Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PREEKSTIJL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PREEKSTIJL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

V

Stijl — en hetzelfde geldt voor preekstijl — is. in zijn algemeenheid niet gemakkelijk te omschrijven. Natuurlijk kan men van een bepaalde stijl, neem de renaissance-stijl, de roccoco-stijl, of, om dichter bij ons onderwerp te blijven, de gothische kerkstijl, de protestantschristelijke kerkstijl", want die is er ook — men denke in dit veriband aan de Westerkerk in Amsterdam, bij de j.l. Rembrandt-herdenking een , , oerprotestantse kerk" genoemd — wel bepaalde karakteristieken geven. Maar in het generaal gesproken heeft stijl iets ondefinieerbaars. Wat men er mede bedoelt en op het oog heeft, laat zich beter aanvoelen dan omschrijven. Ik heb dan ook niet zonder opzet van een definitie, of : zelfs een poging daartoe, tot nu toe mij onthouden.

Toch zal het goed zijn, bij de vraag, die wij nu onder ogen hebben te zien, de vraag naar een gereformeerde preekstijl, of nog anders: een preekstijl, geschapen door het gereformeerde protestantisme, een definitie te geven. De beste — ik vond ze in een Encyclopdaedisch Handboek van het moderne denken — lijkt mij wel deze: , , Stijl is eenheid in het veelvormige". Ik meen, dat deze omschrijving ons kan dienen bij het zoeken naar een antwoord op de gestelde vraag.

Er is in het preekwerk, ons nagelaten door de gereformeerde predikers van professie, veelvormigheid en rijke verscheidenheid. Ieder, die zich er wel eens in verdiepte, zal dat beamen. Leg maar eens naast de preken van Calvijn, die van latere predikanten uit het gereformeerd kerkelijk leven hier te lande, in de bloeitijd en de tijd van verval. Bij deze predikers was de schematiek nogal rijkelijk aanwezig. We merken daarin ook doorwerking van de klassieke rhetorica of welsprekendheidskunst.

Soms ook een pralen met geleerdheid en uitstallen van een zekere kennis van de grondtekst, — vakmanschap, welke, in de studeerkamer, doch niet op de kansel thuis hoort — welke bij Calvijn geenszins wordt aangetroffen. Dienaangaande merkt deze op, dat hij niet , , philophice" spreekt, , , in een geheimtaal, even duister als ingewikkeld. Hij acht : zich geroepen , , zo eenvoudig mogelijk de Waarheid'Gods voor te stellen", waar hij , , als dienstknecht Gods tot de gemeente Gods" heeft te spreken".

Sommigen vonden zijn preekstijl — dit woord is niet bedoeld in literaire zin, maar te nemen als , , heel de wijze van prediking, waaraan hij zich bij het spreken tot de gemeente verbonden voelde" — , , al te sober en simpel om de populaire vorm". Hij merkt daartegen op, dat , , de taal van de Schrift" ook gewoon is en , , voor het volk". Van een , , opsieren met praal" wil hij niet weten. Niemand mene, dat hij , , de welsprekendheid veracht". Daarvoor is hij te klassiek gevormd. Ze kan volgens zijn inzicht , , hulpdiensten" verlenen. Ds. W. H. V. d. Vegt, aan wiens inleiding tot , , Het gepredikte Woord", Preken van Johannes Calvijn", ik in het voorafgaande en ook hierna een en ander ontleen, zegt dat het een enkele maal bij de meester , , op het profane af is". Soms kan hij geestig zijn, b.v. , , als hij spreekt over een heilige als St. Christoffel, die nooit geboren is, of over de zonen des donders, die hun welsprekendheid niet van hun vak hebben, want die zou dan gericht moeten zijn op de vissen, die van nature stom zijn". Hierin zou verwantschap met de mannen van de deatribè kunnen gezien worden, die ook soms een dergelijke wijze van zeggen bezigden. Of werkte hierin meer de franse geest door ?

Calvijn was afkerig van , , vergeestelijken". Hij wilde de letterlijke zin van de Schrift eenvoudig en zakelijk. Hierin staat zijn prediking dichter bij de Schrift dan die van Luther". De wijze van spreken hangt ook samen met wat hij heeft te verkondigen. Bij de ontvouwing van de zoetheid van het Evangelie zal de wijze van spreken , , zo melodieus mogelijk moeten zijn". , , Alleen als men naar het Woord Gods hoort, wijzigt zich toon en stijl der prediking". Tot Calvijn's preekstijl , , zal men tenslotte ook nog moeten rekenen om gehele Schriftgedeelten als vervolgstof te behandelen".

