Rom. 8, bedoelde natuurlijk niet een vast schema tot uitdrukking te brengen, dat als het ware als een wet gehanteerd moet of mag worden, ja, waaraan schier God zelf gebonden zou zijn. Maar ze bedoelde wel voor te stellen de bepaalde orde in het toepassende heilswerk Gods naar de huishouding des Verbonds, zoals de Schriften daarover licht gaven. En ze werd in het onderwijs en de leiding der zielen dienstbaar gemaakt om de zielen te leiden tot bevestiging in Christus en hun vertroosting in en uit Hem.
Nu mag prof. van Niftrik in zijn Kleine Dogmatiek wat kleinerend en diskwalificerend schrijven over deze opvatting van de orde des heils door te spreken van een programma, het is toch wel duidelijk, dat hij aan het Schriftgetuigenis aangaande het werk van de Heilige Geest en het leven der Kerk Gods geen recht laat wedervaren, als hij onder de orde des heils niets anders wil verstaan als een poging om door deze termen en begrippen (roeping, wedergeboorte, bekering, rechtvaardiging, heiliging enz.) het éne heil in Christus van verschillende zijden te benaderen en met telkens nieuwe woorden en begrippen (die altijd maar beelden blijven en als zodanig door de geestelijke werkelijkheid steeds weer doorbroken worden) nader uiteen te zetten en als door gelijkenissen te verduidelijken. Hoe hij dat bedoelt wordt al heel duidelijk uit zijn opmerking, dat onze wedergeboorte en onze heiliging niet anders zijn dan , .geldings" -oordelen Gods (blz. 249 en 252, ie druk). Op deze wijze wordt eigenlijk de ganse orde des heils te niet gedaan en alle heilsweldaad gebracht op de éne noemer van de rechtvaardiging. En dan nog deze rechtvaardiging opgevat op een zeer eigenaardige wijze, n.l. zo dat de subjectieve beieving ervan (het als een goddeloze gerechtvaardigd worden) geheel niet binnen de gezichtskring kan komen.
Is echter één zaak uit de Schrift toch wel duidelijk, dan is het toch wel deze, dat de weldaden, door Christus verworven, tweeërlei zijn, n.l. de vergeving der zonden en alle weldaad, die daarin besloten ligt of daarvoor de de grond vormt, en de vernieuwing van het hart en leven met alle weldaad, die daarbij behoort. Dienovereenkomstig hebben de reformatoren, onze belijdenisgeschriften en onze vaderen, ja alle gereformeerden van vroeger en eeuw nooit anders geleerd. later
Prof. van Niftrik beweegt zich dan ook wel in een heel ander dan het aan de Schriften gebonden gereformeerde klimaat.
Neen, we worden door Gods Woord wat betreft het werk van de Heilige Geest wel degelijk bepaald bij de orde des heils, bij de wijze waarop het objectief verworven heil subjectief toegepast wordt in het hart.
Maar wat nu wel door ons met nadruk moet overwogen worden is de vraag, welke weldaad van de orde des heils in zielszorg en prediking centraal behoort te worden gesteld ? Meestal wordt de orde des heils in de volgende volgorde der weldaden weergegeven : roeping, wedergeboorte, geloof, bekering, rechtvaardiging, heiligmaking en heerlijkmaking. Over deze volgorde is ook zeer veel discussie geweest en is er nog wel. Maar daarop gaan we nu niet in. Het gaat mij voornamelijk om de twee weldaden : wedergeboorte en rechtvaardiging. Met het centraal stellen bedoel ik: het er op gericht zijn en het zich laten beheersen in zijn gedachten, zijn persoonlijk geestelijk leven, zijn zielszorg, zijn prediking enz. door die bepaalde weldaad. Moet dat de wedergeboorte zijn of de rechtvaardiging ? Natuurlijk zonder dat aan de andere weldaad tekort wordt gedaan. Dat is een belangrijke vraag, want het centraal stellen van de ene of de andere weldaad bepaalt heel onze beschouwing van het geestelijk leven, ook ons eigen geestelijk leven, onze zielszorg, onze prediking, ja, wat ondervindt er de gevolgen al niet van.
Nu vertrouw ik, dat velen deze vraag zullen beantwoorden met de opmerking : Natuurlijk de rechtvaardiging ! —• Dan moet echter toch gezegd worden, dat daarnaar de practijk veelal niet is in onze gemeenten. Ja, zeg ik te veel, als ik beweer, dat ook in de zielszorg en prediking de practijk daarnaar vaak niet is ? Ik kan me vergissen, maar krijg toch sterk dat gevoel uit hetgeen ik zo eens aan meditatie- en preekstof onder de ogen krijg. Ik wil niet ontkennen, dat de genadige vergeving der zonden toch wel telkens weer aan de orde gesteld wordt. Maar dat men nu het gevoel krijgt: hier waait de frisse wind der vrije genade, terwijl toch elke weldaad, ook de weldaad der wedergeboorte, de plaats ontvangt, die ze moet ontvangen naar het Woord, eerlijk gezegd, dat mis Ik maar al te veel. En dat is het juist, wat de geschriften van Calvijn, Olevianus e.a., ook die van de Schotse oude schrijvers zo boeiend maakt. Daar ontmoet je het doorstoten tot de vrijheid in Christus, het doortrekken van de lijnen tot in het leven uit Christus op de grondslag der verzoening met God. Heel andere dingen en geloofservaringen komen aan de orde, het christenleven in al zijn schakeringen en, uitgebreidheid. Kennelijk hadden de reformatoren en ook die goede oudvaders geen rust voor ze in hun prediking en uiteenzettingen bij Christus waren aangeland, en dan niet, om zich weer fluks te laten zakken tot onder de rand, maar om van het vrije uitzicht te genieten en het danig in zich op te nemen. Zo heeft het er ook bijgestaan ten opzichte van hun persoonlijk leven en evenzo wat betreft hun geven van leiding en onderwijs aan de zielen.
Wat is toch de oorzaak van dat verschil, dat toch geproefd moet worden door ieder, die enige smaak heeft. We menen ze te moeten zoeken in het min of meer, bewust of onbewust, centraal stellen van de wedergeboorte inplaats van de rechtvaardiging.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1953
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1953
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's