Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LICHT DER WERELD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LICHT DER WERELD

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

JEZUS DAN SPRAK WEDEROM TOT HEN, ZEGGENDE: IK BEN HET LICHT DER WERELD ; DIE MIJ VOLGT ZAL IN DE DUISTERNIS NIET WANDELEN, MAAR ZAL HET LICHT DES LEVENS HEBBEN. JOHANNES 8 VS. 12

Tot goed begrip der Schriftwoorden is het nodig na te gaan, bij welke gelegenheid ze gesproken zijn. Vaak zal men dan een verrassend licht op Bijbelwoorden zien vallen en de moeite van het onderzoek der tekstwoorden vindt men dan rijkelijk beloond.

Onder welke omstandigheden heeft Christus nu van zichzelf gesproken als van het licht der wereld? Dat is geschied op het Loofhuttenfeest. Israël gedacht dan aan de tocht door de woestijn : hoe de Heere, zijn God, het gedurende veertig jaren door die zandzee met al haar ontberingen en verschrikkingen had geleid, des daags onder een wolkkolom en des nachts onder een vuurkolom. Die wolk- en vuurkolom spraken van de tegenwoordigheid des Heeren, van Zijn bescherming en trouw geleide. En om de herinnering van de Joden weer levendig te bepalen bij dat heilig verleden, werden op de avonden van dit feest in de voorhof van de Tempel op hoge lantaarnen lichten aangestoken, die over de Tempel en zijn omgeving een zwak schijnsel wierpen. Zo waren die avonden van het Loofhuttenfeest treffende herinneringen aan Gods nabijheid en geleide door de woestijn. Terwijl het volk in de voorhof peinzend over het heilig verleden opzag naar die lichten, klonk daar opeens de stem van de Zaligmaker: Ik ben het licht der wereld. Door die woorden wendde de Heere Jezus de gedachten van de woestijnreis af naar het heden. Het was alsof Hij zeggen wilde : Dat licht, waarbij de vaderen in de woestijn hebben geleefd, is er nog. Ik ben dat licht en niet alleen voor Israël, maar voor de gehele wereld.

Gelijk de Heere eens zijn volk Israël door de woestijn heeft geleid en het land der belofte heeft ingevoerd, zo wil Christus een licht zijn in ons door de zonde verduisterde hart en leven, ons voorlichten op ons levenspad en met zijn heillicht voorgaan naar de eeuwigheid. Het is zo nodig, dat Christus ons duistere zondaarshart verlichte, dat Hij schijne in onze zondenacht, opdat er ontwaken kome uit onze geestelijke slaap, een besef van onze treurige toestand voor God, een schrik bij de gedachte aan de oproep voor Zijn rechterstoel en een vluchten naar de enige Zaligmaker van zondaren, opdat we genade mogen verkrijgen en geholpen worden te bekwamer tijd. Dan zal Christus op het pad ten leven leiden en eens de hogere Jozua voor ons zijn om ons in te leiden in het hemelse Kanaan. Onder dat geleide van Christus kan men niet dan veilig zijn. Het heeft Israël gedurende de woestijnreis aan niets ontbroken. Hoewel de woestijn zelf niets opleverde aan voedsel en lafenis uit zichzelf, heeft de Heere voor dat millioenenvolk in alle nooddruft voorzien. Zijn Almachtige hand gaf manna uit de hemel, spleet de steenrots, zodat ze water voortbracht en beschermde tegen de vijanden. Voor de Heere is niets te wonderlijk. Zijn volk lag en ligt voor Zijn rekening.

Die hoge lichten, die hun matte schijnsel over Jeruzalem wierpen, terwijl de stad in het duister gehuld was, vermogen allerlei gedachten bij ons op te roepen. Als vanzelf worden we er bij bepaald, dat de Heere de profetieën door de mond van de profeet gesproken vervuld heeft: Het volk, dat in duisternis wandelt zal een groot licht zien, degenen die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen. Maak u op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op. Inderdaad wandelde Israël in duisternis. Het leven in Jeruzalem vertoonde maar al te zeer het beeld van een geestelijke nacht. Er was een nacht van onkunde betreffende de weg der zaligheid, want bij alle uitwendige vroomheid was Israël toch het spoor naar God bijster. Bij al hun kennis van de Schriften waren ze toch geestelijk blind. Ze hebben de Zaligmaker niet gekend. Er heerste ook een nacht van zonde in Jeruzalem. De grote feesten trokken velen naar de stad, die er helaas geen geestelijke vreugde zochten, maar hun zondige lusten wilden botvieren. Het is toch juist in de dagen van het Loofhuttenfeest geweest, dat een overspelige vrouw, op de daad zelf gegrepen, tot Christus is gebracht. Er was ook een nacht van lijden in Jeruzalem. Men zat toen ook bij zijn zieken, weende over zijn doden en streed zijn levensstrijd. En Christus verkondigt nu aan dit volk, dat in duisternis wandelt, dat Hij hun tot een licht wil zijn. Een licht om het geestelijk duister te doen opklaren en tot troost in alle droefenissen van het leven. Hij verkondigt, dat God in Zijn genade Zijn heerlijkheid over hen heeft doen opgaan. De Heere wil hen tot een licht en heil zijn.

En de Heere wil Zijn genadellcht niet alleen doen verrijzen over het volk van Israël, neen. Hij wil tot een licht voor de gehele wereld zijn. Reeds de aloude profetieën hebben gesproken van hel licht, dat ook zou zijn tot verlichting der heidenen. De Kerstengel heeft immers ook uitgeroepen, dat in de geboren Zaligmaker een blijdschap gegeven was, die al den volcke wezen zou. De Heere wil ook in het geestelijk duister der heidenwereld Zijn licht doen opgaan. Dit licht wil Hij in hun hart doen stralen, opdat ze kennis zullen verkrijgen van hun zonde, opdat ze naar genade zullen gaan vragen en met Zijn troost zullen verlicht worden.