Ds. V. d. Vegte besluit zijn uiteenzetting betreffende , , de stijl der prediking" met de woorden : , , De stijl der hedendaagse prediking zou er ongetwijfeld geen schade van lijden, wanneer dit beginsel der , , Reformatie" weer meer tot gelding kwam".

Nu heeft wijlen prof. Biesterveld in zijn: , , Calvijn als bedienaar des Woords" de mening geuit, dat in onze tijd iets meer , , schematiek" gewenst. Ik laat dit alles voor wat het is. Men heeft uit een en ander kunnen zien, dat het sociale element in de zin van horen en niet willen horen van het Woord, mede invloed heeft op de preekstijl. Het was mij echter met de gegeven aanhalingen vóór alles te doen om in het licht te stellen, hoe, afgezien van welke invloeden ook, het wezen der prediking, de vorm en de wijze van uitdrukking, in één woord de stijl, heeft geschapen. En dit is bij alle onderling verschil, dat er in de gereformeerde prediking valt te constateren, het allen gemeenschappelijke.

Zo gaat de vraag klemmen, hoe wij dat essentiële, dat wezenlijke, hebben te zien.

Men zal zich herinneren, dat Hoekstra als wezen der prediking de omschrijving geeft: , , Verklaring en toepassing van het Woord Gods". Letterlijk zegt hij : , , Het wezen van de bediening des Woords bestaat hierin, dat zij is de verklaring en de toepassing van het Woord Gods, geopenbaard in de H. Schrift". Hij voegt daaraan toe : , , in de vergadering der gemeente des Heeren". (blz. 157). De modulatie, welke ds. D. van Dijk hiervan geeft: , , prediken is het toepasselijk verklaren van Gods Woord", ligt mij minder, om de consequentie, die hij hieraan geeft in de uitwerking, — waarop ik reeds wees in het vorig artikel. — Doch evenzeer omdat er bij deze wijziging van Hoekstra's omschrijving gevaar is, dat de , , toepassing" in gedrang komt, en daarmede het subjectieve element, waarvan Hoekstra de noodzakelijkheid bijzondere nadruk geeft.

Men kan van mening zijn, dat de bijvoeging „gemeente des Heeren", die Hoekstra in zijn verdere uitwerking geeft, toch ook wel in zich kan sluiten, dat er gevaar is van te veel te veronderstellen, alsof deze benaming in zich zóu sluiten, dat wie ze gebruikt, ieder, die in de gemeentelijke samenkomst aanwezig is, voor een gelovige in de ware zin des woords zou houden. Maar dan wijs ik, ter bestrijding van die veronderstelling, op wat wij vinden bij Calvijn. Hij spreekt in zijn prediking tot , , het volk Gods", in de zin, dat Jeremia, het afvallige Israël in zijn dagen , , bij het diepste punt van hun afval, nog Gods volk" ziet. Doch hij voegt er terstond aan toe, niet omdat , , ze zich als zodanig gedragen, niet , , honoris causa", maar om ze te meer in hun schande openbaar te maken, dat zij — als Gods uitverkoren volk — zo verstandeloos zijn".

Nu kan men opmerken, dat „uitverkoren volk" hier niet in pregnanten zin is bedoeld, niet in de zin van verkoren tot zaligheid. Dat zal wel. Maar hoe dat ook zij, Calvijn spreekt in tweeërlei zin van volk Gods en kinderen Gods.

„Er zijn geestelijke en vleselijke kinderen Gods, ware en valse Israëlieten. Deze, laatsten horen wel uiterlijk tot de kerk, maar slechts tot de zichtbare. Het zijn geen levende leden van het lichaam van Christus en als zodanig gedegenereerde kinderen, bastaarden. En hier loopt de scheidingslijn, die Calvijn in z'n prediking onverbiddellijk trekt. „Hij weet het uit de Schrift en de ervaring bevestigde het hem, dat er in de kerk onderscheid moet gemaakt worden". Hij spreekt, wat dit betreft, bewust tot gelovigen en ongelovigen, die hij „rebellen tegen God", vaak ook „hyprocrieten" noemt, wier zonde hij hun aanzegt. „Er is",  zo zegt hij, „geen groter zonde dan ongeloof". „Zo acht hij het voor de prediker eis van voorzichtigheid, rekening te houden met de rijk gevarieerde situaties, waarin een kerk geschakeerd is". En daarom „moet men bij de leer voegen opwekkingen, zelfs vermaningen en bedreigingen, omdat niet alle leden van eenzelfde geest zijn en van één natuur".

