Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heere heeft iot mijn Heere gesproken: Zit aan mijn. rechterhand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten". Psalm 110 vs. 1

1. De voorzegging van de hemelvaart 2. De vervulling van de hemelvaart. 3. De vrucht van de (hemelvaart.

Het ganse leven van Christus, van de kribbe tot het kruis, van de opstanding tot de hemelvaart, was reeds eeuwen tevoren voorzegd, opdat, wanneer deze dingen geschied zouden zijn, men geloven zou dat Hij van de Vader in de wereld gezonden was om zondaren met God te verzoenen en zalig te maken.

Daarom dan ook sprak Christus na Zijn opstanding tot de Emmaüsgangers: , , 0, onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben ! Moest de Christus niet alzo lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan ? "

En begonnen hebbende van Mozes en van, al de profeten, legde Hij hen uit in de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.

Ook voor ons kan de profetie van het Oude Verbond nog dienstbaar zijn om het geloof te werken of te versterken in Jezus Christus, de Zoon Gods en de Zaligmaker van zondaren, als ook onze enige troost in leven en in sterven, door Wien wij mogen komen door lijden tot heerlijkheid.

Ook de hemelvaart was reeds voorzegd. De dichter van Psalm 68 heeft er van getuigd : , , Gij zijt opgevaren in de hoogte. Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd, Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen, ja ook de wederhorigen, om bij U te wonen, o Heere God".

En heeft niet een andere dichter van de oude dag gezongen :

God vaart voor het oog met gejuich omhoog, 't Schel bazuingeluid galmt Gods glorie uit.

Ook de godsman David heeft van verre de hemelvaart aanschouwd en hij zingt er van : „De Heere heètt tot Mijn Heere gesproken : Zit aan Mijn rechterhand !"

In een verre toekomst ziet David zijn grote Zoon en noemt Hem : , , mijn Heere", want hij ziet Hem aan Gods rechterhand :

Waar Hij hekleed met eer en macht, Zijn sterke stem verheft met kracht, en heerst als Sions Koning.

Hij ziet Hem als de Priester-Koning naar de ordening van Melchizedek. David was alleen maar koning. In het huis des Heer'en stond hij gelijk met de eenvoudige dorpelwachter. Zelfs mocht hij niet eens de tempel bouwen. Maar zijn grote Zoon zou tevens Priester zijn, die de zonde van Zijn volk zou verzoenen, zodat 't waarlijk Gods volk zou zijn, dat de Heere zou dienen in kinderlijke vreze. Maar die Priester zou ook in de volle zin des woords Koning zijn, veel meer en veel beter dan David ooit geweest was.

David was de strijdbare held van wie de vrouwen zongen : , , Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden".

Doch van deze Koning geldt het :

Gij zult hen, daar G' in glans verschijnt, Als rook en damp, die ras verdwijnt, Verdrijven en doen dolen, 't Godloze volk wordt haast tot as, 't Zal voor Uw oog vergaan als was. Dat smelt voor gloënde kolen.

Het rijk van die grote Koning zou zich uitstrekken naar de einden der aarde, met als residentie het Sion, dat boven is, dat het aardse Jeruzalem in alle opzichten zeer verre te boven gaat. En Zijn heerschappij, die rechtvaardig is en wijs en zacht, verduurt zelfs de eindeloze eeuwigheid.

David bracht zijn volk slechts tijdelijk geluk, doch het volk des Heeren ontvangt eeuwige storeloze zaligheid.

Die grote Priester-Koning hebben de godvruchtige David en 't godvrezende volk van verre gezien en geloofd en omhelsd en zij zijn in hope zalig geworden.

David leefde in de tijd der belofte en wij leven in de tijd der vervulling. Ook nu nog begint het leven der genade met de belofte. Immers al is er die Priester-Koning, als wij niet tot dat volk behoren, dan gaan wij toch voor eeuwig verloren. Maar als ons hart naar Hem uitgaat, dan komt ook ons de belofte toe van die Priester-Koning, van Israels God gegeven, en dan wordt die heerlijke belofte, op Gods tijd en wijize, voor ons heerlijke werkelijkheid.

