Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WEDERGEBOORTE IN VERBAND MET RECHTVAARDIGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WEDERGEBOORTE IN VERBAND MET RECHTVAARDIGING

9 minuten leestijd

Referaat gehouden op de Jaarvergadering van de Gereformeerde Bond door ds. W. L. Tukker

II.

In het klassieke hoofdstuk over de wedergeboorte, Johannes 3, handelt Christus met Nicodemus tevens over het geloof en over het voorwerp des geloofs. In de verzen 3 tot 12 gaat het in Joh.' 3 over de wedergeboorte, in vs. 14 over de verhoging van de Zoon des Mensen, gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, en in de verzen 15 en 16 over het geloof. Wij willen bij de wedergeboorte niet spreken over een sluimerend geloof of over een geloofsvermogen, maar willen wel spreken over geloof en werkzaam geloof terstond na de wedergeboorte. Als de Heere Jezus in Matth. 19 vs. 28 zegt, dat de discipelen Hem gevolgd zijn, dan is hun geloof alreeds gebleken in de heerlijke belijdenis, die zij bij monde van Petrus hebben afgelegd. Enerzijds vinden wij hier een band des geloofs aan Christus, anderzijds hebben de discipelen nog geen oog voor het plaatsbekledend lijden van Christus. De zondares uit Lucas 7 betoont haar geloof in haar zoeken van Jezus, in haar tranen en in de zalving van Jezus' voeten en wordt geprezen om haar geloof. Als haar toegevoegd wordt: „Uw zonden zijn u vergeven", dan laat de Heere er op volgen: „Uw geloof heeft u behouden". Hieruit blijkt dunkt mij duidelijk, dat de wedergeboorte terstond geloof met zich brengt. Het behoeft nauwelijks betoog, dat de rechtvaardiging in rapport staat tot het geloof. De uitdrukkingen gerechtvaardigd door het geloof of uit het geloof, in Romeinen 4 en 5, spreken een wel zeer duidelijke taal. Als het geloof hier tot de zekerheid des heils voert van het de zonden zijn u vergeven, dan spreekt het vanzelf dat het geloof in zijn volheid werkzaam is. Hier is na kortere of langere leerschool onder leiding des Heiligen Geestes het oog geopend Voor de volle rijkdom des Evangelies. Het gaat echter niet aan, om het geloof in één ogenblik geboren te doen worden en het bovendien in één ogenblik tot volle wasdom te doen komen, alsof hier voor het eerst en hier alleen van geloof sprake zou zijn. Wel stemmen wij volmondig toe, dat hier sprake is van , , het" geloof, dat Christus gelovig omhelst en Hem en al Zijn weldaden aanneemt.

In de orde des heils geven de mij bekende dogmatici op het spoor van Romeinen 8 vs. 30 aan de rechtvaardigmaking dan ook een aparte plaats naast de wedergeboorte. Men zal t.a.v. de wedergeboorte de Heilige Geest in Zijn vrijmacht niet kunnen beknotten en binden aan een vernieuwing des levens, zomin in de geboorte of Doop als in de ure der vergeving van zonden. Wat natuurlijk anderzijds niet met zich brengt dat de wedergeboorte niet zou kunnen samenvallen met de vergeving zelve. Hier moet de vrijmacht des Geestes geëerbiedigd worden en anderzijds de ruimte erkend worden waarover de Heilige Geest beide heilsweldaden schenkt. Wat de tijdsduur aangaat is reeds opgemerkt dat Calvijn, Inst. III, 3, 1, de wedergeboorte in ruimere zin opvat en heel het leven doet omspannen. De D.L.R. en op hun spoor de latere dogmatici lieten meer hun aandacht vallen op een bepaald punt, waarop de Heilige Geest het verstand verlichtte, het hart dat hard was vermurwde, wat onbesneden was besneed en nieuwe vermogens in de wil instortte. Zij vatten dus de wedergeboorte op in engere zin en plaatsten die in een bepaald punt. Ten opzichte van de rechtvaardigmaking heeft men dit ook gedaan. Comrie die haridelt over de justificatio in foro conscientiae {de rechtvaardigmaking voor de vierschaar van het geweten), betrekt deze rechtvaardiging, als ik het wél begrijp, in een bepaald punt des tijds. Barth en op zijn spoor Van Niftrik, doen dat ook, met dit verschil dat bij hen na de flikkering van de bliksemstraal de duisternis weer invalt. Calvijn laat in het meer gemelde 3e boek, 11e hoofdstuk, de wedergeboorte „den ganschen loop van hun leven allengskens en somtijds.langzaam voortgaan, terwijl hij, wat de rechtvaardigmaking betreft, opmerkt dat de Heere niet ten dele rechtvaardigt, want een gedeelte der rechtvaardigheid zou onze conscientiën niet gerust maken, die dan ongerust zouden blijven totdat wij zeker zijn". Dr. J. G. Woelderink in zijn boek , , De rechtvaardiging uit het geloof" wil van een rechtvaardiging in een punt des tijds niet weten. Hij ziet die meer uitgestreken in de prediking van het aanbod des Evangelies. Zo ziet ook prof. dr. H. Visscher in zijn rede over , , Rechtvaardigmaking en Heiligmaking" de rechtvaardigmaking als het doorbrekende licht als van de dag.

En ik kan niet ontkennen dat én art. 23 N.G.B, èn het , , zo dikwijls als" uit Zondag 31, de vraag over de verkondiging des Evangelies, als sleutel des hemelrijks, niet die kant uit wijzen.

