Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AANHOUDEND GEBED

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AANHOUDEND GEBED

8 minuten leestijd

Maar Elia. .breidde zich uit voorwaarts ter aarde! 1 Koningen 18 vs. 42.

De eerste vereiste tot het rechte gebed is wel deze : Het moet gericht zijn tot die God, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. Als ons gebed niet die richting heeft, heeft het altijd een verkeerde richting. In géén geval mag het zijn een roep in de holle ruimte, het werpen van een lasso in de leegte van het heelal, in de hoop dat deze wel ergens zal vasthaken.

Zo roept de mens, die geen God kent, in de uiterste nood van zijn leven : O God, help mij ! Dat is het altaar voor de onbekende God.

Laten we vooral letten op het: Die God, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. Alleen door het levende contact met het Woord des Heeren zal ons gebed kunnen zijn tot de levende God ! Velen bidden tot de God van hun gedachten en hun fantasie ; en of dat nu vrome of goddeloze fantasie is, het brengt altijd tot de afgodendienst.

Zo is het ware gebed uit God, en het keert tot God.

Immers in het Woord des Heeren worden we geplaatst voor het Aangezicht des Heeren in onze naakte schuld, in onze, naakte ellende. En als Gods Geest door het Woord ons verootmoedigt, leert Hij ons hidden tot de Heere, Die in datzelfde Woord helooft de ellendigen en de nooddruftigen te helpen. Zo dringen Gods beloften tot het gebed, en alles wat Hij ons geboden heeft te bidden is tevens belofte, want Hij toont daarin Zijn gewilligheid om te geven. Wij zien dat zo duidelijk bij Elia. Zoeven stond hij daar fier voor koning Achab met het Woord : Trek op, eet en drink, want er is een geruis van een overvloedige regen !

Dat is wel een groot woord als het in drie en een half jaar niet geregend heeft, en de hemel nog strak blauw is.

Hoe Elia dit durft? God heeft hem gezegd : Ga heen, vertoon u aan Achab, want Ik zal regen geven op de aardbodem. En in dit woord hoort hij het geruis van de regen, die nog niet valt!

Ach, wij hadden misschien, gelet op de omstandigheden, eerst maar eens afgewacht of er een wolkje te zien was, alvorens zó hout te spreken !' Hier hebben we het levend geloof bij Elia, die de Heere onvoorwaardelijk op Zijn Woord gelooft ! Hij zegt niet : Heere, ja, maar ! Juist onze ja-maars maken het gebedsleven zo onvruchtbaar !

"Wie tot God komt en twijfelt, is gelijk aan een golf van de zee, die heen en weer gezwiept wordt door de wind, zegt Jacobus.

Ja, maar zal iemand zeggen : Als de Heere het toch beloofd heeft, dan komt alles vanzelf wel goed. Dan kan de profeet wel rustig naar huis gaan om de dingen die komen zullen af te wachten.

Neen ! Elia gaat naar de top van de Karmel en buigt zich neer voor zijn God. Het is nu de tijd, juist nu, om te bidden om regen !

Wat de Heere belooft, wil Hij tot Zich gebracht hebben in het gebed. Het geloof is geen dode zaak, geen verstandelijke redenering, maar de levensspanning van de gemeenschap met God door Woord en Geest.

Immers die verhoring is niet zo vanzelfsprekend ! Het volk heeft wel op de Karmel geroepen : De Heere, Is God ! De Heere is God !, maar Elia weet hoe oppervlakkig dit geweest is.

Daar is die zonde, waarom het volk gestraft is met droogte en hongersnood. De schuld van Israël is zo nameloos groot. De profeet buigt zich terneer. Hij valt niet alleen op de knieën, maar hij legt zijn aangezidht in het stof. Dat is een teken der verootmoediging en van diepe schuldbelijdenis.

Hier gaat het teken samen met de betekenis ! Wij vouwen onze handen én sluiten onze ogen zo vaak deemoedig naar de vorm, zonder dat het gebed wezenlijk hiermee in overeenstemming is. In deze deemoedige houding belijdt Elia de Heere, de zonde van zichzelf en het volk, dat die zegen des Heeren niet verdient.

Wie geen ernst maakt met de zonde en zijn schuld, die kan niet bidden, niet smeken ; die dient hoogstens een verlanglijst in van zijn wensen of bevelen !

Diep gebogen, pleit Elia op de beloften van God, pleit de profeet op de verzoening door het offer. Zo straks heeft hij het altaar weer hersteld en daarop het offer de Heere gebracht.

