HET VERBOND VAN DE SINAï
Aangenomen, dat wij het er over eens kunnen zijn dat het verbond met Israël valt onder het verbond met Abram, kan er ook geen verschil meer over zijn, dat de geschiedenis der aartsvaders, het verblijf in Egypte, de uitleiding uit het diensthuis, het Pascha, de wetgeving op de Sinaï en wat hier nog verder kan worden genoemd gedurende de woestijnreis en de intocht in Kanaan, alle gebeurtenissen zijn, die wel geen heilsfeiten zijn als Christus' geboorte, sterven en opstanding, maar toch mijlpalen op de weg der leidingen Gods, die binnen het Verbond vallen.
Alleen reeds uit dien hoofde werden zij niet alleen in het Oude Israël, maar ook in het Nieuwe Israël in ere gehouden. Herhaaldelijk hebben wij gewezen op het nauwe verband tussen geloof en verbond, en tussen verbond en cultus of eredienst.
Is het nog nodig er de aandacht op te vestigen, dat de uittocht uit het diensthuis in het geloofsleven van Israël staat als een blijvend monument van des Heeren trouw en sterke hand?
Is het nodig er aan te herinneren, dat ook in het Christelijke geloofsleven de uitleiding uit het diensthuis een profetische betekenis bewaart en een geestelijke zin heeft, duidende op de uitleiding uit het diensthuis der zonde?
En wat zullen wij nog memoreren aangaande het Pascha, dat immers als een sacramentele heenwijzing op het Lam Gods en Zijn plaatsbekledend lijden ziet?
Al deze dingen hebben, evenals de tabernakel en de daarin aangetroffen dienst, zoals de brief aan de Hebreen ons onderricht, een symbolische betekenis.
Daarom behoren al deze dingen tot het verbond, of wil men tot de dienst van het verbond met Israël. Zij geven daaraan gestalte, en hebben een uitwendige, maar ook een inwendige of geestelijke zin.
Wat de uitwendige cultus aangaat, de dienst der offers en der feesten en tijden, zegt Calvijn ergens, verschilt niet zoveel van die der heidenen. Wij zouden dat misschien niet zo openhartig gezegd hebben, maar de zo bezonnen Calvijn met zijn diepe blik in de geestelijke achtergrond der dingen, heeft volkomen gelijk. Denk maar eens aan de offerdienst der priesters, ja, aan de priesterschap zelf.
Doch hoe geheel anders is dat, als op de geestelijke zin het oog wordt gericht. Zeker, ook het heidense offer bedoelt wat. Wij zeggen niet, dat het geestelijke achtergrond heeft en het is misschien zelfs te veel gezegd, als wij beweren, dat er toch wel een religieuze zin aan ten grondslag ligt, want het heidense offer bedoelt de godheid iets te geven om wederom te ontvangen.
Als wij de weg volgen, door de Hebreënbrief gewezen in het negende Hoofdstuk, kunnen wij iets van de geestelijke achtergrond verstaan en, als wij dan op het geloofsleven onder het oude verbond letten, verschijnt de dienst des tabernakels in geestelijk licht en als een schaduw van de dingen, die in de beloofde Messias vervulling zouden erlangen.
Inzonderheid het boek der psalmen getuigt van het verbond in zijn geestelijke beduidenis en zijn geestelijke beleving.
Wij zijn het ook met Calvijn eens, dat de heiligen van het oude verbond een smaak van de Christus hebben gehad. Het is trouwens genoegzaam bewijs, het Woord van de Heere Jezus Christus aan te halen aangaande Abraham, die verlangend uitzag naar de dag van Christus en hij heeft hem gezien en is verheugd geweest. (Joh. 8 vs. 56).
Het oude verbond heeft geweten, dat de rechtvaardige uit het geloof zal leven. (Hab. 2 vs. 4). Het heeft geweten, dat het bloed van varren niet reinigen kan van de zonde (vs. 40) en dat de uitwendige dienst, zelfs met nauwgezetheid waargenomen, nog volstrekt geen kenmerk van ware godsdienst is. (Jes. 58).
En zo kunnen wij voortgaan, en toch heeft God de Heere het nodig gevonden Israël bij de uitwendige dienst des verbonds te bepalen, en Hij heeft daartoe ook ten overstaan van het ganse volk Zijn Wet gegeven, opdat het Zijn wil zou kennen en betrachten. Vooral dit laatste verdient dubbele onderstreping : en betrachten. Verachters van Gods Wet zijn verachters van Zijn verbond. Zó nauw is het verband tussen Wet en verbond, dat de ark der getuigenis ook wel de ark des verbonds wordt genoemd.