In de prediking zullen dan ook de wedergeboorte en de rechtvaardiging een eigen behandeling vragen. Als de prediking voorstelt de noodzakelijkheid der wedergeboorte, dan zal ze toch ook niet na hebben te laten om in Christus' naam een oproep tot bekering te doen horen.

In Ezechiël 37 wekte de Geest des Heeren leven in de dorre doodsbeenderen, maar de profeet moet profeteren. En in Efeze 5 vs. 14 klinkt het apostolische woord : „Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten". Het komt mij voor, dat onze prediking behoefte heeft aan profetische kracht, die tot bekering roept. En waar dat nieuwe leven gewekt is, heeft het nodig geleid te worden en heeft het vooral nodig evangelisch geleid te worden door het voor te stellen de beloften des evangelies, opdat het met de beloften werkzaam worde en door de beloften gevoerd te worden tot een openbaring van het heil in Christus tot een gelovige omhelzing van de Christus. Hier ligt een zeer brede en tevens zeer schone taak voor de prediking om het leven des geloofs te leiden tot de vastigheden in Sion.

Het is niet voldoende de wedergeboorte te prediken als de streep, waar de Kerk haar grens vindt en het is wederom niet voldoende om de gave der levensvernieuwing als het geboorterecht, dat eenmaal verkregen is, te conserveren. Het leven moet groeien. De belofte des Evangelies moet gepredikt en het geloof in Jezus Christus en de prediking moet dringen door de verkondiging van Wet en Evangelie tot de behoefte aan schuldvergeving en vrede met God door Christus Jezus de Heere.

De prediking van de rechtvaardigmaking wordt zo gemakkelijk omgevormd tot een schrikbeeld voor de gemeente, in plaats dat hier juist in het bijzonder de volle troost des Evangelies wordt geboden. Voorzeker zal men alles moeten verliezen om Hem te gewinnen, zal men God in Zijn recht moeten toevallen om door de genade van Christus te worden gedragen als onder eeuwige armen, maar dat neemt niet weg, dat de troost van de rechtvaardiging door het geloof het hart van de evangelieprediking moet zijn. Het was toch voor Luther maar een bevrijding, toen hij ontdekte dat de uitdrukking , , de rechtvaardigheid Gods" niet alleen een beschuldigende, aanklagende, veroordelende betekenis had, maar ook een bedekkende, vrijsprekende betekenis. En reeds lang genoeg en wel honderdmaal had hij zijn vonnis ondertekend. Men dringe dan hoe sterk ook aan op een buigen onder Gods recht, als maar niet verzuimd wordt ook de troost van het Sola fide te verkondigen, om dan dit Evangelie dat nu eenmaal niet naar de mens is, altijd weer tegenover een aanklagend geweten, dat het weet, dat het tegen alle geboden Gods gezondigd en geen daarvan gehouden heeft, in te prediken : Nochtans God, uit louter genade, zonder enige verdienste uwerzijds, u de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, in zoverre gij zulk een weldaad met een gelovig hart aanneemt. Wij betrekken zo vaak de wacht bij de vergeving. Ik moge de waarschuwing van Comrie hieraan toevoegen, zoals hij die geeft in de , .Missive over de rechtvaardigmaking des zondaars" : Hoe zwaar het is tusschèn de gemeene bewerkingen des Heiligen Geestes als de Geest Gods en deze bijzondere bewerking des Heiligen GeesteS' als de Geest van Christus onderscheid te maken, zoo behoeven wij ons daarover niet te bedroeven. De tijd zal alles leeren. Wij worden niet tot keurmeesters gesteld, wij hebben geen goudschaaltje, van God ons gegeven, om een ieder te wikken en te wegen en wij hebben reden om God er voor te danken als het Evangelie gepredikt wordt. Groeit er op de zelfde akker onder de tarwe een soort onkruid op, de goede tarwe zeer gelijkende, wij moeten niet door onze vleeschelijke voorzichtigheid aan het opplukken gaan". Of om het met S, Rutherford nog wat kernachtiger te zeggen : , , Ik zal de kinderen hun brood toedelen al verbreken de honden hun tanden daaraan".

Tenslotte nog één stuk.

Het verband tussen wedergeboorte en rechtvaardimaking is ook eschatologisch bepaald. Beide hebben hun uitlopende lijnen naar de voleindiging. Ik behoef u maar te herinneren aan de tekst uit Mattheüs 19 vs. 28, waar de Heere Jezus tot de discipelen zegt : , .Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des Mensen zal gezeten zijn op de troon Zijner heerlijkheid, dat ook gij zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israels". De uitdrukking „in de wedergeboorte" slaat hier niet op de wedergeboorte der discipelen, maar op de herschepping in het eind der dagen en de wedergeboorte, die in het volgen openbaar komt, wordt hier gezien in het licht van de grote wedergeboorte aller dingen die'komt. Op dezelfde wijze vraagt de rechtvaardiging van de zondaar in de tijd om de rechtvaardigverklaring van Gods gekenden voor aller oor. Hier vallen wedergeboorte en rechtvaardiging buiten alle tijdsverschil en dus samen. Werd het leven der wedergeboorte gedrongen naar de rechtvaardiging, op hun beurt moeten beide weer dringen naar de dag, waarin God de Zijnen rechtvaardig verklaart en waarin Hij gerechtvaardigd wordt voor alle vlees, opdat gij komen moogt „tot de algemene vergadering en de gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen en de geesten der volmaakte rechtvaardigen".

(Slot volgt).

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

WEDERGEBOORTE IN VERBAND MET RECHTVAARDIGING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's