Herman Witsius
1636-1708
Inleiding.
Het is een bekend gezegde, dat onze oud-vaders en schrijvers meer geprezen dan gelezen worden ! Inderdaad ! Studeren is dan ook noodzakelijk en altijd beter dan disputeren. Hoewel door beide de Waarheid aan 't licht kan komen.
Het is daarom een lofwaardig streven van ons geacht Hoofdbestuur om enkele rubrieken van verscheiden aard te laten verzorgen in dit blad door de „dominees"-leden van de Geref. Bond.
Dat is leerzaam voor hen zelf en voor de lezers, omdat ons eerwaardig voorgeslacht toch met dezelfde problemen van geloof en leven — zij het dan in andere vorm en onder andere omstandigheden — geworsteld heeft.
Bovendien worden daardoor tevens ijverige mede-werkers even ontlast — het werk is vaak voor de gewilligen, en als men wat méér kan dan gewoon) moet men ook veel doen.
Eveneens worden de huidige theologen, die door hun , , manusje-van-alles" zijn in deze drukke gejaagde tijd, met hun soms veel te grote wijken, geen tijd schier hebben voor studeren, gedwongen tot zelf-studie.
Zo vermogen ze niet langer te teren (of misschien beter : paratiseren) op de studievruchten van anderen, en komen er wellicht verborgen gaven en begraven talenten aan het licht ! Hoe dan ook : het zij ten zegen van voorgangers en kerk en het verhoge de lezenswaardigheid van ons lijfblad en haar betekenis in deze tijd voor de gereformeerde gezindheid.
Aldus mijn inleiding voor een paar bescheiden artikeltjes over : Herman Witsius, één van de meest belangrijke figuren der nadere reformatie.
Algemene opmerkingen ter oriëntering :
Wij kwamen tot dit onderwerp door het met vreugde lezen van de belangrijke en o.a. in de pers zo algemeen gewaardeerde en geprezen dissertatie van ds J. van Genderen, voorheen pred. te Zutphen, thans hoogleraar aan de Theologische School der Chr. Geref. kerk te Apeldoorn. Dit proefschrift laat zich gemakkelijk lezen — in onderscheiding van vele andere ! — en is door gedegenheid en veelzijdigheid ten volle waard om zelf eens ter bestudering ter hand te nemen.
Reeds in 1861 promoveerde Heringa op dit onderwerp en schreven anderen over deze bekende veelzijdige geleerde, doch meestal maar van één bepaalde zijde, zodat dit werk van dr. v. G. door zijn uitvoerigheid een , , compendium-in- 't groot" mag genoemd worden. Een goede bijdrage tot de kennis der gereformeerde theologie in ieder geval !
Het spreekt vanzelf dat we — gezien de veelheid van stof —, maar enkele grepen uit dit mooie boek kunnen doen en een soort bloemlezing geven van de voornaamste feiten. Ook van de problemen, die vandaag-de-dag nog springlevend zijn !
De bescheidenheid van W. heeft hem, naast zijn véélzijdige geleerdheid, tot een theoloog en hoogleraar van groot formaat en wijde vermaardheid gemaakt. Eeuwen na zijn heengaan wordt nog met goed recht gewag gemaakt van zijn grote verdiensten voor zijn tijdgenoten en het nageslacht.
Betekenis en invloed. .
Zijn betekenis is zó groot, zijn zelfstandigheid en onafhankelijkheid zó uitgesproken, dat hij zelfs niet bij een bepaalde school of richting is in te delen. De één noemt hem Coccejaan, een ander nóch Voetiaan, noch Coccejaan !
Heringa kent hem alleen als , , bijbelstheoloog", maar Diestel poneert stellig : Hij is veeleer orthodox-foederalist op bijbelse basis !
Er zijn zo wel vier aspecten ; Bijbelstheoloog, foederaal-theoloog, theoloog der nadere reformatie en theoloog der synthese.
Dit laatste kon hij zijn door zijn positie en bijzondere eigenschappen.
Hij verklaarde zelf : „Wij hebben één Leermeester, Jezus Christus. Van niemand ben ik een slaafs volgeling en ik behoor tot geen partij".