De ordeningen des Heeren gingen nog verder en betroffen ook het sociale leven en de sociale verhoudingen. Ex. 4 VS. 7 spreekt van het boek des verbonds, waarin de rechten des Heeren zijn opgeschreven door Mozes. De godsdienst van Israël wordt derhalve niet beperkt tot de dienst des tabernakels, de offers en plechtige handelingen, maar ging ook over het alledaagse leven, of liever het alledaagse leven viel ook onder de godsdienst. Immers had de Heere gezegd, dat Hij een heilig volk wilde.
De godsdienst van Israël is geen godsdienst voor de Sabbath en de heilige tijden alleen, maar het gehele leven verschijnt in profetisch licht en valt onder de voorzienigheid en het gebod des Heeren.
Wij kunnen in het Oude Verbond, zoals boven kan gebleken zijn, een uitwendige en een inwendige kant waarnemen. Toch is het niet juist van inwendig en uitwendig verbond te spreken, alsof er twee verbonden waren. Zo is het niet. Het verbond met Abram is één verbond. Wij zagen dat verbond in de uitwerking, welke God daaraan gegeven heeft in Zijn leidingen met Israël, tot een heilige godsdienst uitgroeien, waarin alle de beloften, aan Abram geschonken, allengs vervuld werden en zouden worden tot op Christus.
In die geschiedenis verkrijgt het volk Israël gestalte en ook de dienst des ouden verbonds wordt aan orde en regel gebonden. Mozes krijgt bevel dit alles te maken naar het voorbeeld, dat hem getoond is.
Op deze wijze neemt ook de eredienst, of wil men de dienst des tabernakels, vaste vormen aan met al de ceremoniën der Wet.
Wij zouden dat de uitwendige verschijning van het oude verbond kunnen noemen. Deze uitwendige verschijning van het verbond kan ook de algemene worden genoemd, omdat iedere Israëliet krachtens zijn Israëliet-zijn, zeg krachtens zijn geboorte, geroepen en gehouden was de uitwendige eredienst waar te nemen overeenkomstig het gebod.
Het is dus niet juist dit te betitelen als uitwendig verbond, maar men spreke liever van de uitwendige verschijningsvorm van het verbond der belofte.
Zodra wij bij deze uitwendige ceremoniën stil staan, worden wij uitgedreven om te verstaan, wat deze ceremoniën willen zeggen. Deze vraag brengt ons tot het inwendige van het verbond, het eigenlijke leven des gelopfs, en de inhoud der beloften Gods, die in Christus ja en amen zijn.
Deze innerlijke zijde, het leven des geloofs is het, waarover de profeten het licht doen schijnen. Daarom vinden koningen en volk de profeten altijd weer op hun weg, indien zij afwijken van de geboden des Heeren en vreemde goden dienen.
Het is opvallend, als wij deze dingen nader beschouwen, dat de prediking der profeten zich o.m. door twee dingen onderscheidt : n.l. door het volk en de overheden bij de Wet Gods te bepalen en het oordeel Gods te prediken over de overtredingen, en ten andere, door de verkondiging van nieuwe dingen, welke de Heere Zijn profeten openbaart.
Wat het eerste betreft, kunnen wij opmerken, dat de profeten zich richten op de inscherping van Gods geboden. Een bijzonder sprekend voorbeeld daarvan treffen wij aan in Elia, de geweldige strijder voor de ere en de dienst van Jehovah, die de Baalsdienst vervolgt en de Baalspriesters doodde. Denk nu eens aan het gebod : , , Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben", enz. Telkens en telkens weer kunnen wij in de profetieën opmerken, dat dit een voornaam stuk in de profetische prediking is geweest: de strijd tegen afgoden en afgoderij.
Doch ook tegen andere ongerechtigheden treden de profeten op. Vgl. Jesaja 58. Zij bestrijden volkszonden, goddeloosheid en vormelijke religie, die dood is.
In dit opzicht zou men kunnen zeggen, dat de profetische prediking gericht is op de verdieping van de kennis der Wet en daarmede komen wij tot, wat wij zouden kunnen noemen : de functie der Wet in Israël en de betekenis van de Wetgeving op Sinaï.
Hoe weinig is er over het geheel genomen terecht gekomen van de gehoorzaamheid der Wet, als wij de "profeten horen. Wij noemen slechts Hosea, wiens profetie onder het beeld van huwelijksontrouw getuigt van Israël als een overspelig geslacht, daarmede het volk tekenend als breker van het verbond Gods. Wij denken aan Jeremia, die de doodsklok luidt over het volk vanwege zijn ontrouw jegens de Verbondsgod.
