Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONDERWIJS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

STRIJD (I)

Zo nu en dan komen eens berichten in de bladen voor, die er aan heinneren dat de Pacificatie op schoolgebied, dat wil zeggen, op het gebied van de Lagere School, principieel wel haar beslag heeft gekregen, maar dat er nog altijd stromingen in het land zijn, die dit eigenlijk met lede ogen aanzien. Die er zich nog steeds niet in kunnen vinden. We horen zo bij tijden weer de oude klanken uit het verleden, toen de strijd fel en verbeten moest gevoerd worden tegen een oppermachtig liberalisme. De strijd voor de School met de Bijbel, de strijd voor de vrije Chr. School. De strijd voor het recht der ouders om zelf uit te maken welk onderwijs zij voor hun kinderen begeerden.

In onze tijd beperkt de tegenstand zich tot enkele gemeenteraden, die aan het stichten van Chr. Scholen moeilijkheden in de weg leggen, maar uiteindelijk wordt er, zij het soms eerst in hoogste instantie, toch recht gedaan. Soms komt ook de oude geest van de tegenstand nog weer eens boven, wanneer een dorpsgrote de bakker van z'n deur stuurt, omdat deze z'n oudste kind, dat de leerplichtige leeftijd bereikt heeft, naar de Chr. School stuurt. Dit alles kan echter niets veranderen aan het feit, dat juridisch de strijd is uitgestreden ; daaraan kan een enkele schermutseling op een afgelegen deel van het front, geen wijziging meer brengen.

't Is voor ons jongere geslacht wel haast practisch ondenkbaar dat het ooit anders geweest zou zijn of dat het ooit anders geweest zou kunnen zijn. En toch is dit maar al te waar. En willen we de geesten beproeven, dan zullen we niet kunnen en niet mogen nalaten de geschiedenis van het onderwijs, speciaal der 19e en begin 20e eeuw, te bestuderen. De vrije Chr. School is maar niet zó gekomen, maar 't kostte jaren en jaren van strijd, van opoffering, van teleurstelling éér 't zover was. Het past ons God te danken voor wat Hij ons in de School met de Bijbel heeft willen geven. En er past ons ook een eresaluut aan zovele voortrekkers, die om des gewetens wil alles hebben overgehad voor de zaak van het Christelijk Onderwijs. Die liever zich offers getroostten en smaadheid leden, dan zich schikken in zulk onderwijs, dat geen plaats liet voor 't Evangelie des Kruises.

Na de omwenteling van 1795 in ons land, toen heel het staatsbestel op de helling kwam, kon het niet uitblijven of ook de school zou de gevolgen van de nieuwe koers ondervinden. Al ging men hier niet zó ver als in Frankrijk, toch was het duidelijk dat er geen plaats meer zou overblijven voor de Bijbel op school, voor de Catechismus, voor Psalmen en geestelijke liederen, die op de school onder de Republiek een belangrijke plaats innamen. De ver- Tchte denkbeelden verzetten zich er eenvoudig tegen.

Bij de Staatsregeling van 1801 werd in art. 45 bepaald : „Het Staatsbewind zorgt door een daartoe, geschikte inrichting voor de bevordering van kunsten en wetenschappen, opvoeding, koophandel, landbouw en fabrieken". En in de toelichting, of liever in één der artikelen van de beginselen der Staatsregeling heette het : „De Maatschappij wil, dat de veTlichüng en beschaving onder hare leden zoveel mogelijk bevorderd worde, het onderwijs in de lagere, school, als zijnde de eerste bron waaruit een meer algemene beschaving en verlichting kan voort-

vloeien, behoort te worden geregeld en aan bepaalde en eenparige wetten verbonden".

En de op deze beginselen gebouwde wet van 1801 bepaalde, dat het onderwijs, door ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der leerlingen geschikt moest zijn, om hen tot redelijke wezens te vormen en wijders in hun harten in te prenten de kennis en het gevoel van dat alles, wat zij aan het Opperwezen, aan de Maatschappij, aan hun ouders, aan zichzelven en aan hun medemensen verschuldigd zijn. Opdat langs deze weg het maatschappelijk geluk worde vermeerderd, naarstigheid, goede zeden en vaderlandse deugden voortgeplant worden.

Wanneer men bij de woorden verlichting, beschaving. Opperwezen, in 't oog houdt wat men in de toonaangevende kringen uit die tijd er onder verstond, dan is het duidelijk, dat van alles wat de Dordtse Synode over het onderwijs had voorgeschreven en wat naar aanleiding daarvan in de Schoolordeningen der Provinciën was bepaald, niets was overgebleven, ja, dat eigenlijk van het hele Christendom niets meer over was.

In 1803 kwam er reeds een nieuwe schoolwet, echter uitgaande van hetzelfde beginsel. Hierin werd voor het eerst van Openbare Scholen gesproken.

In 1806 kwam de 3de schoolwet, die een leven van 50 jaar heeft gehad.