Zo ging het met al de vromen van het Oude Vertjond, zo gaat het ook nu nog met alle ware héilbegerigen, zelfs nog wanneer hun zonde zwaarder en groter zou zijn dan van koning David. Trouwens hoe groter de. zonde, hoe dieper het berouw en hoe meer er behoefte is naar verzoening en vergeving bij de berouwvolle zondaar, en hoe intenser ook de begeerte naar de plaats, waar de zonde voorgoed is teniet gedaan.

Wat een rijke troost : hetgeen oudtijds werd voorzegd, dat is ook door God op het heerlijkst vervuld. Dat is geschied nadat Christus uit de doden is opgestaan, en nadat Hij vele malen aan Zijn discipelen verschenen was, zodat zij het zeker wisten, zelfs Thomas, die eerst niet kon en niet wilde geloven.

Toen was er niets meer dat Hem aan de aarde bond en kon Hij terugkeren tot de heerlijkheid, die Hij bij de Vader had, eer de wereld was.

De geschiedenis van de hemelvaart is ons allen welbekend. Christus was met Zijn discipelen uitgegaan naar de Olijfberg. Laten wij het de discipelen niet kwalijk nemen dat zij vroegen: , , Heere, zult Gij in deze tijd het Koninkrijk oprichten? " Ook wij zijn zó uit de aarde aards.en wij moeten vaak met geweld worden losgemaakt van de wereld en haar begeerlijkheden. Anders zou het ons gaan als de vrouw van Lot.

Hoe vaak bemoeien wij ons met dingen, die ons niet toekomen te weten. Het énige wat wij moeten weten is, dat wij het eigendom van Christus geworden zijn, die ons kocht met de dure prijs van Zijn hloed.

Wat zal het voor de discipelen geweest zijn, toen zij eensklaps, terwijl zij nog spraken, Christus zagen opvaren naar de hemel. Zij kónden, zij wilden het niet geloven, en toch zagen zij Hem, met zegenend uitgebreide armen, steeds hoger opvaren, totdat ten laatste een Tvolk Hem wegnam uit het gezicht. En nu drong het engelenwoord tot hen door : , , Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel ; deze Jezus, Die van u opgenomen is, zal alzo wederkomen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt zien henenvaren".

Nu gingen zij. Zijn laatste woord begrijpen : , , En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen, tot de voleinding der wereld". Naar Zijn mensheid was Hij voortaan ia de hemel, maar naar Zijn Godheid zou Hij bij hen blijven, totdat Hij zou wederkomen op de wolken, om al de Zijnen af te halen en aan de Vader voor te stellen, zonder vlek en zonder rimpel.

Zegenend voer Hij op naar de hemel. Alles was dus vergeven en vergeten en als de enige ware Hogepriester ging Hij nu 's hemels heiligdom binnen om daar voor al de Zijnen de voorspraak te zijn bij de Vader. Daarvan was Zijn hogepriesterlijke zegen bij Zijn afscheid het bewijs.

Maar ook besteeg Hij als een Koning de. hemeltroon om van daaruit te heersen en te regeren tot in alle eeuwigheid. En eens, na volbrachte strijd, zouden zij met Hem zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israels, in Zijn hemels Koninkrijk.

Zo ging dus bij de Olijfberg het profetische woord in vervulling : Zit aan Mijn rechterhand, als de enige ware Hogepriester van Uw duurgefcochte gemeente en als de eeuwige Koning van een behoeftig en nooddruftig volk.

Laten wij nu echter bedenken, dat een historisch geloof in de hemelvaart van Ohristus niet genoeg is.

