Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BARTH'S VERKIEZINGSLEER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BARTH'S VERKIEZINGSLEER

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Zoals reeds opgemerkt werd, wijdt Berkouwer een hoofdstuk aan de triomf der verkiezing. Dat het triomfantelijke bij Barth in zijn verkiezingsleer niet minder uitkomt dan in zijn scheppingsleer zal niemand verwonderen, die ken­nis nam van zijn kijk op het nietige. Het is zelfs wat vreemd, dat de triomf der verkiezing niet als eerste werd behandeld, zowel door Barth zelf als door Berkouwer. De verkiezing gaat immers aan alles vooraf. (Vgl. Triomf der Genade, blz. 83).

Het zal ook geen verbazing wekken, als Berkouwer opmerkt, dat de triomf der verkiezing geen geïsoleerd gegeven is, maar, dat er een zeer nauwe samenhang is met de triomf der schepping en die der verzoening. Het is toch duidelijk, dat het in al deze stukken een en dezelfde grondbeschouwing betreft, welke wij in de leer van het nietige aantreffen.

Het eigenlijk thema van Barths theologie is het handelen Gods met het creatuur en dat handelen Gods wordt bepaald door de door Barth gestelde regel, dat het Ja Gods Zijn Neen involveert, een regel, waarvan de evidentie niet gemakkelijk zal kunnen worden bewezen.

De verkiezing komt er bij Barth op neer, dat God van eeuwigheid heeft besloten zo en niet anders God te zijn d.w.z., zoals Hij zich in Jezus Christus geopenbaard en zich tot de mens heeft gewend. Krachtens dit besluit  is het begin van al Gods werken genade — van huis uit genade — en Jezus Christus is de werkelijkheid en de openbaring van dit handelen Gods. (Vgl. voor verwijzingen naar K. D. Berkouwer Triomf der Gena­de, blz. 84). Het gaat in Barth's theologie dus om deze genadige God, over de God, zoals Barth Hem en Zijn eeuwig besluit voorstelt.

Van dit besluit wordt alzo de schepping afhankelijk gemaakt. Althans wordt de schepping door dit besluit bepaald.

Men kan dus veilig zeggen: dat de schepping volgens Barth bepaald wordt door het voornemen Gods om zich in Jezus Christus jegens de mens alzo te openbaren, zoals Hij zich in en door Hem geopenbaard heeft.

Deze genade-houding Gods gaat alzo aan alle schepping vooraf en daarom kan Barth ook zeggen, dat er geen geschapen natuur is, die niet in deze genade haar oosprong en bestaan heeft. In de oer-beslissing is God genadig en niet ongenadig. De triomf der genade als Schepper, Verzoener en Verlosser is daardoor dus gewaarborgd.

Barth wil niet weten van een eeuwig besluit Gods, zoals Calvijn hierover spreekt (en ook de Dordtse Canones), omdat deze opvatting geen genoegzame troost en zekerheid aangaande onze verkiezing zou geven.

Hij wil, dat de grond of het fundament der verkiezing in Jezus Christus is, zodat Jezus Christus niet slechts Uitwerker van het goddelijk besluit, maar de verkiezende God zelf is. Niet het besluit  van een verborgen God, maar de ver­kiezing Gods in Jezus Christus geopenbaard.

Dit klinkt althans wat de verkiezing in Christus aangaat, orthodox. Ook de belijdenis spreekt van de verkiezing in Christus (Dordtse Canones) en van Jezus Christus (Gel. bel. Art. 16).

De orthodoxe leer ontkent dus niet een verkiezing in Christus, doch het gaat over de interpretatie van Barth, die een andere is. Met zijn verkiezing in Jezus Christus bedoelt Barth iedere opvatting te bestrijden, waarbij Christus het middel wordt, waardoor de verkiezing, die vooraf ging, wordt gerealiseerd. De orthodoxe belijdenis daarentegen legt grote nadruk op het Middelaarschap van Christus.

Barth wil er alle nadruk op leggen, dat in Jezus Christus de verkiezing Gods om zo te zeggen voor ons staat. Daarom ook wijst hij er steeds op, dat Jezus Christus het subject der verkiezing, de verkiezende God zelf is. (Triomf der Genade, blz. 92).

Christus is waarlijk de openbaring en de spiegel der verkiezing.

