Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WEDERGEBOORTE IN VERBAND MET RECHTVAARDIGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WEDERGEBOORTE IN VERBAND MET RECHTVAARDIGING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Referaat gehouden op de Jaarvergadering van de Gereformeerde Bond door ds. W. L. Tukker

De eerste opmerking die ik wil maken is deze, dat beide, wedergeboorte en rechtvaardigmaking, rusten in het besluit Gods van eeuwigheid. Zijn al Gods werken Hem van eeuwigheid bekend, speciaal van de wedergeboorte en van de rechtvaardiging meldt de Schrift, dat ze in rapport staan tot Gods eeuwige wil, tot Gods eeuwig besluit. In Jacobus 1 vs. 18 lezen wij: , , Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen Zijner schepselen", en dan zet de apostel de uitdrukking , , naar Zijn wil" vast in God de Vader, bij Welken geen verandering is of schaduw van omJcering. En in Rom. 8 vs. 30 zegt de Schrift: , , En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt".

Dit zijn echter de enige Schriftplaatsen, die de verhouding van beide tot Gods eeuwige besluit staven kunnen. Calvijn doet in het derde boek van de Institutie dan ook beide uit het eeuwig besluit opkomen, als verwezenlijking van dat besluit in de tijd. Bij de latere dogmatici, als in het bijzonder de leer van de rechtvaardiging gedurig aan de orde is gesteld, ontstaat de vraag of de rechtvaardiging van eeuwigheid reeds plaats vond. Van eeuwige rechtvaardiging kan uit den aard der zaak geen sprake zijn, omdat het adjecief eeuwige niet passen kan bij Gods werken, maar alleen bij de personen der Drieëenheid en hun onderlinge verhouding, zodat er alleen gesproken kan worden van de eeuwige generatie van de Zoon en van het eeuwige uitgaan van de Heilige Geest van de Vader en de Zoon. Een rechtvaardiging van eeuwigheid, die inderdaad mogelijk zou zijn, wordt door Voetius voor het eerst bestreden en daarna door Comrie geleerd. Alle supralapsaristische theologen hebben Comrie op dit spoor gevolgd en met name Dr. A. Kuyper heeft de leer van de rechtvaardiging die hij in zijn collegedictaten in negen trappen heeft uiteengezet, doen aanvangen in de rechtvaardiging van eeuwigheid. Zomin als het mij gewenst voorkomt de verzoening uit de tijd in de eeuwigheid te trekken, zomin ook lijkt het mij geoorloofd dat te doen met de werken Gods tot wederbaring en tot rechtvaardiging. Het meest Schriftuurlijk, het meest reformatorisch lijkt het mij, beide te doen opkomen, maar dan ook niet meer dan opkomen, uit de voor-verordinering, zoals Romeinen 8 vs. 30 dat doet. Zo worden beide, de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking, verwezenlijking in de tijd van datgene waartoe God van eeuwigheid besloten heeft.

De tweede opmerking die wij maken is deze, dat beide, wedergeboorte en rechtvaardiging, geschieden door het Woord Gods. Als God zondaren tot het nieuwe leven wekt, dan geschiedt het dat de doden horen de stem des Zoons van God en die ze gehoord hebben • zullen leven. In dit verband valt te wijzen op de middellijke en onmiddellijke wedergeboorte. In hun strijd tegen de Wederdopers hebben Voetius en Maccovius e.a. aangetoond dat God de Heere bij machte was om aan de kinderen bij of voor hun geboorte het nieuwe leven in te planten. In die strijd kwamen zij er

toe om te spreken' van een onderstelling van de wedergeboorte, waardoor een recht verkregen werd en een plicht was opgelegd om die kinderen te dopen in hun eerste levensdagen. Wij hebben deze quaestie hier verder niet uit te werken, hun gedachte, welke voor ons onderwerp van belang is, was deze, dat er sprake was in de Schrift van een onmiddellijke wedergeboorte door de Heilige Geest zonder inwerking des Woords. Dit feit kan niet ontkend worden j wel kan dit gebeuren slechts met een enkele Schriftuurplaats worden waar gemaakt. Als de enige Schriftbewijzen voor deze opvatting hebben zij aangewezen Jeremia, die gekend is van de moederschoot aan, en Johannes de Dooper, met wie dat eveneens het geval was. Dit was genoeg om de algemeen genomen stelling van de Wederdopers te breken, maar het komt mij voor dat Voetius bij deze bestrijding niet de bedoeling gehad heeft om de werking van de Heilige Geest door het Woord als een uitzondering te beschouwen. Integendeel heeft Voetius in zijn Disputationes Selectae II, pag. 433, geschreven : De zaligmakende, krachtdadige roeping gaat in orde aan de wedergeboorte vooraf. Hij zet dan uiteen dat het de gemene wijze van doen is dat de Heilige Geest door het Woord der roeping de wedergeboorte tot stand brengt. Bij Van Mastrigt vinden wij dezelfde gedachtengang.

Als wij verder teruggaan vinden wij in de beide oudste belijdenisgeschriften dat de wedergeboorte verbonden wordt aan het Woord Gods. In art. 35 N.G.B, wordt beleden, dat hun een tweede geboorte gegeven wordt door het Woord des evangelies, en in Zondag 21 verklaart de Heid. Catech. uitdrukkelijk, dat de Zone Gods Zich een gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt door Zijn Geest en Woord.

