Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JUDAS!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JUDAS!

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen heeft Judas, die Hem verraden had, ziende dat Hij veroordeeld was, berouw gehad en heeft de dertig zilveren penningen de overpriesteren en ouderlingen wedergebrachi. Mattheus 27 vers 3.

In het begin van het 27ste hoofdstuk van het evangelie van Mattheus wordt ons het droevig einde van Judas getekend. Wat was hij een veelbelovend man, toen Jezus hem koos tot een van Zijn twaalf discipelen. En wie weet, welke verwachtingen de ouders van Judas in het kleine Karioth hebben gekoesterd, toen ze hun kind de betekenisvolle naam van Judas hebben gegeven.

Onder de twaalf discipelen nam Judas een voorname plaats in. De Heere Jezus maakte hem tot penningmeester van de kleine kring van discipelen. Ontving de Meester een gift, zo gleed deze in de buidel van Judas. Moesten er betalingen gedaan worden, dan deed Judas het. Toch waren er al tevoren van die kleine trekjes te bespeuren, die het bewijs leverden dat het toch met Judas niet in de haak was. In het huis van Simon, de melaatse, komt ook hij met zijn scherpe afkeuring over de zalving van Maria. Hij had het maar beter gevonden om die kostbare zalf te gelde te maken en de opbrengst in de armenkas te storten, waarvan hij de drager was. Maar de evangelist, dié ons dit verhaal geeft, voegt er zo betekenis vol aan toe, dat hij dit niet deed, omdat hij een vriend der armen was, maar omdat hij een dief was.

Ongetwijfeld heeft Judas veel heil gezien in de aansluiting bij de discipelenkring. Hij verwachtte een aardse Messias en daarom hoopte hij, dat de Meester weldra zou overgaan tot de stichting van een aards koninkrijk. Dan zouden de kansen er goed voor komen te staan voor hem om in dat nieuwe joodse rijk bijvoorbeeld minister van financiën te worden.

Maar het is Judas langzamerhand duidelijk geworden, dat al die plannen in duigen zouden vallen. De aanhang van de Meester was zodanig geslonken, dat er aan de stichting van een aards koninkrijk niet meer te denken viel. Vanaf de tijd, dat dit hem duidelijk is geworden, heeft Judas er over gedacht om zich op de voordeligste wijze van de Meester los te maken. Toenemende geldgierigheid speelde hem daarbij boze parten. Hij is er zelfs toe gekomen om zelf naar de overpriesters te gaan en hen voor de vraag te stellen, wat ze hem wilden geven, als hij Hem in hun handen zou overgeven zonder dat het onder het volk tot een oproer komen zou.

Dertig zilverlingen, ongeveer veertig gulden, zouden de prijs voor het verraad vormen.

Op listige wijze heeft Judas tot het einde toe zijn rol weten te spelen, maar toch niet zonder in de ure van de gevangenneming door de Meester in het openbaar te worden ontmaskerd met de doordringende vraag: Judas verraadt gij de Zoon des Mensen met een kus?

Met belangstelling zal Judas buiten de raadzaal de gang van het proces hebben gevolgd. Daar hoort hij in het vroege morgenuur, dat het sanhedrin de Meester ter dood heeft veroordeeld. Weldra zal Hij naar Pilatus worden geleid, opdat deze het doodvonnis zal bekrachtigen. En dan volgt onze tekst: Toen heeft Judas, die Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad.

Wat klinkt dat op het eerste gezicht toch mooi, als we horen, dat Judas berouw heeft gehad. Maar de evangelist gebruikt een ander woord, dan hij gewoon is te gebruiken als hij schrijft over het berouw van Gods kinderen. Neen, dat berouw van Judas was niet het echte berouw.

Het gebeurt wel meer, dat een misdadiger spijt heeft over zijn wandaad, maar het is geen spijt over de zonde zelf. Het blijft bij de vrees voor de schrikkelijke gevolgen van de zonde, zonder dat het evenwel komt tot het belijden van de zonde aan de Heere.

Lees ik van David, dat hij in diep berouw naar de Heere vluchtte en het daar uitriep: Tegen U alleen heb ik gezondigd, van Judas lees ik nergens, dat hij met zijn schuld naar de Heere is gevlucht. Neen, Judas richtte zich met zijn berouw tot de mensen.

En die mensen waren wreed. Ze trokken zich niets aan van de wroeging, die de ziel van de ongelukkige Judas verteerde. Wat heeft de duivel toch een wreed spel met Judas gespeeld! Is dat nu het einde van de man, die in de strikken van de geldgierigheid was verstrikt, dat hij onder het uitroepen van de onschuld van de Heere Jezus die dertig zilverlingen voor de voeten van de overpriesters op het plaveisel van de tempel heeft neergeworpen.

Het is waar, dat Judas toen nog niet heeft geweten, dat van zijn verradersgeld het akkertje van de pottenbakker zou worden gekocht. Maar later heeft Petrus het toch zo met recht opgemerkt, dat Judas een akker heeft ver­ worven door het loon der ongerechtigheid. O, Judas hebt gij uw arme ziel overgegeven voor het akkertje van de pottenbakker ?

En wat waren de overpriesters wreed. „Wat gaat ons dat aan, gij moogt toe zien", is het enige wat ze over hebben voor een mens, wiens consciëntie in het einde van zijn leven nog even geopend wordt.

In een van de gelijkluidende teksten lezen we, dat de duivel in Judas gevaren was.

De helse smarten hebben in zijn ziel reeds een aanvang genomen. Het wordt hem zó bang, dat het niet meer te dragen was. En de duivel fluistert hem nu in, dat hij de sprong in de peilloze diepte maar wagen moet, om uit zijn angst te worden verlost. O, rampzalige Judas ! Dat wordt een sprong in de diepte van eeuwige rampzaligheid.

Hoe gans anders dan Petrus, van wie we lezen, dat hij naar buiten ging en bitterlijk weende en later door de verrezen Heiland weer in genade werd aangenomen.

De weg van Judas is voor ons allen tot waarschuwing en vermaning. Het hellend vlak der zonde is gevaarlijk. O, ziet toe, dat het niet leide naar de eeuwige afgrond. Nog steeds staat de deur der genade open. Maar straks is het mis­schien te laat!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

JUDAS!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's