Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEKERING EN BEKERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEKERING EN BEKERING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het belang der algemene openbaring moge genoegzaam de aandacht zijn gevestigd om art, 2 onzer gereformeerde belijdenis in ere te houden.

Ook prof. Barth heeft wel ingezien, dat hij zich veel te radicaal heeft uitgedrukt in zijn beroemde Römerbrief. Het is alleen maar jammer, dat hij zulks mededeelt in een weinig opvallend en zeer klein gedrukt zinnetje, terwijl de dwaling in de wereld haar schadelijke weg vervolgt.

Een streven met deze dwaling saamhangende om te breken met de zedelijke normen der Wet Gods versterkt zich in een onbeschaamde wereldgelijkvormigheid, welke tot haar zelfverdediging de orde der Schrift omkeert, het Evangelie laat gaan vóór de Wet, de Christelijke ingetogenheid achterstelt bij de dartele onverschilligheid en spot met degenen, die de Heilige Schrift ernstig nemen.

Uitwendige vroomheid en Christelijke levensstijl worden als Farizeïsme uitgekraamd, over de zonde en de roep tot bekering wordt niet gerept.

Velen zijn in dit opzicht teruggezonken beneden het heidendom.

Immers talloos zijn de voorbeelden, die kunnen aantonen dat de heidenen, die de Wet van Mozes niet kennen, van nature doen dingen, die der Wet zijn en daarmede betonen zij, dat het werk der Wet in hun harten geschreven is. (Rom. 2 VS. 14. 15). Dat is ook een stuk algemene Godsopenbaring.

Hoevele heidense schrijvers hebben een klaar besef gehad van wroeging en berouw over een zondige daad. Het ontbreekt ook niet aan verhalen van bekeringen in het leven der heidenen. Let wèl! Wij bedoelen „bekeringen" in algemene zin, zeg in algemeen-zedelijke zin.

Men behoeft slechts te denken aan wat de overlevering meldt aangaande Buddha en Mohammed, om een paar voorbeelden te noemen. Er waren trouwens veel meer voorbeelden te noemen van heidenen, die in hun jeugd een onverschillig en lichtzinnig leven leidden en door enig voorval getroffen of na ernstige vermaning tot een streng zedelijk leven werden bekeerd.

Wij bedoelen daarmede uit den aard der zaak niet bekering in de Christelijke zin. Integendeel, men moet deze in zeer algemene zin verstaan.

Wij willen slechts wijzen op de, grote mate van verachtering van het zedelijk inzicht dergenen, die van zonde en bekering niet meer willen weten. Zulk een houding moet het algemeen zedelijk bewustzijn beneden het heidendom doen neerzinken.

Rakende aan de bekering in de eigenlijke zin, moeten wij overgaan naar het terrein van de bijzondere openbaring. Bekering is een wezenlijk geestelijke zaak, welke men niet anders dan geestelijk kan verstaan.

Men kan het wezen der bekering niet psychologisch vaststellen, noch ook uit een algemeen godsdiensthistorisch gezichtspunt bepalen. De zin der bekering, waarover de Heilige Schrift spreekt, wordt niet uitgedrukt door het Hebreeuwse woord voor , , bekeren", hoewel het wel zo voorkomt, maar de zin van de bekering ligt veel meer in uitdrukkingen als: een gebroken en verslagen hart (Ps. 51 vs. 19); de besnijdenis des harten (Deut. 10 vs. 16, Jer. 4 VS. 4) ; voor een stenen hart een vlezen hart, e.d.g.

Vandaar de eis der , , veranderde gezindheid des harten". Het Griekse woord, dat in het N. Testament daarvoor wordt gebruikt, heeft zelfs in het heidense spraakgebruik reeds iets van berouw over verkeerde handelingen en wending naar een beter gedrag.

In de Heilige Schrift wordt bepaaldelijk de geestelijke omkering bedoeld. Zulk een inwendige verandering openbaart zich uit den aard der zaak ook naar buiten, laten wij zeggen in een , , uitwendige" bekering. In deze laatste betekenis echter gebruikt het N. Testament veelal een ander woord.

Intussen vergete men niet, dat het gebruik dezer woorden in de Heilige Schrift niet altijd precies kan worden afgegrensd.

Men kan veilig zeggen, dat de Schrift met bekering bedoelt: -berouw over de overtreding en ongerechtigheid en een zich wenden tot God en Zijn Waarheid (2 Tim. 2 VS. 25; Hand. 20 vs. 21; 2 Cor. 7 vs. 9). Zie ook Markus 1 vs. 15: , , Bekeert u en gelooft het Evangelie".

De eis tot bekering mag ook op één lijn gesteld worden met de roep tot het Koninkrijk Gods.

Beide stukken worden in één genoemd in het woord van Christus tot Nicodemus over de wedergeboorte. Immers de Heere zegt: , , Tenzij een mens wedergeboren wordt, hij zal het Koninkrijk Gods niet zien!"

Wedergeboorte en Koninkrijk Gods staan in onmiddellijk verband. Wedergeboorte is om zo te zeggen de toegang tot het Koninkrijk Gods, de poort, die tot het eeuwige leven leidt.

Buiten de wedergeboorte geen toegang tot het Koninkrijk Gods en zelfs geen kennis van het Koninkrijk Gods.

Daarmede is ook gezegd, dat het Koninkrijk Gods boven dit leven uitgaat, of liever, dat wij in onze reële staat, in ons gewone , , natuurlijke" bestaan, buiten het Koninkrijk Gods verkeren. Buiten het Koninkrijk Gods?

