Om het wezen en welwezen der kerk
Gedachtenwisseling: over positie en problemen van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk, tussen dr. H. Berkhof en ds. G. Boer.
IV
.Zeer geachte dr. Berkhof,
Dit wordt dan mijn vierde en laatste brief. Inderdaad is het de bedoeling van deze correspondentie, dat de verhouding van de Géref. Bond tegenover de anderen verhelderd zou worden. In hoeverre dit gelukt is, wil ik niet beoordelen. De conclusies van mijn kant kunnen dan ook niet anders dan voorlopig zijn, omdat voor mijn besef nog te veel zaken in de mist gebleven zijn. Deze nevelachtigheid is allerminst te wijten aan de trant van uw schrijven, want die is helder genoeg. Maar de diepere vragen zijn nog in een stadium gebleven, waarin het gesprek, dat hierop volgen moet, te wazig dreigt te worden. Daarom wil ik in deze laatste brief een poging doen om — uw brief volgend — deze vragen helderder voor ons te krijgen.
Voor mijn gevoel hebt u het Midden-Orthodoxe standpunt op zijn best weergegeven. Met Midden-Orthodox bedoelen wij toch beiden die groep, die zich beweegt tussen de Geref. Gezindheid enerzijds en de Vrijzinnigheid anderzijds en de leiding in onze Kerk heeft verkregen. Zoals u op een persoonlijke wijze het standpunt van de Midden-Orthodoxie hebt vertolkt, zo heb ik op dezelfde wijze dat van de Geref. Bond weergegeven. Uiteraard ben ik daarvoor persoonlijk verantwoordelijk.
U ziet dan drieërlei verschilpunten.
1. Allereerst wijst u op een diepgaand mentaliteitsverschil. M.i. ligt het dieper. Want de vraag laat zich niet verdringen : Zijn wij één in de fides, quae ? U wijst op de veelheid van de accenten in de openbaring, die tot modaliteiten moeten leiden. Uniformiteit zou dan ongehoorzaamheid betekenen. Ik geef u onmiddellijk toe, dat de openbaring een volheid van accenten en perspectieven heeft. Wij kennen ten dele. Maar dit ten dele kennen verhindert niet, dat de Waarheid als Waarheid gekend wordt. De Waarheid is geen samengesteld geheel, waarvan de één dit en de ander weer een ander deel zou kennen, maar de Waarheid is integraal, al kennen wij haar ten dele. Uw waarheidsbegrip valt in stukken uiteen, waarin allerlei elkander uitsluitende stukken zich bevinden. Maar dat is in strijd met het woord van Christus: Wie uit de Waarheid is, hoort Mijn stem. Dit horen is een uitvloeisel van de verkiezing. Om de Waarheid te kennen, moeten we uit de Waarheid zijn. Dat is zichtbaar op de knooppunten van de Kerkgeschiedenis. De ketters hebben de Kerk gedwongen op bepaalde punten te zeggen : Dat is de waarheid en dat is de leugen. In de grote conflicten tussen Athanasius en Arius, Augustinus en Pelagius, Reformatie en Rome, enz. heeft de Kerk er zich nooit toe kunnen beperken om naar de veelheid van de accenten in de openbaring te verwijzen, maar heeft beslissingen moeten nemen, die uniform waren. Al luisterend naar het Woord Gods, kwam het tot een gehoorzamen aan het Woord Gods. Het resultaat van dit gehoorzamen was een uniforme geloofsbelijdenis. Van modaliteiten is pas sprake, wanneer wij ons bewegen binnen het raam van deze — de Kerk in de meest hachelijke ogenblikken afgeperste — belijdenis. Nimmer toch kunnen die stromingen tot modaliteiten verklaard worden, die b.v. het gezag van het Woord Gods ondermijnen of de praedestinatie in strijd met de belijdenis leren. Dan verschillen wij niet in modaliteit, maar is de eenheid in het geloof zoek. Dan is het niet meer één Here, één geloof en één Doop, enz.
