VOOR EN TEGEN VAN HET „EVANGELISEREN"
II.
Om enkele dingen te noemen.
Men laat de samenkomsten plaats vinden in een of ander gebouw, dat zich in het algemeen niet leent voor een kerkdienst, want hoe dan ook — het is wel geen kerkdienst, maar men wil toch gaarne doen alsof.
De ervaring leert dan ook, dat de kerkse mensen, ook al zouden zij de preek in de , , Evangelisatie" graag horen, niet gemakkelijk naar , , het gebouwtje" gaan. Als dezelfde dominé's in het kerkgebouw zouden voorgaan, zou men van goede opkomsten kunnen gewagen, omdat de zuivere bediening van het Woord als zodanig trekt. Gods Woord heeft wat te zeggen.
Uit dien hoofde alleen reeds verdient het ernstig vermaan aan allen, die met hun gereformeerde geloofsovertuiging in eenzaamheid of met weinigen in enige gemeente verkeren, om eerst contact te zoeken met de kerkeraad, deze zij vrijzinnig of midden-orthodox, teneinde in de kerkelijke weg, dus onder zijn medewerking, plaats op de kansel te winnen voor de legitieme prediking.
Wij zijn ervan overtuigd, dat zulks niet altijd gemakkelijk is en dikwijls veel geduld, vergaderingen en besprekingen vraagt, maar een ieder zal toegeven dat 't uit een oogpunt van kerkrecht beschouwd, de aangewezen weg is, de verantwoording op de kerkeraad laat, die de verantwoordelijke instantie is, en een breken met de Schriftuurlijke orde.
Het overleg met de kerkeraad zal op het oog hebben, wat in de gegeven omstandigheden redelijk en billijk mag worden geacht. Dat kan zeer verschillend zijn. Een kleine groep van Herv. gereformeerden, welke begint actief te worden in een midden-orthodoxe of vrijzinnige gemeente, zal zich aanvankelijk tevreden moeten stellen met een aantal beurten per jaar van de kerkeraad, mits zij ook wordt betrokken in de keuze der predikanten, die gevraagd worden.
Reeds hoor ik de opmerking, die — hoewel zeer veel waarheid bevattend — in deze toch niet billijk is, dat de gereformeerde mensen iedere zondag geestelijk voedsel erlangen. Dat is goed en wel. Men kan dat de kerkeraad ook voor houden en vijftig beurten vragen, onder bedreiging: anders gaan wij zelf , , evangeliseren".
Toch, hoe vreemd het sommigen voorkomt, is dat in onderstelde omstandigheden niet billijk. Immers het is niet zonder de schuld en nalatigheid van ons en onze vaderen, dat de kerk zozeer van de Waarheid vervreemd is. Hiervan besef te hebben, kan niet anders dan met lijdzaamheid doen dragen en dankbaar aanvaarden een klein en aanvankelijk begin van verandering ten goede, vertrouwende, dat God het zal zegenen.
De legitieme prediking midden in de gemeente zal het binnen korter of langer tijd winnen. Wij geloven aan de macht van Gods Woord, omdat wij weten, dat Hij achter Zijn Woord staat.
Het doel moet wezen, de allengs toegewezen beurten vermeerderd te zien, zodat de gemeente gaat inzien dat haar heil is gelegen in zulk een prediking.
Wil men enige tegemoetkoming geven ten aanzien van het tekort, gedurende deze oefening in geloof, gebed en lijdzaamheid, dan stelle men in de week een bijbellezing of spreekbeurt in.
Deze wijze van doen voorkomt bovendien veel bezwaren en teleurstellingen van 't maar overhaast , , evangeliseren" en samenkomsten beleggen.
Op zichzelf is er een groot gevaar in zulk een kerkje spelen en het is zonder enige twijfel tegen de eis der Schrift in, dit te doen, indien niet alles beproefd is om in kerkelijke weg iets te bereiken. In de loop der jaren hebben wij daarvan zóveel ellende beleefd, dat wij niet zonder grond huiverig staan tegenover deze dingen.
Voorts roep ik de secretarissen van Evangelisaties en minderheidsgroepen in ons midden tot getuigen, welk een zorgvolle en tijdrovende taak het is alle beurten bezet te krijgen door predikanten, hetgeen nog bezwaarlijker wordt door het feit, dat wij nog altijd een zestig vacante plaatsen hebben. Ds. Timmer maakt dat wel wat gemakkelijker met zijn bureau, maar wij hebben nu eenmaal een tekort aan krachten.
Wat is het gevolg?
Dat men de hulp van godsdienstonderwijzers inroept. Gelukkig zijn er nog goed ontwikkelde en ervaren godsdienstonderwijzers, maar hun getal is ook niet groot. Het is nog altijd jammer, dat een voorstel, indertijd door ons aan de synode gedaan om degenen, die daarvoor op grond van hun verdiensten en ervaring in aanmerking konden komen, in het corps van predikanten op te nemen, niet is aangenomen.
Doch aangezien ook deze groep beperkt is en vaak aan eigen Evangelisatie of gemeente gebonden, gaat men over tot allerlei oefenaars en onbevoegde krachten, die van de Evangelisatie een conventikel van de slechtste soort maken, een toneel van onverkwikkelijke preekmethoden en een vergaarbak van malcontenten uit verschillende kerken en groepen.