Waar van verkiezing sprake is, moeten we denken aan één, die verkiest en één, die verkoren wordt, zo Barth.

Wij zijn van mening, dat het ook anders kan, n.l. waar van verkiezing sprake is, moeten wij denken aan één, die verkiest en één, een volk, een groep, velen, die verkoren worden.

Volgens Barth echter is Jezus Christus de verkiezende God zelf, maar Hij is ook de verkorene.

Wij wijzen op de parallel in deze beschouwing met de scheppingsleer. Daar werd Jezus Christus immers nadrukkelijk als subject der schepping door Barth aangewezen. Hier als het subject der verkiezing.

Als Hij niet zelf de verkiezende God was, dan zouden wij volgens Barth voor de eigenlijke verkiezing buiten Christus om moeten zoeken naar de „Ur-und Grundentscheiding Gottes" (de oorspronkelijke en fundamentele beslissing) in een „decretum absolutum". (Vgl. Berkouwer Triomf der Genade, blz. 93 verwijst naar K. D. II. 2. pag. 113, 115). De verkiezing is in Christus Jezus historische werkelijkheid.

De verkorene Jezus Christus is de van eeuwigheid verkorene mens en wij zijn in Hem verkoren.

Dat kan weinig anders willen beduiden als een aanwijzing, dat Hij de ons verkiezende God en onze verkiezing is.

Dat moet wel zo zijn, anders is het onbegrijpelijk, dat Barth's beschouwing de onzekerheid onzer verkiezing wil wegnemen, door wat hij noemt de triomf der verkiezing.

Barth kan zich wel beroepen op de vrijmacht Gods en daarmede de mening, dat hij een algemene verzoening leert, afwijzen, maar zijn verkiezingsleer is algemeen en de verwerping treft slechts één mens, n.l. Jezus.

Ook de verwerping komt derhalve in Barth's verkiezingsleer ter sprake.

Wij kunnen, na hetgeen werd opgemerkt van het nietige, verstaan, dat, aangezien Jezus Christus wordt voorgesteld als de verkiezende God, met andere woorden als God zelf, die ja zegt, ook het goddelijk neen voor de dag komt. Er is immers volgens Barth geen verkiezing zonder verwerping. Als Jezus Christus de verkiezende God is, is Hij ook de verwerpende God. De verkoren mens is ook de verworpen mens.

Omdat Hij de verkiezing is, is Hij ook de verwerping. Daarom moet Hij lijden en sterven. En omdat Hij God zelf is, maakt God in Hem zich zelf tot de verworpene, althans God maakt de verwerping tot Zijn eigen zaak. (Triomf der Genade, blz. 96).

Hij wordt getroffen door het gericht en niet zij, die in Christus zijn verkoren.

Barth meent op deze wijze een correctie te hebben aangebracht in de orthodoxe verkiezingsleer.

Wij willen gaarne Barth's verkiezingsleer ernstig nemen, maar een correctie van de reformatorische leer der praedestinatie kunnen wij daarin met onze beste wil niet waarderen en wij zijn er zelfs niet zo zeker van of Barth zelf zozeer van het Schriftuurlijke dezer correctie.overtuigd is. Juist, omdat hij zich verzet tegen de voor de hand liggende consequentie van deze leer, welke door velen gevoeld en ter sprake gebracht werd: de apokatastatis pantoon, er op neerkomende, wat men in de gemeente algemene verzoening noemt.

Dit te meer, omdat Barth's antwoord op desbetreffende vragen zo weinig duidelijk en bevredigend is. (Vgl. Triomf der Genade, blz. 107 v.v.) en hij toch nog blijft spreken van de schaduwen van de vloek in verband met ongeloof en van gevaar. Ook de wijze, waarop hij over de verwerping van Israël of het verworpen Israël en over Judas de verrader spreekt. En vooral zijn ijver om toch een open prediking te bevorderen.

Het is althans duidelijk, dat predikers, die Barth's dikwijls radicale uitspraken over de triomf der verkiezing en de in en door Christus voor allen weggedragen verwerping, zouden prediken zonder van de schaduwen van het ongeloof te gewagen, binnenkort hun kerk leeg zouden preken. En dat wel om de eenvoudige reden, dat degenen, die met de waarlijk voor de hand liggende conclusie naar huis gingen : het is alles in Jezus Christus voor mij volbracht, mijn ongeloof kan het besluit Gods niet te niet maken, als verworpene ben ik toch verkoren, de volgende week niet nodig hadden nog eens terug te komen om de boodschap van zulk een triomf der verkiezing andermaal te vernemen.