Ondanks uw uiteenzetting blijf ik erbij, dat de vraag : Is er een God ? , bijbels ontoelaatbaar is. Immers de Bijbel zelf maakt korte metten met deze vraag. Daarentegen heeft de Bijbel alle aandacht voor de vraag : Hoe vind ik een genadige God ? Deze vraag vindt weerklank in het hart van de ontdekte zondaar. De hele Bijbel is er vol van : Zoek de Here, terwijl Hij te vinden is, en : Laat u met God verzoenen, ondanks het feit, dat God ons met zijn genade al is voorgekomen, omdat deze genade ons deel wordt door de toeëigening van de Heilige Geest. Dat is niet de vraag van de mens in zijn aanvechting allereerst, maar van de mens in de beleving van de totale verdorvenheid en vijandschap tegen de liefde en de genade Gods in Christus. Maar de vraag is : Is God er, ligt bijbels op een geheel ander vlak. Deze kan er zijn als aanvechting, maar dan nog is deze vraag een uiting van het godsbesef. Zelfs de zwaarst beproefden in de Bijbel : Asaf en Job, tobben niet met de vraag : Is er wel een God ? , maar veeleer met deze vraag : Aangezien God regeert De vraag : Is God er, is bijbels illegitiem. Algemener gezien gaan wij volgens u op een verschillende wijze met de Bijbel om. Ja, wij horen haar op verschillende wijze tot ons spreken. Van deze woorden ben ik geschrokken. Immers, dat ligt niet aan de Bijbel, maar aan ons. Want het verschillend horen is in strijd met de leiding van de Heilige Geest, die — weliswaar ten dele — toch in al de waarheid leidt. In al de waarheid is.nog wat anders dan in een verbrokkelde waarheid. Is deze gemeenschap doorbroken, dan zijn wij de Geest kwijt en straks ook het Woord. Het zou zo erg niet zijn, als dit verschillend horen van de Bijbel niet het gevolg zou kunnen zijn van het al of niet hebben van een — door de Heilige Geest — geopend oor. Daarmede wordt in onze tijd veel te weinig bloedige ernst gemaakt. Want het rechte horen van het Woord brengt tot gehoorzaamheid aan het Woord. Dat gebeurt echter zo weinig.
Zeker, de kracht van de Waarheid is groot en zij zal zegevieren, maar de Waarheid zegeviert ook, wanneer wij het rechte horen niet kennen en daarom ook het rechte gehoorzamen niet beoefenen. Groot is ook de energie van de dwaling, die — naar Paulus' woord — voorteet als de kanker. Waar het rechte horen en gehoorzamen versterft, neemt God eerst de bediening van Zijn Geest weg en daarna ook de bediening van Zijn Woord. Dit proces is ook in ons vaderland in volle gang. Klein-Azië staat als een levensgrote dreiging voor ons !
2. Wat ik schreef over de midden-orthodoxe prediking, is een vertekend beeld. Daarin hebt u gelijk. Maar mijn hoofdbezwaar was en is : Zij is niet bijbels genoeg. Met erkenning van al het goede in uw kring, b.v. de exegese, moet toch opgemerkt worden, dat deze zo weinig in dienst staat van het met gezag verkondigen van het Woord Gods. De kennis van de Bijbel neemt allerwege schrikbarend af. Dat moet toch een oorzaak hebben ?
Maar nu het apostolaat en de saecularisatie. Dit verschijnsel verontrust ons buitengewoon. Meen niet, dat wij daaraan onbewogen voorbijgaan. Maar ons verontrust nog veel meer de achtergronden van deze saecularisatie. Achter deze saecularisatie steekt het oordeel Gods over een Kerk, die niet getrouw is aan haar opdracht. Het meest benauwende probleem van deze tijd ligt niet op het sociale vlak, maar op het vlak van de prediking. Daarom zijn wij bedroefd, dat de kwaal gezocht wordt daar, waar wel verschijnselen zich openbaren, maar niet de haard zich bevindt. Want niet de vraag, of wij de gesaeculariseerde straat opgaan, is beslissend, maar de vraag, of wij gehoorzaam zijn aan de opdracht van Christus : Gaat dan heen Onze eerste roeping is om de gemeente te bouwen. Deze gemeente behoort te zijn een licht op een kandelaar. Is zij dit niet, dan is zij ongehoorzaam aan het bevel van haar Koning. ledere Geref. Bondskerkeraad, die deze taak nalaat, staat schuldig voor de Koning der Kerk. Dat kunt u ons nooit genoeg zeggen. Maar wij verwerpen de huidige apostolaatsopvattingen, waarbij de gemeente verkommert en de buitenkerkelijken niet worden bereikt. Te roemen is mij werkelijk niet oorbaar, zegt - Paulus. Nu, dat is het mij allerminst. Maar ik moet hier iets schrijven, wat ik liever nief wil. Waar heeft de Kerk nog de grootste greep op het volk ? Waar functioneert de Volkskerk nog ? Ik meen in alle bescheidenheid te mogen zeggen : Daar, waar de prediking naar de Schrift wordt gebracht. De saecularisatie wordt door niets anders gestuit dan door de rechte bediening van het Woord.