Men kan niet zeggen, dat de , , natuurlijke" mens dat verstaat, maar men kan óok niet zeggen, dat hij er in het geheel niets van beseft.

Niet alleen de ellende in deze wereld herinnert de mens er aan, want hij moge geen kennis dragen van het Koninkrijk Gods, hij maakt zich toch voorstellingen van een vredevol en gelukkig leven, als op aarde niet wordt gevonden.

Vanwaar het idealisme, dat streeft naar een geluksstaat op aarde, naar Utopia ? Deze zijn genoegzame getuigenissen, welke er op wijzen mogen dat het Koninkrijk Gods anders is en dat onze werkelijkheid met het Koninkrijk Gods niet te vergelijken is.

Mijn Koninkrijk, zegt de Christus, is niet van deze aarde.

Dat is voor velen niet begrijpelijk. De mens is geneigd het hemelse als een verlengstuk van het aardse te zien, althans voor een verlengstuk te houden, zoals hij ook geneigd is het geestelijke als een aanvulling van het natuurlijke te waarderen.

Dat verraadt zich in de heidense bekering, in het Joodse Farizeïsme en in zovelen, die door alle eeuwen heen in uitwendige bekering en werkheiligheid de weg naar het Koninkrijk Gods hebben gezocht.

In onze tijd kan men stemmen beluisteren van een goedkoper Christendom, waarbij wel wordt ondersteld, dat het Koninkrijk Gods niet van deze aarde is, maar dat intussen aan allen wordt toegezegd als het Rijk van een eeuwige toekomst.

De Schrift leert wel wat anders. Ongetwijfeld is het alleen een weg der genade, welke de toegang tot het Koninkrijk Gods opent, maar van die weg zegt de Christus: Tenzij een mens wederom geboren wordt, hij zal het Koninkrijk Gods niet zien!

Zo is dan die weg der genade een weg van wedergeboorte, d. i. een weg van levensvernieuwing, niet maar in de uitwendige heidense zin, niet maar bij wijze van spreken, maar als een geestelijk gebeuren.

Wedergeboorte bedoelt een levensvernieuwing, waarbij de mens wel dezelfde persoon blijft, maar waarbij de psychische mens door de kracht van Christus' opstanding deel krijgt aan de nieuwe mens, die in Hem is opgestaan. Deze nieuwe mens wordt de geestelijke mens genoemd in onderscheiding van de aardse mens, die uit Adam geboren is. Gelijk wij het beeld van de aardse mens dragen, zullen wij ook het beeld van de hemelse mens dragen.

De Schrift brengt ons dus, als zij over wedergeboorte spreekt, bij het wonder der vleeswording. Christus is mens geworden in de gelijkheid des zondigen vleses. Hij is geworden uit een vrouw en heeft dus ons vlees en bloed aangenomen uit de eerste Adam, ofschoon Hij de Heere is uit de hemel.

En * wat zegt nu de Schrift ? Het (lichaam) wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. (1 Cor. 15 vs. 42 v.v.).

Christus, die-in alles de Eerste is, is ook in de opstanding de Eerste.' In Zijn dood is de eerste Adam gestorven en in Zijn opstanding is hij in heerlijkheid verrezen, waarom Christus ook de andere Adam en een levendmakende Geest wordt genoemd.

Zo is de onuitsprekelijke genade Gods in het plaatsbekledend lijden en sterven van de Zoon in het vlees betoond, door de goedertierenheid Gods verenigd met een daad van Zijn scheppende almacht. De oude Adam wordt niet alleen in Christus gelouterd en gerechtvaardigd, maar hij ontvangt in de opstanding van Christus een geheel nieuwe en veiheeilijkte gestalte. Er is een natuurlijk lichaam en een geestelijk lichaam. (1 Cor. 15 VS. 44). Een natuurlijk lichaam is gezaaid, een geestelijk lichaam is opgewekt !

De verrezen Christus is een andere mens. Er heeft tussen het sterven van de Christus en Zijn opstanding een wonder van vernieuwing plaats gevonden. Het is daarom niet juist, als men leraart, dat Gods kinderen in Christus terug ontvangen, wat zij in Adam verloren hebben. Zij ontvangen veel meer en zullen het beeld van de hemelse, de geestelijke, de nieuwe mens, dragen. (Zie 1 Cor. 15 vs. 49). .^, ., ^; ; -.; .^.

Dit zijn slechts enkele opmerkingen, waarop wij wellicht nog terugkomen. Thans werd slechts op éen en ander gewezen om het licht te doen vallen op de diepere achtergrond van de eis der wedergeboorte.

Tussen ons en het Koninkrijk Gods ligt de zonde, ónze zonde, waardoor de toegang is gesloten. Dat is de menselijke werkelijkheid. Deze werkelijkheid van ons menselijk bestaan ligt onder het oordeel Gods.

Wij kunnen ook zeggen : Tussen ons en het Koninkrijk Gods ligt de dood en de opstanding van Christus, die betuigt: , , Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven, en Ik ben de deur der schapen". Dat betekent dus, dat wij het Koninkrijk Gods niet kunnen ingaan dan door Hem, als door een levende en verse weg. Dat kan alzo niet anders worden verstaan dan zó, dat wij deel zullen moeten hebben aan het wonder der vernieuwing, hetgeen in de Christus voltrokken werd: Een natuurlijk lichaam gezaaid, een geestelijk lichaam opgewekt !

Vandaar de eis der wedergeboorte, niet maar als een eis van symbolische verandering, maar van ware levensvernieuwing.

Als wij van bekering spreken, moe­

ten wij dit in het oog houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

BEKERING EN BEKERING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's