Degenen, die minder vertrouwen in de prediker en zijn boodschap stellen, hebben ook geen behoefte nog eens te komen en gaan een ouderwetse preek horen.

Ook Berkouwer is. van mening, dat het verzet van Barth tegen de apokatatasis verband houdt met zijn opkomen voor de open situatie der prediking. (Vgl. Triomf der Genade, blz. 110).

Barth is niet gerust op de praedestinatieleer van Calvijn, met name ten aanzien van de verkiezing in Christus, welke wel door hem werd geleerd, maar ronduit gezegd niet gefundeerd zou zijn, en slechts pastorale waarde zou hebben.

Ook vindt Barth, dat het in de leer van Calvijn ontbreekt aan de zekerheid en troost onzer verkiezing.

Met name die zekerheid meent Barth naar voren gebracht te hebben door zijn leer van Jezus Christus de verkiezende God en de verkoren mens, waarom Jezus Christus door hem het fundament der verkiezing wordt genoemd en een ware spiegel der verkiezing. , .

Intussen is het wel zo, dat de praedestinatie dikwijls deterministisch wordt voorgesteld en dan aanleiding geeft tot lijdelijkheid en aan het gevoel van verantwoordelijkheid niet bevorderlijk is.

Er blijft echter van de correctie van Barth, afgezien van de principiële waardering van zijn leer, niet veel over, als hij bezorgd moet zijn over de prediking van de triomf der verkiezing en naar de ervaring leert zeer terecht. Want van deze prediking mag met recht gevraagd worden : maakt deze leer geen zorgeloze mensen ?

Doch ook uit principieel oogpunt roept zijn voorstelling nog al bezwaren op.

Het voornaanste bezwaar komt o.i. naar voren in, de vergelijking van zijn krasse uitdrukkingen en de toon van de Heilige Schrift.

Daarbij hebben wij vooreerst het oog op zijn voorstelling van de verkiezing in Jezus Christus.

Barth wil ons doen geloven, dat Jezus Christus de verkiezende God zelf is en dan valt bij hem de nadrxik op Jezus, dus op de mensheid.

Ook bij de leer der schepping, zoals Barth daarover spreekt hebben wij datzelfde opgemerkt.

Gelet op de éénpersoonlijkheid, dus op de Persoon van Christus, kan men niet weerspreken, dat het Ik van de tweede Persoon van het goddelijk Wezen ook het Ik is van Jezus van Nazareth, omdat Christus de menselijke natuur heeft aangenomen door geboren te worden uit een vrouw. De Heere uit de hemel verschijnt in het vlees, is vlees geworden en draagt de naam Jezus.

Dat Ik is de Heere uit de hemel (vgl. 1 Cor. 15). Als de Zoon des Vaders en met Hem de Heilige Geest heeft Christus zeker deel aan de Raad Gods aangaande de schepping en verkiezing en aan al de werken Gods. Hij vereenzelvigt zich met de Vader immers, als Hij zegt: Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Ik en de Vader zijn één. (Joh. 12:45; 14:9; 10:30).

Theologisch zal men dus niét kunnen ontkennen, dat de tweede Persoon, d.i. de Christus, deel heeft in de verkiezing en Hem kan men in zoverre de verkiezende God noemen.

Indien nu de Heere Jezus Christus zich in dien zin had uitgelaten en b.v. gezegd, dat Hij de verkiezende God is, zou men tegen Barth's bewering weinig kimnen inbrengen. Maar dat lezen wij niet, en de mededeling van Lucas 6 vs. 13, dat Hij. Zijn discipelen tot zich riep en er twaalf verkoos, geeft geen grond voor een dergelijke conclusie.

De vereniging der menselijke met de goddelijke natuur in enigheid van één Persoon, geeft aan de mens Jezus zeker deel aan de werken van de Zoon. Intussen zijn de werken, die Hij gedaan heeft, geschied, toen Christus nog geen vlees was geworden. Wij denken aan de Raad Gods vóór de grondlegging der wereld en aan de werken van schepping en openbaring, die Christus heeft volbracht vóór Zijn vleeswording. Daaronder hoort ook de verkiezing, welke terug gaat tot vóór de grondlegging der wereld. (Efeze 1:4).