Hierom mogen we zeggen: Deze godsman pleit op het offer van de ware Hogepriester, Jezus Christus, waarvan zijn offer een schaduw was. Slechts door de grote en hemelse Advocaat heen, Jezus Christus, kunnen wij na­deren tot God, pleitend op Zijn hogepriesterlijke offerande.

Zo klemt Gods kind zich vast aan de Heere, aan Zijn Woord. Hij kan de Heere niet loslaten — al laat hij de Heere wel vrij !

De Heere is niet verplicht aan óns om Zijn Woord te vervullen !

Maar wèl aan Zijn eigen Woord, aan Zijn eigen trouw !

Laat het dan zó zijn, als ge in de nood en de dood van uw leven tot God vlucht om uitkomst, zoals een oud spreekwoord zegt : Zij dwongen God, en bleven vrienden !

Elia bidt, en telkens stuurt hij zijn knecht uit om te zien of er nog geen regen in aantocht is.

Tot zeven maal toe !

Waarom is dat nu nodig, dat de profeet zo lang moet wachten? Doet de Heere dat nu om hem te plagen en moedeloos te maken?

Helemaal niet !

O, zegt iemand, dat is om te zien of Elia wel echt bad, of hij het wel echt. meende in zijn gebed.

Toen hij volhield, wist de Heere dat het hem ernst was !

Zou dit de eigenlijke reden zijn? God wist toch van het eerste moment af heeljgoed, dat het Elia ernst was !

Daar is een veel heerlijker reden, waarom de Heere wacht met de verhoring ! De Heere wil niet in de eerste plaats Zelf zien, maar Hij wil iets laten zien. Hij toont in Elia, en in een ieder die volhardt in het gebed, de kracht van het levend geloof, de heerlijkheid van Zijn genadewerk.

Zo looft het werk zijn Meester ! "

Dat is tot lof en prijs van God, Die in de geloofsbeproeving het goud loutert en het doet blinken in ongekende - schoonheid. Het goud van Zijn gena !

Zevenmaal bad Elia !

Man, houdt toch op, er komt toch geen regen. Hij kan echter niet ophouden, want het aanhoudende gebed is geen nutteloze herhaling.

Zevenmaal buigen !

Hier denk ik aan een oude Oosterse gewoonte bij de vorsten. Wanneer een dienaar tot zijn vorst kwam met een verzoek, dan boog hij zich diep ter aarde bij het binnenkomen van het vertrek, waar de koning op zijn troon zat. Dat deed hij niet één keer, maar telkens weer en steeds iets dichter bij de troon komend, zeven maal, totdat hij de laatste maal met zijn hoofd op de voetbank van de troon lag !

Op deze wijze komt ook de bidder in zijn aanhoudend gebed dichter bij de troon des Heeren, tötdat Hij raakt aan 's Heeren voetbank, aan de schepter der genade !

Zeven, dat is het getal van de volheid. Zevenmaal buigen voor God. Dat is het eindpunt van het gebed, wanneer ons hart in volkomen overgave voor de Heere geopend is.

Zeven is ook het getal van de Goddelijke volheid. Waar wij zó voor Gods aangezicht in hartelijke overgave gebogen zijn, daar kunnen we niet verder, daar behoeven we ook niet verder —• daar is Gods tijd van verhoring.

De zevende! maal komt de jongen terug : Ik zie een kleine wolk. als eens mans hand !

Dat was nog maar een klein teken, maar voor de biddende Elia was het genoeg ! Hij gaat naar Achab met de boodschap : Span aan en kom af, dat de regen u niet ophoude !

Bij het gebed behoort het uitzien ; het wachtend uitzien naar de reddende hand des Heeren ! En de eerste stralen van de dageraad zijn de tekenen van een nieuwe morgen.

En de vervulling kwam : Verrassend en overvloedig. De hemel wordt van wolken en wind zwart, en even later ruist de regen over het dorstige land.

Dat geeft Elia blijde kracht. Hij loopt voor de koningswagen uit en is eerder in Jisreël dan zijn vorst.

Die de Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen ; zij zullen opvaren als de arenden, zij zullen lopen en niet moede, wandelen en niet mat worden.

Het leven des gebeds is de bron van levensmoed en levenskracht!

Het doet met vreugde lopen de loopbaan die u voorgesteld is, en met lijdzaamheid voortgaan, ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus Christus, totdat ge aankomt in de stad des groten Konings, het Jeruzalem dat boven is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

AANHOUDEND GEBED

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1954

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's