Een merkwaardige wijziging of liever aanvulling, bevatte deze nieuwe schoolwet. En deze wijziging scheen tegelijk een principiële te zijn. Hadden misschien de vaders der schoolwetten van 1801 en 1803 ingezien, dat hun wetten eigenlijk evengoed door een heiden hadden kunnen gemaakt zijn? Feit is, dat artikel 22 der wet van 1806 aldus luidde : , , Alle schoolonderwijs zal zodanig moeten worden ingericht, dat onder het aanleren van gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld en zij zelven opgeleid worden tot alle maatschappelijke en Christelijke deugden. Het nemen van maatregelen wordt vastgesteld om de schoolkinderen van het onderwijs in het 'leerstellige van het kerkgenootschap, waartoe zij behoren, geenszins verstoken te doen blijven, zullende het geven van dit onderwijs niet geschieden door de schoolmeester.

Wat verstond de wetgever toch eigenlijk onder die maatschappelijke en Christelijke deugden? Ja, daar werd door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen een hele verhandeling over uitgegeven, 't Komt hierop neer :

Jegens anderen handelen, zoals we wensen dat jegens ons geschiede.

Van God gevoelen en denken en zó handelen als schepselen jegens hun Schepper betaamt.

Eerbied, liefde, vertrouwen, gehoorzaamheid jegens God oefenen, zoals het aan afhankelijke schepselen betaamt jegens hun Schepper en Weldoener, hun Verzorger en Vader, en zoals de leer van Jezus uitdrukkelijk inprent als belijders van Jezus de maatschappelijke deugden in veel uitgebreidere zin beoefenen, dan we dat zouden behoeven te doen als leden der maatschappij ; onze vijand liefhebben, kwaad met goed vergelden, het welzijn onzer vervolgers zoeken, het tegenwoordig en het toekomstig heil onzer medemensen zoeken,

En dit alles uit geloof aan God, als de oorzaak van ons bestaan, de weldadige Beschikker onzer lotgevallen, de Gever dezer wetten.

Uit geloof aan Zijn aanbiddelijke wijsheid, onkreukbare rechtvaardigheid, vlekkeloze heiligheid en bovenal Zijn oneindige liefde en ontferming in Jezus Christus jegens ons.

Voortspruitende uit de erkentenis, dat Hij is de Zedelijke Wetgever, de Regeerder en Rechter der mensen.

Geloven aan een toekomstig leven, als het gevolg van een deugdzaam leven op aarde.

Ziedaar, enkele grepen uit de verklaring. Het gros van ons volk had er in die dagen geen oog voor, hoe weinig dit ales betekende, . Hoe ver men was afgeweken van de Apostolische en van de Reformatorische Kerk. Er is geen sprake van de rechtvaardiging des zondaars door het geloof alleen ; van de onmacht des mensen en van de voldoening door Christus. Geen sprake van Hem als Borg en Middelaar van een verloren volk.

Wat men bedoelde was een Christendom met Christus als een goed, vroom mens, maar niet als de Zoon van God en de Man van Smarten, gestorven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking.

Het is duidelijk, dat men dit niet beleed, want men geloofde het niet. Daarom was het zo misleidend om, terwijl men de grondwaarheden van het Christendom loochende, toch te spreken van Christelijke deugden.

Het was een Christendom, waaraan de Jood zich niet behoefde te ergeren en dat voor de Griek geen dwaasheid was. Het hart, de kern, het leven was er niet in.

Zo werd onder een schone schijn ook in 1806 de school van de Bijbel beroofd. Door de agent voor Nationale Opvoeding, Van der Ende, werd een boekenlijst voor de scholen ontworpen; daarop stonden ook wel boeken met min of meer Bijbelse inhoud, maar de Bijbel zelf stond er niet op.

Waarom niet?

Hoor het antwoord :

, , Werd dit Goddelijk boek gegeven ten gebruike van kinderen? Werd de Bijbel samengesteld ten dienste van scholen? Of is de Bijbel zó ingericht, dat hij in zijn geheel gevoeglijk een plaats kan vinden onder werkjes, tot schooien kindergebruik bestemd ? Door denzelven met deze gelijk te stellen, moet deszelfs waarde in het oog der kinderen verminderen. Reeds door de Bijbel onder de schoolwerkjes aan te bevelen, zou er afbreuk gedaan worden aan de achting aan denzelven verschuldigd". __

't Was met ons volk toch al wel heel erg, dat het dit alles maar zo kalmweg aanvaardde. En dat niet alleen in 1806, maar ook nog jaren later. Men droomde voort over God, deugd en onsterfelijkheid. Men liet zich in slaap wiegen met de leuze van God als de algemene Vader der mensen, maar dat wij zo diep van Hem zijn afgevallen, dat de klove onoverbrugbaar is van onze zijde en dat onze zonde daarin zo groot is, dat het Zijn eniggeboren Zoon de kruisdood heeft gekost om verzoening teweeg te brengen.

Daarvoor was men blind en doof. Daarvoor was maar o zo weinig plaats meer in de kerk.

Daarvoor was helemaal geen plaats meer in de school.

Totdat het Gode behaagde om mannen te verwekken, die het licht van het Woord weer op de kandelaar plaatsten, in huis, in school, in de kerk.

Wel, te wapen dan, te paard! Met het machtig Woord des Heren eindeloze krijg verklaard in de Naam, die we eeuwig eren. Jezus is ons Legerhoofd! Jezus zelf ontving onze eden I Al wie in Zijn macht gelooft Zal met Hem de slang vertreden! Geen geweld kan ons verneren, En geen aanslag kan ons deren, en wij zullen triumferen! Gods genade slaat ons ga I

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's