Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GEZANGENKWESTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GEZANGENKWESTIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

We hebben gezien, dat ondanks het feit dat de psalmen vóór Christus' komst tot stand zijn gekomen, ook de Nieuwtestamentische gelovige aard en voorwerp van zijn geloof in de psalmen beschreven vindt.

Dit stelt de behoefte aan gezangen naast de psalmen in een dubieus licht. Het wijst er op, dat aan het geloofsleven van diegenen, die aan de psalmen niet genoeg hebben, wel eens bedenkelijke trekken.eigen zonden kunnen zijn.

Men versta ons hierbij goed. Wij bedoelen natuurlijk niet te zeggen, dat in iedere gemeente waar gezangen worden gezongen, geen ware godsvrucht zou worden gevonden ; nog veel minder, dat dit met ieder persoonlijk, die zich bij een gezang geen kwaad bewust is, het geval zou zijn. Ook in het wèl zingen van gezangen kan een stuk adat zitten. Wij geven uiteraard slechts tendenzen aan, en dan is ongetwijfeld uit de geschiedenis der Kerk ^f te lezen, dat geestelijke vervlakkii}g en de neiging tot het gebruiken van gezangen in de eredienst aan elkaar zijn gekoppeld.

Worden zulke gezangen dan ingevoerd, dan kunnen zij moeilijk anders dan de geestelijke signatuur vertonen van de tijd, waarin zij zijn ontstaan. Mën kan dan ook veilig zeggen, dat elke gezangbundel de stempel draagt van zijn tijd, en dat niet alleen wat uitdrukkingswijze betreft (dat is voor de psalmen ook het geval), maar eveneens naar hun wezenlijke inhoud. In kerken, die oorspronkelijk slechts psalmen gebruikten, zullen gezangbundels, altijd de sporen vertonen van die gevoelens, die aan de psalmen niet meer genoeg deden hebben ; als de lezers ons. enige vreemde woorden willen veroorloven : de aanwezigheid van intolerabele liederen in gezangbundels is iets, dat aan het fenomeen gezang inhasrent is. Het ongelukkige is nu, dat deze aanwezigheid "t verder infiltreréii. van afwijkende voorstellingen in de'hand werkt. Het verschijnsel versterkt zich zelf. Men moet zich dan ook niet verwonderen, dat bij hen, die zich verbonden weten met het geloof van de Kerk der eeuwen, tegenover gezangen als integrerend deel van de eredienst een grote reserve in acht wordt genomen.

Wordt de inzinking van het geestelijk leven der Kerk dan door het uitsluiten van gezangen - verhinderd? Stellig niet, maar het dubieuse gehalte van de meeste, zo niet alle gezangbundels, kan niet anders dan de geestelijke achteruitgang inleiden en bevorderen.

Maar is dit alles nu niet óverdreven, , zal een ander tegenwerpen. Moet men dan geen oog hebben voor wat God de Heilige Geest in het hart legde ook van Gods kinderen onder het Nieuwe Verbond, die met de gave der dichtkunst begiftigd zijn geweest? Wordt zo geen Geestesv/érk veroordeeld?

Wij hebben in (het geheel niet ont-

kend, dat inspiratie tot Christus-verheerlijkende liederen mogelijk is. Behalve te wijzen op het geheel enig karakter der Schriftinspiratie, willen wij echter stellen, dat het geïnspireerd zijn door de Heilige Geest van een onder het Nieuw Verbond tot stand gekomen lied altijd zal kunnen worden betwijfeld. Wij vinden niet als Rome steeds nieuwe voorwerpen voor heiligverklaring. Omdat de Kerk de inspiratie van de Schrift door de Heilige Geest belijdt, is het mogen zingen van alle psalmen boven discussie verheven — dr. Gunning, die allerlei psalmen „ongeschikt of zelfs ongeoorloofd" achtte, bewoog zich daarbij allesbehalve in de weg van het belijden der Kerk ! In hoeverre een gezangbundel schriftuurlijk verantwoord is, zal echter altijd discutabel blijven. Uit dien hoofde kan het verschil tussen een meer en een minder verantwoorde gezangbundel nooit anders dan kwantitatief zijn, terwijl het verschil tussen beide en de psalmbundel kwalitatief is.