Ik heb hierin een korte samenvatting gegeven van wat men uitvoeriger kan vinden in de „Inleiding", in, deel I van „Het gepredikte Woord". En hierin nu gaat het om de , , toepassing", waarvan Hoekstra spreekt, het subjectieve element, waarvoor hij zeer zeker oog heeft: Hij verwijst in dit verband naar wat wijlen prof. J. H. C. van Leeuwen uiteenzette in zijn „Objectieve-subjectieve prediking", verschenen in De Waarheidsvriend en later in Maassluis uitgegeven.

Het Woord Gods, waarom het in de prediking moet gaan, is het Woord, dat God heeft gegeven voor Zijn volk. Het moet er door verwekt worden. (1 Petr. 1 : 21), er door ontdekt worden (Psalm. 19) ; het moet er door tot geloof en bekering komen (Psalm 19) ; het moet er door komen tot de genieting des levens (Joh. 5) ; het moet er door gesterkt en vertroost worden (vertroosting der Schriften) ; het moet er door geoefend worden, in één woord, het moet er door leren leven , , coram Deo", als in de onmiddellijkè tegenwordigheid Gods, opdat het verkondige de deugden des Heeren, Die, het uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.

Daarom heeft bij de voorbereiding van de prediking, bij de tekst, waaruit men zal prediken, dit de vraag te zijn : , , Welke is de boodschap Gods tot Zijn volk, in deze Schrift vervat. En als wij die scherp hebben mogen onderscheiden, — en het is alleen de H. Geest, de Auteur der Schriften, Die het ons kan en wil geven — dan zullen we óok ontdekken, wat dit Woord heeft te zeggen tot de anderen in hun velerlei nu­ancering. En dan zullen we ook , , een woord voor de wereld" hebben. Ik meen, dat als zó het wezen der prediking is, dit wezen ook heden een reformatorische preekstijl zich vormt, een preekstijl, die vrucht der tijden èn vorm van deze tijd zal zijn.

Maar dit essentiële vraagt een trinitarische prediking, want de Schrift is trinitarisch ; zij is de openbaring van de God des Verbonds in Zijn drievuldige heerlijkheid. Dan wordt de preek theologisch en naar eis des Verbonds. Dan gaat het, naar ons doopsformulier zo treffend zegt, om God, de Vader, Die met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt en daartoe ons Christus beschikt, om ons te wassen in Zijn bloed, ons in de gemeenschap Zijns doods en Zijner wederopstanding inlijvende; alzo, dat wij van onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden, en dat alles in de toeëigening en toepassing des Heiligen Geestes, van wat Christus verwierf om in ons te wonen en ons tot lidmaten van Christus te heiligen in de dagelijkse vernieuwing des levens".

Tot deze gereformeerde preekstijl behoort ook dat er niet in gemist worde het drievoudige — het is immers correlaat met het trinitarische, dat niet mag ontbreken — , , ellende, verlossing en dankbaarheid". Niet, om het als schema of verdeling boven elke prediking te plaatsen. Dat zou dwaas zijn en zelfs tegen de Schrift. Dan is de prediking geen Dienst des Woords. Neen, het moet er zijn naar de tekst het eist, en dan zal de ene maal dit en een andere keer een ander element in die prediking de nadruk ontvangen. Maar immer moet het zijn naar de veelkleurige wijsheid Gods en in menigerlei verscheidenheid der genade. En naar de Geest aan ieder prediker gave en talent schonk en uitdeelde. Want iedere preek moet iets eigens hebben, iets van het eigene, waarmede God zegende, het zij veel of weinig. Het talent moet ontwikkeld en niet weggeborgen in een zweetdoek. , , Want die niet heeft, dien zal ook ontnomen worden, wat hij heeft".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

PREEKSTIJL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1956

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's