Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERMAN WITSIUS I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERMAN WITSIUS I

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar Witsius 3 jaar vóór W. á Brakel overleed, geven we hem hier de voorrang. Dat is juist naar de tijdsorde, maar ons zal wel blijken, dat we zakelijk de orde toch beter omkeerden en W. á Brakel eerst behandelden. Want vooral bij Witsius merken we de sporen aan een komende tijd van verstandsverheerlijking op, die we bij W. á Brakel zo nog niet vinden.

Witsius is onder onze kerkmensen even weinig bekend als Saldenus. Dat is niet zo'n groot wonder: de hoofdmoot van zijn geschriften is academisch en niet voor het volk. Maar een paar van zijn werken zijn populair en die zouden in breder kring kunnen bekend geworden zijn. Dat is intussen uitgebleven.

Witsius' leven is spoedig verhaald. Hij leefde van 1636—1708. Evenals Van Lodenstein was hij van gegoede familie, een omstandigheid, die we indertijd toejuichten en ook hier met ingenomenheid begroeten. De meeste predikanten waren uit , , de cleyne luyden". Dat heeft veel voor : zo staan de herders dicht bij de schapen en kennen ze. Maar het heeft tégen, dat ze zo licht niét zover boven hun gemeentenaren uitsteken, als dat voor leiders en voorgangers toch wel onmisbaar kan heten. In de 19e eeuw zien we het een tijdlang terugkeren (o.a. onder invloed van het Réveil), dat zonen uit aanzienlijke geslachten zich aan de evangeliebediening verbinden. Daarna is het weer sterk op de achtergrond gekomen.

De familie Witsius (wat minder deftig : Wits) komt uit Enkhuizen en zat daar in de regering. Herman ging ter studie, na de latijnsche school te zijn afgelopen, naar Utrecht, waar Voetius naam en school maakte. Voor de afwisseling heeft Herman ook nog in Groningen gestudeerd, onder Maresius, over wien we te goeder uur nog wel eens iets hopen te schrijven. Maresius is col­lega en geestverwant van Voetius, maar leeft met hem op gespannen voet, zo niet op voet van vijandschap. Pas na lange jaren hebben vrienden van beiden een verzoening weten te bewerken, die o.i. meer zakelijks had (het plan n.l. om nu te eendrachtlger tégen de Coccejanen te velde te trekken), dan een echt persoonlijk karakter. De oorzaak van deze tweespalt tussen , , broeders" lijkt ons te liggen in zekere jalousie, o.i. zeer sterk komend van de kant van Maresius, en dan in een verschil van geaardheid. Voetius is, met de mannen van de Nadere Reformatie, voorstander van een stijl van het christenleven, die we juist aanduiden, als we zeggen: die volop deelneemt aan het leven in de tijd, in Kerk, Staat en wetenschap, maar die er kritisch tegenover staat, d.w.z. ze niet zonder reserve aanvaardt, maar alle tijdelijke dingen wil doorstraald en geadeld zien door het licht der eeuwigheid. Dat komt uit, zoals we al verschillende malen zagen, in een afkeer van luxe, van overdaad in kleding en spijs en drank, in de afwijzing van toneel, dans, pruik, enz. Deze levensstijl kunnen we puriteins noemen, maar evengoed en beter Calvijns en dus goed gereformeerd. Ze vraagt van de gereformeerde christen, dat hij met , , precysheid", dus voluit en tot in de puntjes en vooral niet rekkelijk sta tegenover Gods eisen, juist inzake de heiliging van het leven.

Deze „preciese" levensstijl heeft de mannen van de Nadere Reformatie bekoord. En we merken onder hen ook wel enkele Fransen op, althans Zuid- Nederlanders, zoals Taffin, Daneau, maar in hoofdzaak hebben die Zuid- Nederlanders, die sterk op Frankrijk zijn georiënteerd, deze Voetiaanse levensstijl te onvrij, te , .wettisch" geoordeeld en haar dus afgewezen. Onder die afwijzers hoort ook Maresius. Zijn beide zoons speelden een zeer onfraaie rol in het proces tegen De Labadie en ook daar heeft een afkeer en haat tegenover dat „piëtisme" een droevige rol gespeeld. Dit verschil in ligging deed Voetius en Maresius eigen wegen gaan en, daar Voetius veel meer invloed had dan Maresius, moet dat ook wel jalousie hebben opgewekt bij de Groningse „collega", met al de rampzalige gevolgen, die deze ondeugd pleegt te hebben.