Hoe schoon blijkt ook hier weer, dat Christus gekomen is om het verlorene te zoeken en te zaligen en hoe Hij de Getrouwe en de Waarachtige is. Hij laat het niet bij de verkondiging, dat Hij de vervulling is der profetieën, maar Hij roept ook op tot ontwaken in de zondenacht en geestelijk duister. Wie Mij volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben. Zijn woord tot de Joden op dit Loofhuttenfeest is een wekroep. Het is tevens een ernstig vermaan. Onwillekeurig roept het ons het ongelovige en ongehoorzame volk van Israël voor de geest. Dit volk heeft zich, bij de grenzen van Kanaan gekomen, niet door de Heere, Die hen leidde door Zijn wolk- en vuurkolom, het beloofde land willen laten binnenvoeren. Het werd weerspannig door ongehoorzaamheid en ongeloof. Zelfs gingen er stemmen op om terug te keren naar Egypte en zich weer te schikken onder het juk van Farao. Toen heeft de Heere dit volk, dat Hij eerst had uitgeleid weer naar de woestijn doen terugkeren en zwoer, dat geen dergenen, die uit het diensthuis van Egypte waren uitgeleid het land der belofte zouden binnengaan, behalve Jozua en Kaleb. En de Schrift leert ons dat ze zijn gestorven in de woestijn. Het is dus mogelijk, dat we door des Heeren hand worden uitgeleid uit het diensthuis en toch het voorgestelde land der belofte niet zullen ingaan. En zo blijkt, dat er ook een weg is van bij de hemelpoort terug naar de oorden des doods.

Deze dingen zijn tot een ernstige waarschuwing voor ons geschreven. Ze leren ons, dat we onder het licht van Christus kunnen leven en ogenschijnlijk met het volk Gods optrekken naar het hemelse Kanaan, terwijl onze voeten toch nooit dit hemelse oord zullen betreden. We kunnen van het manna eten en het water uit de steenrots drinken, zoals alle Israëlieten in de woestijn hebben gedaan, zonder dat we waarlijk deel hebben aan Christus. Zo hebben we toe te zien, dat het oordeel van de onvruchtbare rank in de wijnstok ons niet zal treffen.

Zo is het wel eens voorgekomen, dat een grote schare Christus heeft gevolgd. Maar hoevelen hadden zich daarbij gevoegd om de broden, om de sensatie van de wonderen of ter genezing van ziekten. Weinigen waren er, die Christus zochten en volgden om de woorden des levens. Christus moet gevolgd worden om het licht, dat Hij in onze zondenacht vermag te ontsteken, omdat Hij licht doet opgaan over onze verlorenheid en dan het pad ten leven aanwijst. In dat licht van Christus zien we dan ook de liefde Gods stralen. Zelfs het aangrijpende Golgotha verschijnt dan voor ons in het licht der liefde Gods, die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem overgaf tot een slachtoffer voor de zonde. In dat licht, dat in Christus is. opgegaan bestraalt ons de genade Gods. Dat licht is het leven der mensen. De zonde werkt de dood, maar de genadegift Gods in Christus is het eeuwige leven. In dat licht van Christus te mogen leven en wandelen is het ware leven voor de ziel. Hoe zalig is het volk, dat in het licht wandelen mag. Laten we ons zelf onderzoeken of we reeds in dit licht wandelen. Heeft dit licht reeds geschenen in uw zondenacht ? Kunt ge zeggen, dat de dageraad van licht en genade Gods in uw leven is opgegaan ? En volgt ge nu waarlijk Christus ? Dan zijn er heerlijke beloften voor u. Ge zult dan naar het woord van Christus in de duisternis niet wandelen.

Dan zult ge er geen rust bij hebben in de zondenacht te blijven omdolen. Zonde is u dan tot schaamte, leed en schrik geworden. Ge zult dan de zonde gaan bestrijden in uw hart, in uw dagelijkse wandel en ge begeert oprecht te leven onder het oog van God, die het licht en leven der mensen is. Zeker zal dit met gebrek en veel zwakheid geschieden, maar toch zal opgemerkt worden een haten en vlieden der zonde en een lust en liefde om naar alle geboden des Heeren te leven.

En als de Heere soms donkere wegen van beproevingen met u gaat houden, zal Hij voor u waarmaken, dat Hij met u zal gaan. Hij zal u ten licht en tot troost zijn in de dagen, dat ge moet gaan door de dalen van de schaduwen des doods. Dan kunnen er wel eens psalmen gezongen worden in de donkerste nachten van het lijden.

Eens komt ook het ogenblik, dat de schaduwen van de dood over ons heen zullen strijken, Doch over Zijn kinderen zal de Heere dan Zijn troostrijk licht doen opgaan. Mogen Gods kinderen vaak niet heengaan onder het licht van een geopende hemel ? En dan volgt een ingang in de oorden van het eeuwig licht.

Waarlijk, wie Christus volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar hii zal het licht des levens hebben.

Doch, wie zonder dit licht leeft, wandelt in de duisternis en leeft in de schaduwen des doods. Hij is in groot gevaar, dat straks eeuwige duisternis hem zal omringen. Daarom, maak u op, word verlicht! En de heerlijkheid des Heeren moge over u opgaan.

Dat licht van Christus bestrale ons in leven en sterven.

A. Lutevn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET LICHT DER WERELD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's