Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleuteronderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleuteronderwijs

6 minuten leestijd

De Tweede Kamer heeft de wet op het kleuteronderwijs aangenomen. Toen deze wet bij de Kamer was ingediend, werd me al gevraagd, wat men nu doen kon om plaatselijk te kunnen profiteren, 't Is duidelijk, dat mijn antwoord toen moest luiden, dat men nog niets kon doen.

Nu echter het wetsontwerp is aangenomen door de Tweede Kamer, komen er geen veranderingen meer in. Het laat zich niet aanzien, dat de Eerste Kamer het niét zou aanvaarden. Zo is er dus zeer grote waarschijnlijkheid dat de wet 1 Januari 1956 in werking zal treden. Wat kunnen we nu doen ? , vraagt men hier en daar.

We begrijpen dit ongeduld. Men heeft reeds zo lang gewacht; men zag gemeentelijke kleuterscholen verrijzen of Rooms Katholieke en zelf moest men maar vrijwel werkloos zijn, omdat er geen geld was. Sommige gezinnen van Hervormde religie stuurden zelf hun kleinen naar R. K. kleuterscholen ; er waren geen andere in het dorp, het gezin was groot, 't was een hele opluchting als er een paar kleintjes op het kleine schooltje waren en dan, — och, voor die kleuters maakt dat niet zoveel uit. —• Voor zulk een redenering hebben we niet veel respect, ook al begrijpen we de situatie. Nu echter komt er uitkomst. Laat men nu de kans benutten. Voorzichtig aan echter, want nog lang niet alles staat vast. In de eerste plaats heeft de wet nog niet de sanctie der Eerste Kamer en heeft dus ook nog niet in het Staatsblad gestaan ; in de tweede plaats zijn er dan nog uitvoeringsbesluiten nodig. We zullen even nagaan, wat men nu al doen kan.

Nemen we dan eerst 't geval, dat er reeds een Chr. kleuterschool ter plaatse is. Deze moet staan onder het bestuur van een instelling die rechtspersoonlijkheid heeft. Dat kan zijn een vereniging, waarvan de statuten bij Koninklijk Besluit zijn goedgekeurd, 't Kan ook een stichting zijn (bij notariële acte) of de plaatselijke kerkelijke gemeente. Deze twee laatsten, stichting en gemeente. hebben reeds rechtspersoonlijkheid en deze behoeft dus niet meer via het Departement van Justitie te worden aangevraagd.

Is dit in orde, dan behoeft men daaromtrent geen zorgen te hebben.

Hoe groot is uw kleuter­ Verder: school ?

't Minimum aantal leerlingen, waarvoor men met ingang van 1 Jan. 1956 subsidie krijgt, is

a. in gemeenten met meer dan 100000 inw. 90

b. in gemeenten tussen 50000 en 100000 inw. 60

c. in gemeenten met minder dan 50000 inw. 30

Voor scholen, die reeds op 1 Jan. 1955 bestonden, zijn deze minimum 60, 40, 20. Om tegemoet te komen aan zeer kleine gemeenten, is de bepaling opgenomen, dat de minister vergoeding' kan toekennen aan scholen met minimaal 20 leerlingen.

De leerlingen moeten 4 jaar zijn, terwijl ook meetellen voor 1956, de leerlingen die bij de cursus 55/56 zijn toegelaten en op 1 Jan. '56 ouder zijn dan 3 1/2 jaar.

Beslissend voor de subsidie over 1956 is het aantal leerlingen op 1 Febr. 1956. Hier geldt dus niet, zoals bij het L.O., het gemiddelde van 3 teldata, maar slechts het aantal op 1 teldatum.

De leidsters moeten in het bezit zijn van de vereiste bevoegdheid. Zijn er aan de school onbevoegde leidsters verbonden, dan mogen die in dienst blijven, indien zij reeds op 1 Jan. '55 in dienst waren en de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt.