Merkwaardig dus in alle geval, dat Witsius, na Voetius te hebben gehoord, een tijdlang bij Maresius studeert. Het openbaart in Witsius althans een niet benepen houding en een lust, om zelfstandig te oordelen. Uiteindelijk heeft o.i. Maresius hem niet meegekregen. Witsius is stellig meer Voetiaan dan Maresiaan, zij het dan met die gepaste gematigdheid, die we bij de theologen zien opkomen, naarmate de tijd voortgaat. Van de invloed van Coccejus op Witsius, die dit alles mede verklaart, spreken we nader.

Als de studie achter de rug is (gelukkig bleef ze levenslang bij Witsius voor de borst en aan het hart liggen), wordt Witsius predikant. Merkwaardig : eerst in Westwoud en Wormer in Noord-Holland, plaatsen, die nu al lange tijd aan de vrijzinnigheid ten prooi gevallen zijn, dan in Goes en tenslotte in Friesland. Daar moet Witsius gemak van gehad hebben, dat hij een flink deel van ons land uit eigen ervaring kent.

Na 18 jaar predikant te zijn geweest, wordt Witsius dan in 1675 hoogleraar in Franeker, die Friese Academie, die eigenlijk nooit recht heeft willen bloeien en vóór ruim een eeuw is opgeheven. Na 5 jaar wordt hij naar Utrecht beroepen, tot de dubbele taak van predikant en hoogleraar, zoals ook Voetius dat had gecombineerd.

We glimlachen even, als we dat zo lezen. Stadspredikant en hoogleraar aan een niet zó zwaar bezette faculteit, dus met vele vakken. Goede oude tijd, toen dat nog kon samengaan. De eerlijkheid gebiedt intussen, dat deze combinatie, die we stellig ideaal achten voor een theologisch hoogleraar, die immers het ambt wil dienen en het dus goed dient te kennen, ook wel schaduwkanten heeft. Tenslotte is deze zware taak onze , , Atlas" te zwaar geworden en als dan Leiden hem aanbiedt een leerstoel zonder predikantsverplichtingen (hoewel wèl weer verbonden met het regentschap van het z.g. Staten-College, het huis, waarin alle studenten die een beurs genieten, wonen), laat Witsius zich op 62-jarige leeftijd nog verlokken naar Leiden te gaan, waar hem nog tien jaren dienst beschoren waren. Hij overleed er in 1708, maar is in zijn grafkelder in de Buurtkerk in Utrecht bijgezet.

Zover de schets van een vrij rustig leven, dat intussen toch ook z'n onrust gekend heeft. Dat blijkt al aanstonds, als we de reeks van werken overzien, die Witsius heeft nagelaten. Die alleen academisch betekenis hebben, laten we rusten, en beperken ons tot de populaire. En daarin staat dan vooraan een jeugdwerk, dat we intussen tot zijn beste werken rekenen, de vermaarde Twist des Héren met Zijnen wijngaard (1669). Het kost weinig moeite, uit die titel al de Voetiaan, de vriend van een Nadere Reformatie van volk en Kerk, te herkennen. Zo kritisch plegen de Coccejanen, behalve in hun natijd, zich niet uit te drukken. Zij zijn cultuurlievender en meer optimistisch. Maar Witsius' zet de boetbazuin aan de mond, zoals de Teellinks en Van Lodensteins dat gedaan hadden. Hij ziet, hoe het scheef en fout gaat in Kerk en Staat en roept tot bekering.

Zijn boek is op allerlei manieren belangrijk. Het geeft op heel z'n tijd een leerzame kijk. Het doet zien, waar hij vooral de gevaren zag. Zeer bijzonder gaat zijn protest tegen de „nieuwe filosofie", die. van Cartesius, - die zich in de Kerk is gaan verbinden met de theologie van Coccejus, zeer tot ongenoegen en zorg van Voetianen. We herinneren ons, hoe Voetius en zijn kring tegen deze filosofie waarschuwde (trouwens hier stond Maresius naast Voetius) en we zullen dan uit deze kant van Witsius wel mogen opmaken, dat hij niet voor niets in Utrecht studeerde.