Alle orde en kerkelijkheid gaat teloor in dergelijke sectarische practijken.
Het is een voorrecht, als er nog wijze mannen in de besturen worden gevonden, die de gevaren daarvan inzien en daarvan niets moeten hebben. God is een God van orde.
Een ander bezwaar is, dat de Evangelisatie gaat lijden aan de euvelen van zijn kwaliteit. Zij vormt een gemeenschap, men voert èen gemeenschappelijke strijd, men gaat aan elkander hechten en het wordt — bij wijze van uitdrukken —een knus kerkje, waarmede men zó tevreden wordt en waarin men zich zó thuis gevoelt, dat de kerk en de kerkelijke ellende niet meer ernstig worden genomen.
De ballingschap in de noodkerk wordt vergeten en de ijver voor de zuivere openbaring der kerk ter plaatse verslapt. Bovendien wordt ook de verscheidenheid van geestelijke spijzen wel eens een gevaar. ledere zondag een andere predikant! Als iemand altijd pasteitjes zou eten, zou hij met brood niet meer tevreden zijn.
De prediking van een eigen predikant, die 't aangezicht van zijn schapen kent en wiens prediking op de noden en behoeften der gemeente gericht is, is uit de aard der zaak pastoraal anders ingesteld.
Om een en ander te voorkomen, moet het bestuur van de Evangelisatie voortdurend werkzaam blijven in het zoeken en onderhouden van contact met de kerkeraad, beurten in de kerk zien te krijgen en, als die gegeven worden, in die beurten naar de kerk gaan en de Evangelisatie in die beurten sluiten. Ook dat vergt overleg tussen kerkeraad en Evangelisatie aangaande de vaststelling dier beurten en de predikanten, die gevraagd zullen worden.
Ik denk voorts aan de bediening der sacramenten. Zo enigszins mogelijk, moet men deze in de kerk doen plaats hebben. Er zijn altijd aangelegenheden te vinden, die met de kerkeraad kunnen worden besproken, als het betalen van de kerkelijke belasting, het houden van extra collecten voor kerkbouw of predikantsplaats. Men moet bezig blijven en vragen, gedachtig aan de weduwe, die wist te volharden en ten laatste gehoor kreeg.
Wij hebben reeds begrepen, dat het grote gevaar, dat evangeliseren in deze betrekkelijk veel voorkomende zin van samenkomsten-houdende minderheidsgroep bedreigt, daarin bestaat, dat zij een gemeenschappelijk van de kerk vervreemden in de hand werken, terwijl zij bedoelen naar de kerk toe te werken.
Dat geldt voor alle richtingen en wordt door de overgangsbepaling 238 zelfs bevorderd. De midden-orthodoxe groepen, die zich op de synode beriepen, welk beroep tot die bepaling heeft geleid, worden reeds zover van de legitieme prediking en de legitieme kerkedienst vervreemd geacht, dat men ze in de gelegenheid stelt nevengemeenten naast de legitieme te vormen, als om de weg te banen voor een geruisloze oplossing, die aan de een of andere kant afscheiding betekent.
De Hervormd-gereformeerden moeten steeds voor ogen houden, dat zij legitieme leden der Hervormd Kerk zijn en er naar streven, dat zij niet naast de kerk, maar in de kerk kunnen leven volgens de belijdenis.
De Evangelisatie kan een middel zijn om dat streven te helpen bevorderen in gemeenten, waar de gereformeerde prediking wordt gemist. Maar dan moet zij ook in dat licht worden beschouwd en dienovereenkomstig handelen.
Van groot belang is het, dat haar leden de financiële band aan de kerk onderhouden.
Met name ook en zeer nadrukkelijk blijve men getrouw op zijn plaats als ambtsdrager, indien men daartoe gekozen werd. Herhaaldelijk komt het voor, dat leden van een kerkeraad, die in meerderheid niet medewerkt aan de bevordering van de gereformeerde prediking, van hun post lopen, soms gezamenlijk, alsof de tegenstanders daardoor tot wijsheid zouden worden gebracht.
Dat moet uiteraard niet gebeuren. Men moet blijven zitten. Veelal geschiedt zoiets in een moment van opwinding, maar het is toch niet goed.
Uit al deze omstandigheden blijkt, hoe nuttig het is, dat ter plaatse, waar aanleiding aanwezig is of ontstaat om te overwegen, of men tot , , Evangelisatie" zal overgaan, een leiding gevend orgaan is, dat geen adviezen gaat vragen, als reeds verschillende stappen gedaan zijn, maar als men overweegt iets te ondernemen.
Het is velen uwer bekend, dat de weg naar het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond gemakkkelijk openstaat.
Er zijn omstandigheden, waarin er veel vóór is de Evangelisatie als een middel aan te grijpen in de worsteling om de gereformeerde prediking in enige gemeente, waar dit niet het geval is, op de kansel te brengen.
Doch als men daartoe alleen overgaat om te conventikelen, is er veel tegen.
De Evangelisatie moet een tijdelijk karakter dragen en uitzicht geven op een kerkelijke toekomst, ook al zal die slechts langzaam vervuld worden.
Evangelisaties, die een blijvend' karakter krijgen, zijn als zodanig verkapte of openbare , , scheurkerkjes".
Dit ernstige bezwaar te onderkennen is van groot belang.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1956
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1956
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's