Wij moeten door een oprecht zaligmakend geloof, gewerkt door Gods Geest, Christus worden ingelijfd, want dan is Hij, als het Hoofd, nu reeds daarboven, en dan zullen wij eens in de hemel één heerlijk lichaam met Hem zijn. Laten wij dan toch niet rusten, voordat wij waarlijk mogen geloven dat Christus ten hemel is gevaren om ook voor ons een plaats te bereiden in het Vaderhuis met de vele woningen.

De Heere werke of versterke op het ootmoedig smeekgebed, door Zijn Woord en Geest, het geloof in ons hart: , , Alwaar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn".

Het gaat dus voor ons uiteindelijk om het nut van de hemelvaart van Christus.

In de wereld gebeurt er zoveel, dat geen waarde heeft. Doch al wat Christus gedaan heeft, was en is van de grootste betekenis ; óok de hemelvaart. Ware Christus niet ten hemel gevaren, dan werd het voor alle mensen onherroepelijk een hellevaart. Doch nu is het voor allen, die geloven, de rijke, troost:

„Maar na de dood is 't leven mij bereid, God neemt mij op in Zijne heerlijkheid".

Eens zullen allen die in de Heere ontslapen zijn, opwaken op het geluid der bazuin, en dan zullen zij, naar ziel en lichaam verenigd, met Ohristus opvaren naar Zijn hemels Koninkrijk, dat eeuwig wezen zal en alles zal oimvatten. De hemelvaart (hebben wij dus te zien als het schone begin van hetgeen eens ten volle wezen zal. Reeds mocht, na zware strijd, de overwinnende Koning van het slagveld terugkeren en Zijn hemeltroon bestijgen, om vanuit het hemelse Sion te heersen over Zijn vijanden, die onherroepelijk ten ondergang zijn gedoemd.

De Koning kan het nu verder overlaten aan Zijn dienaren en aan Zijn volk. Ook zij waren eerst Zijn vijanden, maar Hij heeft hen overwonnen door Zijn goddelijke liefde, en nu zijn zij vereerders en bewonderaars, gaarne bereid om voor die grote, goede Koning te lijden en te strijden. Neen, zij zijn geen zwaar gewapende strijders en geharnaste krijgers, doch zij zijn getooid met heilig sieraad, in het schone feestgewaad van Degene, die reeds overwonnen heeft en die zijn triumphale intocht houdt, met eer en heerlijkheid gekroond. Het is een wonderlijk leger van die grote Hemelkoning : een samenraapsel van kinderen en zuigelingen, van mannen en vrouwen, van gebrekkigen en ouden van dagen, allemaal vrijwilligers, vrij van dienstplicht, een gewillig volk, maar zwak van moed en klein van krachten, en ondanks het grote aantal, belachelijk gering tegenover de geweldige overmacht van de sterk gewapende vijanden. Maar en hierin schuilt het wonder van het Koninkrijk Gods : „Uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn !"

Wie denkt hier niet aan de baarmoeder van de dageraad der eeuwigheid, toen de Heere in Zijn verkiezende liefde, het zwakke, het arme, het ellendige naar deze wereld heeft uitverkoren ? Het is zwak en klein in zichzelf, maar op de dag van 's Konings heirkracht vloeit de jeugd hun even talrijk, even fris en even wondervol toe a'ls de dauwdruppen uit de schoot van de dageraad. En wie zal de dauwdruppen tellen en hun levenskracht meten, die daarin verborgen ligt ? Wie zal ook de grootheid van de zege verhalen'van de dauw op de dorre natuur ?

Welnu, dat volk, dat dodelijk zwak is als de dauwdruppels, is toch onmetelijk sterk als een onoverwinlijk leger, omdat de sterkte Godes is. Immers al voer Hij op naar de hemel en al is Hij gezeten aan des Vaders rechterhand, toch voert Hij hen in het strijdperk van dit leven tot de glorierijke overwinning en de uiteindelijke zegepraal. Die overwinning is niet aan dat volk te danken, maar aan de Koning, die het getuigt: , , Ik doe het niet om uwentwil, maar om Mijns grote Naams wil".