Toch lijkt ons zijn verweer tegen Cartesius uiteindelijk zwakker dan dat van Voetius. Het eigenaardige, van die genoemde filosofie is, dat het aan het denken, aan de rede van de mens, zo grote plaats geeft. Aanvankelijk is het nog wel de bedoeling, dat inzake de , , waarheden", die de openbaring kent, de rede eenbiedig haar onhevoegdheid en onderwerping erkenne en aanbiede, maar die houding verandert in de loop van de tijd en al meer wordt de rede, het denkvermogen, rechter in geloofszaken, die tenslotte stelt, dat de openbaring niet strijden kan en mag met de rede. Wat dan wel moet uitlopen op de overtuiging, dat dus openbaring en rede één en hetzelfde bedoelen en zijn en die openbaring in de echte zin dus overbodig is.

Voetius heeft dat blijkhaar intuïtief diep gevoeld en daarom zo heftig gereageerd. Bij hem heeft het verstand, het redeneervermogen, alleen een dienende functie. Maar bij Witsius vinden we (we zullen er t.z.t. op wijzen) een veel verder gaande waardering van de kracht der rede. Het gevaar, dat Voetius zag komen, zien wij al enigermate in zijn collega Witsius. Dat doet ons zeggen : óf Voetius ook gelijk had, dat hij te wapen riep. Dubbel jammer, dat zijn wapenen niet scherp genoeg waren en dat ze ook niet in allen dele op een loutere wijze werden gevoerd. Dit heeft hem deze strijd doen verliezen en veroorzaakte, dat de Nadere Reformatie na hem al meer gevaar liep tot een afkeer van alle filosofie te komen en niet alleen van een ontspoorde en heerszuchtige, terwijl tevens uit afweer tegen die kille redeverheerlijking • dan in de conventikelkring een neiging naar mystiek openbaar wordt, die al te vaak ongezond werd, en wel kwam tot de gedachte : hoe mysterieuzer en hoe onredelijker, hoe echter en hoe dieper. Dat is dan ook een verheerlijking van de rede, maar dan met een minteeken ervoor, dus van de onredelijkheid. Beide is even onbijbels en ongereformeerd. Voetius heeft in één van z'n disputaties: Over gebruik en misbruik van de rede in de Theologie, hierover behartigenswaardige dingen gezegd. Deze disputatie vindt u (in het latijn) in deel 1 van de Disputationes selectee (uitgekozen disputaties), ook in het bimdeltje, dat dr Kuyper, daar weer van uitgaf in de Bibliotheca Reformata. Het is géén lichte kost!

Witsius wil dus geen Cartesiaan zijn. Hij wil ook geen „scholasticus" blijken, d.w.z. een theoloog, die afgetrokken', scherp geslepen, ingewikkelde wijsgerige begrippen in de theologie gebruikt. Daarin wijkt hij van Voetius af, die dat; zij het gematigd, wèl deed en b.v. de Logica, de redeneerkunst, voor de the­oloog en de predikant uitermate belangrijk vond. Wij zijn tegenwoordig genéigd daarop: neen te zeggen. Als we maar niet vergeten, dat een verwarde preek of dito college geen nut sticht en dat het to.v. een dominee in een zeer gemengde gemeente goed van pas komt, op huisbezoek z'n tegenspreker ordelijk te kunnen antwoorden. Al zeggen we er bij : dat tenslotte het hart en niet de logica tot theoloog maakt.

Witsius wijst de scholastiek af, maar zoals we zoeven vaststelden, wordt hij toch slachtoffer van een veel te grote verering van het menselijke denken.

Witsius' Twist des Heren is een lezenswaardig boek. Het werkt breder uit, wat voorgangers (Teellinck, Udemans) begonnen. Het vindt straks gerede navolging, zo in Fru'ytier's Sion's worstelingen, waarover we later nog spreken. Ook het werk van Comrie-Holtius Ontwerp van het Examen van Tolerantie, dat ook nog eens ter sprake moet komen, hoort in deze serie thuis.

Dan wint de verdraagzaamheid het, al blijft Van der Groe de trompet steken. In de tijd van het Réveil komt dit soort werken terug, zo Da Costa: Bezwaren tegen de geest der eeuw, de geschriften van C. M. v. d. Kemp en Groen van Prinsterer's Ongeloof en Revolutie.

Daar merken we tevens op, hoe de gereformeerde vleugel van het Réveil aan de Nadere Reformatie verwant is..

V. d. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HERMAN WITSIUS I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's