De leidsters moeten een bewijs hebben van zedelijk gedrag. Hiervoor wende men zich tot de burgemeester.

Het bestuur zorge voor een akte van benoeming. Daarmee wachte men nog even, want deze akte moet aan de wettelijke vereisten voldoen en er zullen door de grote onderwijsorganisaties wel modellen beschikbaar worden gesteld. De lokalen moeten aan redelijke eisen voldoen. Wat men daaronder moet verstaan, zal nog wel nader worden bekend gemaakt. Vast staat wel, dat ze voor de bestaande scholen inderdaad redelijk zullen zijn, maar 't staat voor mij even vast, dat hier en daar aan de lokaliteiten wel wat verbeterd zal moeten worden, of dat ze helemaal door nieuwe zullen moeten worden vervangen.

Tenslotte moet de school zijn aangesloten bij een Commissie van beroep, waarop het personeel zich bij eventueel ontslag kan beroepen, en bij een borgstellingsorganisatie (met het oog op de rijks- en gemeentesubsidie).

Men kan zich hiervoor wenden tot b.v. C.V.O. of tot de Schoolraad. Ook in andere opzichten is het zeer gewenst dat men zich aansluit bij een dezer (of andere) grotere organisaties.

Is dit allemaal in orde, dan kan men recht doen gelden op rijks- en gemeentesubsidie. Van het rijk krijgt men de salarissen vergoed, volgens rijksregeling. Tot en met 40 kleuters 1 leidster, van 41—80 2 leidsters, van 81—120 3 leidsters, enz.

Het salaris van de 2e, 3e, 4e enz. leidster wordt slechts vergoed, indien de aantallen met 10, 12 of 15 zijn overschreden. Practisch komt de regeling dus hierop neer: tot en met 50, 1 leidster ; 51—92 2 leidsters ; 93—135 3 leidsters, enz.

De gemeente vergoedt een bedrag per lokaal voor exploitatie en onderhoud van het gebouw en per leerling voor leermiddelen, onderhoud, meubilair e.d. Het aantal lokalen wordt gerekend op 1 per leidster en bovendien 1 speellokaal voor 3 leslokalen.

Ten slotte wordt een bedrag vergoed voor het kapitaal, dat in de bestaande scholen is gestoken. Dit zal geschieden volgens nader vast te stellen regelen. Het eventueel oprichten van nieuwe kleuterscholen kan pas ter hand genomen worden na 1 Jan. 1956. Vóór die datum kan men geen aanvrage bij de gemeenteraad indienen.

Wel kan men voorbereidend werk doen, n.l. het oprichten van een desbetreffende vereniging; de statuten kan men dan voor goedkeuring opzenden. Het lijkt me toch ook hier dringend nodig, dat men zich hiervoor in verbinding stelt met één der grotere onderwijsorganisaties. (Zie boven). Het eenvoudigste is, dat de oprichting van een nieuwe kleuterschool uitgaat van een bestaande schoolvereniging, die reeds een lagere school exploiteert.

Vóór 1 Jan. '56 is er dus weinig definitiefs te doen. Alleen verdient het aanbeveling dat men uit gaat zoeken, welke kinderen voor de nieuwe kleuterschool in aanmerking komen. De ouders dezer kinderen kunnen daartoe ook bezocht worden. Dan kan men lijsten aanleggen van deze leerlingen, maar de z.g. ouderverklaring, dat de ouders straks hun kinderen naar de op te richten school zullen sturen, late men pas tekenen na

1 Jan. '56.

De kinderen moeten op het tijdstip, dat de school vermoedelijk geopend zal worden, minstens 4 en ten hoogte 5 1/2 jaar oud zijn.

Ook kan men z'n voelhorens al eens uitsteken of er straks geld zal te krijgen zijn, want er moet een waarborgsom gestort worden van 20''/o der totale stichtingskosten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Kleuteronderwijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 november 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's