Alzo menen wij in het algemeen te mogen vaststellen dat de wedergeboorte geschiedt door het Woord. Evenzo is het gesteld met de rechtvaardiging.

De hele strijd tussen de Reformatie en Rome loopt over de vraag of de rechtvaardiging is een ethische of een forensische daad Gods, of de rechtvaardiging van de zondaar brengt een innerlijke verandering in de mens, of dat zij zijn wil een rechtvaarigverklaring van de zondaar, een rechtvaardig spreken. In zijn bestrijding van Osiander, die een tweevoudige rechtvaardigheid leert, zet Calvijn in zijn Institutie III XI, II uiteen, dat de rechtvaardiging is de vergeving der zonde en dat deze is een kwijtschelding van de zonde door het Woord. Zoals dus de Heilige Geest Zich bedient van het Woord bij de levendmaking van de zondaar, zo bedient Zich de Heere ook immer van het Woord als Hij de zonden vergeeft. Hier behoeft de kerk zich dan ook nimmer op een oncontroleerbaar gevoel te beroepen, maar zij mag zich in de vergeving altijd beroepen op het Woord. In vele varianten staat er het , , Uw zonden zijn u vergeven" geschreven. En afgezien van het inklevend verderf, afgezien van het aanklagend geweten, dat zegt dat niet alleen tegen alle geboden Gods gezondigd is, maar dat men nog tot alle boosheid geneigd is, mag het geloof op het Woord der vrijspraak als op zijn enige grond terugvallen.

De wedergeboorte en de rechtvaardiging vinden beide hun grond in de Opstanding van Christus. In 1 Petrus 1 vs. 3 zegt de Apostel: Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. En in Romeinen 4 vs. 25 zegt de Apostel Paulus : Welke overge-

leverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.

Het wil mij voorkomen dat met name de wedergeboorte A veelszins teveel is losgemaakt uit haar Schriftuurlijke grond in Christus' opstanding. Het is stellig niet de bedoeling van de Dordtse Leerregels geweest tot dit losmaken aanleiding te geven. Het front lag daar op een ander terrein. Als de D.L.R. handelen over de volkomen onmacht ten goede en over de absoluutheid van, Gods genade in de vernieuwing van het leven in de strijd tegen de Remonstranten, dan geeft deze behandeling niet de aanleiding om dit leerstuk der wedergeboorte apart te stellen, om die uit te bouwen tot een aparte wedergeboorte-theologie. Dit stuk wil in zijn verband gezien en behandeld worden. Onder de andere stukken maakt de rechtvaardiging met de wedergeboorte deel uit van de orde des heils en samen willen zij zijn toepassing van het heil van Christus en dat heil vloeit uit Christus' kruisverdienste, die haar bezegeling vond in de opstanding. Maakt men alzo de wedergeboorte los van Christus' opstandiiig, dan wordt de wedergeboorte als een werk des Geestes gezien, alsof de Geest niet de Geest van Christus ware, en moet dat nieuwe leven nu gaan aanwerken op een bewuste rechtvaardigmaking, op een ingaan in Christus

Men heeft alzo aanleiding gevonden om de prediking van het leven der wedergeboorte te doen opgaan in een opsomming van kenmerken, om dan daarna als het grote kenmerk vdn genade uit dit alles de grond te doen verliezen, om Christus nodig te krijgen. Dit is mij alles te geleed. te gehakt. Als de Schrift onder beide, de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking als objectieve grond de opstanding van Christus legt, dan moet dunkt mij, bij beide het nieuwe leven uit Christus gevoed en de zekerheid der schuldvergeving uit Christus genoten worden. De droefheid over de zonde, het verlangen naar en het gebed om genade, honger en dorst naar Christus, worden alzo als vrucht van de wedergeboorte geleid naar de zekerheid der schuldvergeving. In de rechtvaardigmaking ontvangt men alzo de zekerheid van het heil, dat men in de opstanding van Christus heeft. Alleen op deze wijze kan ik verstaan hoe Comrie in zijn brief over de rechtvaardigmaking, de rechtvaardigmaking stelt in de wedergeboorte en in de bewustwording des geloofs, wat hij dan noemt de rechtvaardigmaking in de conscientie. Brief over de Rechtvaardigmaking des zondaars. Uitg. 1889, pag. 65.

De wedergeboorte en de rechtvaardigmaking hebben dan ook beide hun relatie tot het geloof. , , Calvijn laat het geestelijke leven met het geloof aanvangen en heeft nog geen plaats voor de wedergeboorte in engere zin. Wel spreekt hij van wedergeboorte, maar vat deze niet op als instorting van het allereerste levensbegin, maar hij verstaat er onder de ganse geestelijke vernieuwing van de mens, zoals die door het geloof tot stand komt en van het geloof de vrucht is. Bij Calvijn zien wij dus een leven der wedergeboorte, wat hij gelijk stelt met een leven des geloofs. Alzo zeggen Bavinck en Honig. Ik weet niet of dit geheel juist is. Ds. D. J. de Groot verwerpt deze gedachte, als die door Neo Kohlbruggianen en Barthianen aangevoerd wordt. In elk geval geeft Calvijn in zijn Commentaar op Joh. 1 VS. 13 toch wel degelijk de gedachte weer van een wedergeboorte in engere zin, als gave Gods, waardoor het geloof ontstaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

WEDERGEBOORTE IN VERBAND MET RECHTVAARDIGING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's