Toch heeft hij, wat men noemt, een theologisch spoor nagelaten, zowel in ons land als daarbuiten, al heeft hij dan geen school van , , Witsianen" gemaakt. Hij zette niettemin een sterk stempel op zijn leerlingen, in volgorde genoemd van belangrijkheid en tijd : Vitringa Sr., Smytegelt, Schortinghuis en Kuipers e.a. Eerstgenoemde was oorspronkelijk een catechisant van hem uit Leeuwarden. Later werd hij student te Franeker, waar W. toen juist hoogleraar was. Hij behoorde tot één van zijn bekendste en bekwaamste leerlingen, hoewel V. overigens in zijn theologie dichter bij Coccejus dan bij zijn leermeester stond ! Vanwege zijn godsvrucht en begaafdheid begeerde W. hem toch gaarne tot zijn eventuele opvolger.
Bernardus Smytegelt, die van 1683— '87 aan de Utrechtse academie studeerde, had veel waardering voor zijn leermeester, daterend reeds uit zijn ouderlijk huis te Goes, waar W. met zegen als predikant heeft gearbeid.
Hij zeide van Witsius : , , Die man kan niet beschreven of regt geacht worden, als van zulken, die hem van nabij gekend hebben".
Wilhelmus Schortinghuis (1700—'50) is geen leerling van W. geweest, maar wilde gaarne als diens volgeling worden beschouwd.
Hij stelt hem in zijn , , Innige Christendom" aan zijn lezers voor als , , geleerd en godzalig", , , uitmuntend en dierbaar". De geest van Sch.'s boek is echter meer die van Lodenstein dan die van Witsius.
Gerardus Kuipers (1722—'98), predikant te Nijkerk, later hoogleraar te Groningen, was meer theoloog dan Schortinghuis. In zijn , , Getrouw Verhaal" van het Nijkerkse gebeuren van 1749 werpt hij de beschuldiging van geestdrijverij van zich en sluit zich met name aan bij Calvijn en de , , die grote man, de Godzalige Witsius". Het is meer dan hoogachting, als hij W. noemt , , de grote Ezra van zijn tijd". Met instemming haalt hij zijn zinspreuk aan : „In neccessariis unitas" (eenheid in de noodzakelijke dingen). Of, zoals W. die volledig stelde : , , vrijheid in het niet noodzakelijke en in beide de voorzichtigheid en de liefde".
Deze lijfspreuk typeert heel zijn persoon en leven. Hij was vredelievend, veelzijdig en voorzichtig en had een neiging naar de „gulden middenweg". Hij wilde de waarheid betrachten in liefde. In de langdurige strijd tussen Voetianen en Coccejanen, die de kerk van de tweede helft der 17e eeuw zoveel kwaad heeft gedaan, horen we hem in 1798 als een verzuchting uitroepen : , , Och, kwam er nu eindelijk eens een einde aan die treurige burger-, ja broeder-oorlogen, die nooit door een overwinning gevolgd kimnen worden. Men moet, terwille van de heilige zaak samen één front vormen".
Voor het bereiken van deze synthese op basis van Schrift en belijdenis verwachtte W. wel iets van de zijde van kerk en Overheid.
Enkele artikelen, die Koning Willem III in 1696 uitvaardigde tot handhaving van de rust en de vrede, waren dan ook geheel in zijn geest.
Hier volgen er enkele : I. Professoren en predikanten dienen binnen de grenzen der belijdenisgeschriften te blijven om de onderlinge éénheid te bewaren.
II. Om punten, die in de belijdenis onbeslist zijn gebleven, mag men elkaar niet verketteren !
V. Bij het beroepen van predikanten moeten alleen diegenen in aanmerking komen, die stichtelijk in leer en leven , , ende van een moderaet ' (gematigd, v. M.) ende vreedsaem humeur" zijn.
Zo heeft de stem van Witsius toch niet geheel geklonken als die van een , .roepende in de woestijn".
Zijn invloed was van grote betekenis in de toenadering na 1700 van de , , Brakelse Voetianen" en , , ernstige Coccejanen".
In ieder geval heeft hij veel gedaan om de , , enigheid des geloofs" te bevorderen en de gereformeerde theologie der hervorming te bewaren, die tot de nadere reformatie al zo gauw aan het tanen was.
In een volgend artikel iets over zijn personalia en zijn ambt als prediker.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1955
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1955
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's