Wij willen geen geïntroverteerde en geïsoleerde groep in de Kerk vormen. Het feit, dat wij geen modaliteit willen zijn, wijst op het tegendeel. Wij willen — hoe moeilijk ook — het zicht behouden op het geheel der Kerk. Dat blijkt ook uit de oproep tot geloof en bekering tot een ieder, die het Woord Gods hoort, zoals dit steeds meer in de prediking, die men in de kring van de Geref, Bond brengt, gehoord wordt. Dat blijkt ook uit het hartelijke aanbod der genade — in tegenstelling met andere Gereformeerde denominaties — aan allen, die onder het Woord Gods komen. U mag alles tegen ons zeggen, wat waar is. Maar besluit uit ons isolement, waarin wij gedrongen zijn, niet tot een isolationisme. Roept u ons maar op tot gehoorzaamheid aan het Woord Gods. Wij hopen dan de genade van het horen en gehoorzamen te ontvangen. Maar neem dan van ons aan, wanneer wij U wijzen op de ongehoorzaamheid aan het Woord Gods, b.v. in de zaak van de vrouw in het ambt. Dat hebben wij aangewezen. Wij willen ook niet — al ligt dit op een ander vlak — ongehoorzaam zijn aan de Belijdenis van de Kerk. Wil dan ook zo goed zijn naar ons te luisteren, wanneer wij opkomen voor de inhoud van de Belijdenis, b.v. de leer der verkiezing. U hebt een vage aanwijzing gegeven in de richting van de Dordtse Canones. Er zijn bezwaren. Laat men die bezwaren dan heel concreet zeggen. Een gesprek heeft alleen dan toekomst, wanneer de anderen niet om de bezwaren heenpraten, maar duidelijk zeggen, waarin zij meer of minder willen dan de belijdenis. U bent er wel op ingegaan, maar ik ben er niet door bevredigd.
3. Eigenlijk ben ik al ongemerkt aan het derde punt toegekomen, n.l. de practijk. Dit is een gevoelig punt. Wij hebben er allen mee te maken.
Ik geloof niet, dat er velen zijn, die wel met de bedoelingen van de Geref. Bond meegaan, maar door de praktijk worden afgeschrikt. De afkeer zit veeleer in de principia, die de Geref. Bond voorstaat. Er zijn drempels. U noemt deze met name. Maar het niet meegaan zit niet in de drempels, maar meer in het huis, in de inboedel en de maaltijd, die wordt opgediend. Wie smaak heeft in de maaltijd, komt ook over lagere of hogere drempels heen. Immers,het is merkwaardig, dat wij dezelfde bezwaren tegen u hebben als u tegen ons, maar dan in andere richting. Wij hebben bezwaren tegen de korte preken, tegen oneerbiedige toon, tegen de inhoud van de gezangenbundel, het zoekraken van de psalmen, tegen de machtspolitiek, die wij na de oorlog hebben aanschouwd, tegen het socialistisch klimaat, waarin de Kerk steeds meer terecht komt, tegen de levensstijl, zoals die in uw kringen steeds meer gehuldigd wordt.
Zelfcritiek? Die ontbreekt gelukkig niet, zoals u weet. De angst om niet voor vol te worden aangezien, ontbreekt mij ten enenmale. De tucht van het Woord Gods dient allereerst te gaan over de eigen kring. En dat gebeurt nergens scherper dan in de prediking, waaronder ambtsdragers en niet-ambtsdragers vallen. Wanneer de natuurlijke mens — hij zij gereformeerd of niet — onder deze prediking komt, zet hij alle stekels op, die hij maar heeft en doet dat zolang, totdat het Woord hem te sterk wordt. Er is geen Evangelie minder naar de smaak van de mens, dan de prediking naar de volheid der Schriften. De zelfcritiek, die u bedoelt, is een andere dan die wij bedoelen. Wij willen geen zelfcritiek, die de verschillen relativeert en die datgene wat wij eigenlijk bedoelen, in de hartader treft, omdat wij de huidige modaliteitenvisie afwijzen. Ieder, die daaraan meedeed, hebt u al in uw kring gekregen. Wij willen wel zelfcritiek, die ons bepaalt bij onze schromelijke tekortkomingen om de lengte en de breedte en de diepte en de hoogte van de verlossing door Christus te verkondigen.
Gaarne wil ik aan het eind van deze correspondentie een voorstel doen. Laten dan de door u gewenste gesprekken gaan over :
Ie. Het gezag van het Woord Gods.
2e. De prediking uit en naar de Schrift.
3e. Toetsing van de door u en ons wederzijdse gewraakte levensstijl aan de Schrift en aan de levensstijl van de Kerk op haar hoogtepunten.
4e. Onderzoek van de achtergronden van de huidige ssecularisatie en bezinning op de inhoud van de boodschap in het apostolaat.
5e. Waarin wil men meer en minder dan de belijdenis der Kerk.
Ik dank u zeer hartelijk voor deze correspondentie en de zorg, die daaruit sprak voor het geheel van onze Kerk. God geve, dat zij een vrucht inhoudt voor onze Kerk, die ons lief is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1956
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1956
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's