Wat ook van heel groot belang is voor onze vergelijking, is het feit, dat de Heere Jezus Christus zich nooit uitdrukt op een wijze, die de stelling van Barth waarschijnlijk zou kunnen maken. De kerk heeft dat dan ook nooit opgemerkt in de bijna twintig eeuwen harer openbaring. Dat mag wel enigermate tot Barth's verwondering zijn.

Daarentegen mag het opvallend heten, dat de Christus spreekt van degenen, die de Vader Hem gegeven heeft. (Joh. 17 : 9 V.V.), van degenen, die door het woord der apostelen in Hem zullen geloven (17 : 20).

Hij zegt; dat niemand tot Hem komt, tenzij de Vader hem trekke. (Joh. 6 : 44).

Hij spreekt van het Vaderhuis met zijn vele woningen. (Joh. 14:2).

Altijd gaat het over de wil des Vaders. Hij komt om de wil des Vaders te doen. Hij noemt hen broeders en zusters, die de wil des Vaders doen.

De Zoon kan niets van Zichzelven (Joh. 5:19).

Al deze en dergelijke spreekwijzen kimnen toch niet de indruk wekken, dat de Heere Jezus Christusi, zich als de verkiezende God zelf heeft willen openbaren, maar zijn eerder geschikt dat te verhullen achter de gestalte van de lijdende Knecht des Heeren.

Het getuigenis van de Christus zelf kan geen steun verlenen aan de voorstellingen van Barth.

Anders is het met het verkoren zijn. De Schrift getuigt, dat de Vader getuigenis geeft: Deze in Mijn Zoon, Mijn geliefde, in welke Ik een welbehagen heb. (Matth. 3 : 17).

Hij is de Verkorene : vgl. Matth. 12 VS. 18 : Mijn Knecht, welke Ik verkoren heb.

Barth legt er alle nadruk op, dat God van den beginne Jezus Christus bedoeld heeft en dat Hij dus zó de door God gegeven mens is, of eigenlijk God-mens is.

Wij hebben er reeds eerder op gewezen, dat het woord van Petrus : der goddelijke natuur deelachtig worden, wijst op de bedoeling Gods om in zo nauwe gemeenschap met de mens te treden, dat van zulk een deelachtig zijn kan worden gesproken. (Vgl. 2 Petr. 1:4).

Dat in Jezus Christus die mens naar Gods voornemen is geopenbaard en werkelijkheid is geworden, kan met de Heilige Schrift voor ons niet worden bestreden.

Paulus sprekende over de opstanding, onderscheidt aardse en hemelse of natuurlijke en geestelijke mensen. Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid en een geestelijk lichaam wordt opgewekt. De eerste mens is uit de aarde aards, de tweede mens is de Heere uit de hemel. Hoedanig de aardse is, zodanig zijn ook de aardsen en hoedanig de hemelse is zodanig zijn ook de hemelsen, en gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des hemelsen dragen. (1 Cor. 15 : 43 v.v.)

De verkoren mens is alzo de hemelse mens en deze is een nieuwe schepping Gods in Christus.

Inderdaad geloven wij ook, dat het in de eeuwige verkiezing Gods gaat om die hemelse of geestelijke mens in Christus Jezus.

Daarom geloven wij ook aan een verkiezing in Christus, want die in Christus is, is een nieuw schepsel. (2 cor. 5 : 17. Gal. 6 : 15).

De verkiezing Gods van deze mens wordt door een scheppende daad Gods begeleid en zoals alle dingen door Christus als het Woord geschapen zijn, is Hem ook het werk der herschepping toebetrouwd. Geschapen in Christus Jezus tot goede werken, opdat wij in deze zouden wandelen. (Efeze 2 : 10).

In al deze dingen wordt de Christus dus als Middelaar voorgesteld. Zowel aan de herscheppende arbeid door lijden en sterven heen als aan het Middelaarsschap heeft de menselijke natuur in Jezus Christus doel. Jezus Christus is de Verkorene Gods, de Middelaar, Verlosseer, Herschepper der menselijke natuur.

Maar de in Christus verkoren mens is de nieuwe, de opgestane, de verrezene mens.

(Wordt voortgezet)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1956

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

BARTH'S VERKIEZINGSLEER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1956

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's