Dit punt klemt temeer in onze kerk, die vroeger geen gezangen heeft gekend. Elke predikant, die een gezang opgeeft, zou in de 17e of 18e eeuw een psalm hebben laten zingen, en vervangt nu dus het meerdere door het mindere. De eenvoudige gereformeerde drukt het misschien wat kras uit, als hij zegt: voor Gods werk wordt mensenwerk in de plaats gesteld, maar egn kern van waarheid zit er stellig in. De gereformeerde voelt met artikel 3 van de Geloofsbelijdenis de psalmen als liederen voor de eredienst mede begrepen onder , , de bijzondere zorg, die God voor ons en onze zaligheid draagt en waarom Hij profeten en apostelen geboden heeft. Zijn geopenbaarde Woord op schrift te stellen", en voelt nu, waar in de canon van het Nieuwe Testament zulke liederen voor de eredienst niet worden gevonden, het grijpen naar gezangen aan, alsof men vindt dat de Heere in die bijzondere zorg toch eigenlijk wel wat tekort geschoten is, een tekort wat dan nodig door , , eigengemaakte psalmen" (de benaming is van het concilie van Laodicea) zou moeten worden aangevuld ; en tegen zo een gedachte komt men terecht op.

Men moet dus niet gaan jammeren over die arme na-christelijke dichters die nu zo worden verguisd. Dat medelijden zal trouwens wel meer voortkomen uit de neiging tot handhaven van het eigen standpunt dan uit bezorgdheid voor die dichters. Van zo een verguizing is bovendien geen sprake. Wat in liturgische kringen reeds lang geleden werd opgemerkt o.ver doopvont, Avondmaalsgerei en de , , aankleding" van kerkgebouwen in het algemeen, zouden wij op het kerklied willen overbrengen : Voor de eredienst is niets, goed genoeg. En zo kunnen wij ons vanzelf vinden in de uitspraak van Augustinus, overgenomen door Calvijn: Men kan Gode niets waardigs toezingen, dan dat 'men zelf van Hem heeft ontvangen.

Een vergelijking met de formulieren, die in de Kerk worden gebruikt en toch ook , , menselijk" zijn, is niet op zijn plaats. Deze formulieren doen niet anders dan wat zij pretenderen : een dogmatisch rangschikken en ordenen van Schriftgegevens. Zij treden daarbij niet in de plaats van een gedeelte van Gods Woord dat dezelfde pretentie heeft.

Zij die voor gezangen pleiten, beroepen zich gaarne op de gebrekkige psalmberijming. Hoewel wij daarvoor stellig een open oog hebben, moeten wij er nochtans op wijzen, dat dit geen wijze van argumenteren is. Dr. Berkhof zegt terecht in zijn voorwoord van , , Crisis der Middenorthodoxie" : het ongelijk van anderen kan nooit het bewijs zijn van eigen gelijk. Men kan niet zeggen : het is met die psalmberijming niet veel, dus dan behoeven de gezangen ook niet zo best te zijn. Bovendien vergelijkt men dan ongelijksoortige dingen. Men kan wel een koe met een paard vergelijken, maar niet met de haren van een paard. Trekt men van de psalmen de berijming af, dan houdt men toch altijd de onberijmde psalmen over als kern. Zulk een kern is er bij de gezangen helemaal niet.

Tenslotte bergt elke gezangbundel, hoe , , betrouwbaar" ook, het gevaar in zich, dat hij , , open" is, in plaats van , , af gesloten" zoals de psalmbundel. Wij bedoelen daarmee, dat wanneer , , de behoefte" zich doet gevoelen, er zo eens wat gezangen worden bij geplakt, en andere weer worden geschrapt. In tijden van geestelijk verval zal zo de meest verantwoorde gezangbundel ogenblikkelijk tot een schriftuurlijk gezien onbruikbaar samenraapsel van liederen worden omgetoverd, teriArijl ook kwantitatief een minder gewenste ontwikkeling kan optreden. Wie bijvoorbeeld ziet, hoe in de Noorse kerk zo'n negenhonderd gezangen in gebruik zijn, behoeft toch waarlijk niet speciaal gereformeerd te zijn om zich met enige schrik af te vragen, waar dat heen moet.