Daarom is dat volk getooid in heilig sieraad. Want die Koning is ook Priester, die met Zijn eigen dierbaar bloed dat volk gewassen en gereinigd heeft, zodat het rein en heilig is.

Dus niet in een sterke wapenrusting, maar in het heilig sieraad ligt de kracht van het volk, en óok niet aan het leger, maar aan de hemelse Bevelhebber is de overwinning te danken.

De hemel is Zijn hoofdkwartier, maar Hij heerst temidden van Zijn vijanden : Hij verslaat koningen. Hij doet recht onder de heidenen en Hij slaat Zijn vijanden neer. Ook thans nog gaat Hij uit, overwinnende en opdat Hij overwonne, totdat de laatste vijand zal teniet gedaan zijn. Dan zullen al de Zijnen méér dan overwinnaars zijn door Hem.

Het volk van die verheerlijkte Koning is dus een gewillig volk, een heilig, een krachtig volk, ontelbaar als het zand der zee en de sterren des hemels.

Is Christus nu ook reeds ónze Koning, van Israels God gegeven. Die Zelf reeds als Overwinnaar de hemeltroon beklom en Die ook Zijn volk voert tot de glorierijke overwinning ?

Zo niet, dan behoren wij nog tot Zijn vijanden. Geeft u dan nu nog aan Hem over, voordat gij het uit Zijn mond moet horen: , , En dezen, die niet gewild hebben, dat Ik Koning over hen zou zijn, breng ze hier en sla ze voor Mijn voeten dood".

Mogen wij Christus reeds noemen en roemen als onze Heere en Koning ?

Dan mag het daarbij niet blijven !

Wij moeten een gewillig volk zijn in de dag Zijner heirkracht, gewillig om voor die Koning, die ons eerst heeft liefgehad, te lijden en te strijden.

Getooid in heilig sieraad : zwak in onszelf, sterk in God, zondig in onszelf, rein en heilig in het bloed van Christus. Als de jeugdige frisse dauwdrup geboren uit de baarmoeder des dageraads, wedergeboren tot een levende hope, bestemd voor liet hemels Koninkrijk.

Welgelukzalig het volk, dat Christus mag kermen als zijn Heere en Koning, Die thans gezeten is aan 's Vaders rechterhand.

Laten wij dan niet rusten, voordat wij het weten, te behoren tot dat zeer gewillige volk, dat door God ten eeuwigen erve werd verkoren. Dan worden ook wij meer dan overwinnaars door Hem, Die overwonnen heeft. En toch moeten wij dan ook zelf nog strijden de goede strijd des geloofs. Maar dan gaat het ons als het oude Israël. De Heere streed voor dat volk met donder en hagel van de hemel. Zo haid het volk eigenlijk niets anders te doen dan na te jagen, buit te veroveren en te overwinnen.

Eens komt de grote dag Zijner heirkracht. Dan zal Hij opstaan van 's Vaders rechterhand tot de strijd en zal Hij al Zijn haters, wijd en zijd, verjaagd, verstrooid doen zuchten, en dan zal Hij een gewillig volk, in heilig sieraad, brengen in Zijn heerlijk Koninkrijk, om met Hem als koning te heersen tot in alle eeuwigheid.

Kinderen des Heeren, volhardt dan in de goede strijd des geloofs. Gij strijdt niet voor een verloren zaak, maar voor een zékere overwinning en het einde zal zijn een triumphantelijke hemelvaart, want Christus ging vóór en gij zult volgen. Laat dit dan de blijde kreet van strijd en overwinning zijn :

Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon dragen, Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen. Want God is ons ten schild in "t strijdperk van dit leven, En onze Koning is van Israels God gegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Hemelvaart

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's