Een en ander leidt tot de conclusie, dat de profetische prediking een opvoedende taak heeft gehad tot ontdekking van de onmacht der wet, waarvan Paulus spreekt, en tot voorbereiding van de Christus. De apostel noemt de Wet een opvoeder tot Christus. Dat is zij geweest en dat is zij onder de werking van de Geest der profetie nog altijd. (Rom. 8 VS. 3 i Gal. 3 vs. 24).
Deze beschouwingen hebben ons intussen bij de diepere zin van het verbond der genade gebracht. Bij de strijd om de gerechtigheid, die uit de Wet is en zijn schromelijke mislukking. Daaruit moest het beseffen geboren worden, dat het verbond der genade de zondaar nu juist daarin wil te hulp komen, ja, hem uit het oordeel der Wet verlossen in de weg der belofte van een Messias. De belofte van het Nieuwe Verbond begon allengs ontdekt te worden in zijn diepere betekenis: Het nieuwe van het Nieuwe Verbond zou verwerkelijkt worden in de vernieuwing der harten.
Het is waarlijk geen wonder, dat de profeet Jeremia, die bij uitstek een oordeelsprofeet is geweest, zo heel duidelijk en klaar van het nieuwe verbond heeft geprofeteerd, niet naar het verbond der vaderen, dat zij vernietigd hebben ! (31 vs. 32), maar Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven.
Een andere profetie gewaagt van een vlesen hart, dat in de plaats van het stenen hart zal worden gegeven. (Ezechiël 11 VS. 19).
Israël heeft de Wet en de prediking der Wet nodig gehad om de belofte der genade te kunnen verstaan en naar de gaven der genade te verlangen. Daarom heeft Israël heel zijn geschiedenis nodig gehad om zijn plaats in de vervulling van de Raad Gods te kunnen innemen.
Dat ligt alles in het oude verbond en het nieuwe kon niet verschijnen, alvorens het oude zijn dienst had volbracht. Het kon deze dienst slechts volbrengen onder de Wet, omdat de Noachietische mensheid nog altijd onder het Paradijsverbond, d.i. onder de eis der gehoorzaamheid stond en nog staat.
Hoe zou Israël deze eis verstaan zonder de Wet? en hoe zou het tot ontdekking van zijn verbondsbreuk, god deloosheid, ontrouw en weerbarstigheid gekomen zijn zonder de Wet, zonder de prediking der Wet, zonder de oordelen Gods?
Waar geen Wet is, is geen overtreding. Zo is dan de Wet ingekomen, opdat de zonde te meerder zou worden.
De dood heeft geheerst van Adam tot Mozes.
Zo is de Wetgeving te zien als een ingrijpen Gods in de heerschappij des doods. Als er geen Wet is; is de zonde dood. (Rom. 7 vs. 8). De Wetgeving is een daad Gods, waardoor Hij ten aanzien van Israël de dode en aan Zijn oordeel overgegevene aanspreekt en een begin maakt aan de vervulling van het wonder Zijner genade, in de Christus voorgenomen en vervuld, een daad, welke de geboorte van een nieuw volk voorbereidt.
God maakt zich op de Sinaï bekend aan het volk Israël in de woestijn en eist het op tot Zijn dienst in gehoorzaamheid aan Zijn Wet.
Is nu de Wet aan het verbond der belofte toegevoegd?
Is de eis van gehoorzaamheid aan de Wet een nieuwe eis in mindering van de belofte? Of nog anders gesteld : Is het verbond der genade geen genade meer?
Dat is nu precies dezelfde kwestie, die wij bij het Paradijs verbond hebben behandeld. De mens wil maar verdienen, zoals men zegt : de hemel verdienen, maar dat is louter misverstand.
De apostel Paulus geeft intussen een antwoord, waarop wij in ander verband reeds hebben gewezen. Hij zegt, dat het verbond der belofte niet krachteloos is geworden door de Wet, die na vierhonderd en dertig jaren is gekomen. (Zie Gal. 3 vs. 17, 18). Hij wil zeggen, dat de belofte niet wordt opgeheven als trad daarvoor het werk der Wet in de plaats. Dat betekent dus, dat de gehoorzaamheid der Wet niet verdient en daarom ook niet wordt gesteld.
Maar, zoals wij gezien hebben, is de Wet gekomen om de mens te ontdekken aan de situatie, waarin hij als breker van Gods verbond verkeert, opdat hij lere de genade Gods aan te grijpen om te ontkomen aan de toekomende toorn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1953
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1953
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's