Veel van wat hiervoor over de gezangen te berde is gebracht, slaat alleen op het z.g. vrije lied, en is niet van toepassing op berijmde Schriftgedeelten, die men kan aanduiden met nieuwtestamentische liederen voor zover het gedeelten van het Nieuwe Testament betreft. Er zijn dan ook onder gereformeerden wel stemmen opgegaan om een gezangbundel in te, voeren waarin alleen zulke liederen zijn opgenomen.

Daar zit veel aantrekkelijks in. Als berijmde Schriftgedeelten kunnen zij hetzelfde gezag doen gelden als de, psalmen. Het verschil tussen de nietronde en wei-ronde woorden van ds. Van der Zee zou zijn opgevuld.

Vraagt men ons, of dit nu een oplossing zou kunnen betekenen, dan geloven wij dit toch niet. Prof. Severijn merkte in zijn eerder genoemde brochure reeds op : , , Hoewel er geen bezwaar tegen ware om de psalmbundel uit te breiden met schriftuurlijke liederen, welke men daarvoor zocht saam te stellen, zou het toch weinig vruchtbaar en doeltreffend zijn. Men kan het kerkelijk leven ge.en vuur inblazen door kunstmatige hulpmiddelen, terwijl het geloofsleven zelf nalaat zijn vruchten voort te brengen en zijn zuivere inspiratie te doen kennen".

Bovendien moet men zich niet voorstellen, dat met zo een bundel alle gevaren, die kleven aan bundels van vrije liederen, bezworen zouden zijn. Menselijkerwijs gesproken zal een kerk gemakkelijker de zelfdiscipline opbrengen, te blijven staan voor de grens tussen psalmen en gezangen, dan voor die tussen nieuwtestamentische en vrije liederen. In 'de Gereformeerde Kerken gingen al lang voor de invoering van gezangen stemmen op voor de invoering van het nieuwtestamentische lied ; en toen het zover was, werd dit tussenstation pardoes overgeslagen en ook het vrije lied een'plaats gegeven.

Ook een bundel van echte nieuwtestamentische liedeten is niet zonder meer veilig. Er blijft immers een sterk subjectief element aanwezig in de vorm van de keuze, die uit het Nieuwe Testament ter berijming moet worden gemaakt. Men onderschatte dit bezwaar niet. Schrijver dezes vond tijdens een dienst voor Canadezen vlak na de oorlog in de door hen gebruikte liederenbundel voorin enkele psalmen. Dat het er niet meer dan vijf waren, is natuurlijk op zichzelf te betreuren, maar dan bestond bovendien dat vijftal, als hij zich goed herinnert, uit psalm 23, psalm 84, psalm 121 en nog twee andere met soortgelijke inhoud. Ieder voelt, dat dit helemaal scheef is.

Bovendien : het Nieuwe Testament is nu eenmaal niet als lied gegeven, zodat een berijming noodzakelijk een gekunsteld karakter moet dragen, waarom prof. Severijn zeer terecht op een andere plaats in zijn brochure opmerkt: , , Wij kunnen niet zien, dat zulk een bundel aan een nood zou tegemoet komen en evenmin, dat zij, die gaarne gezangen wensen, daarmede zouden bevredigd zijn". ^

Zou het tenslotte niet zo kunnen zijn, dat zij, die voor zulk een bundel geporteerd zijn, heimelijk enigszins geneigd •zijn, het alleen-maar-psalmen-standpunt als het abnormale en het ook-gezangenstandpunt als het normale te zien ? Een zekere angst dus om voor achterlijk, eigenwijs, enzovoorts te worden aangezien ? Daarvoor is toch geen enkele aanleiding. Tenzij men zou zien op het grote aantal gemeenten waar wel gezangen worden gezongen, of op het feit dat ze nu al bijna 150 jaar worden gebruikt. Maar artikel 7 van onze geloofsbelijdenis wijst dit soort aanleidingen als grond voor een zekere beklemdheid

radicaal af.

(Slot volgt).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE GEZANGENKWESTIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1953

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's