Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

11 minuten leestijd

De voormelde verkiezing is niet menigerlei, maar een en dezelfde, van al degenen, die zalig worden, beide in het Oude en Nieuwe Testament. Aangezien de Schrift ons een enig welbehagen, voornemen en raad van de wil Gods voorstelt, waardoor Hij ons van eeuwigheid heeft verkoren, beide tot de genade en tot de heerlijkheid, tot de zaligheid en tot de weg der zaligheid, dewelke Hij bereid heeft, opdat wij daarin wandelen zouden. (Efeze 1 : 4, 5 en 2 : 10).

HOOFDSTUK 1, ARTIKEL 8

Die arme professor Karl Barth toch. Hij moet van alles horen. Nu hebben ze in het no. van , , D6 Waarheidsvriend" van donderdag 4 april van hem geschreven: „Barth zou de verkiezing, wei graag missen". Hoe komt de schrijver daartoe? Het is juist andersom. Barth zou de verkiezing niet graag missen. Maar dan moet ieder wel weten, wat hij onder de verkiezing verstaat. De verkiezing is bij hem de uitwendige roeping. Daar is geen voornemen bij God om deze geroepenen ook werkelijk zalig te maken.

Daardoor wordt bij Barth de gulden keten der zaligheid verbroken. Romeinen 8 : 30 krijgt bij deze leer een slag in het gezicht. Daar lezen we: en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd". Bij Barth is dit niet zo. Men kan geroepen zijn en toch niet gerechtvaardigd zijn. Want de uitwendige roeping, en een andere roeping is er bij Barth niet, als ik het wel heb, is niet onwederstandelijk. Zo kan het gebeuren dat prof. van Niftrik op bladz. 74 van zijn Kleine Dogmatiek 2 de leer der verkiezing alzo beschrijft, dat er geen verworpenen zijn.

In zijn eeuwig voornemen is God niemand voorbij gegaan en nu in de tijd gaat Hij ook niemand voorbij. Wel zullen er verworpenen zijn in de dag des oordeels. „Maar tot die dag toe staan wij allen onder de prediking der genade in Christus, en als de oproep tot bekering en geloof tot ons komt wordt de ernst en het gemeende van die oproep niet fictief gemaakt door de toch al vaststaande inhoud van Gods eeuwig decreet". Het zal wel nodig zijn er op te wijzen, dat ook bij de leer van de Herv. Kerk de oproep tot bekering en geloof niet fictief gemaakt wordt. Misschien vonden we in de Dordtse Leerregels het juiste dialectische denken: de mens wordt ernstig en welgemeend geroepen en weigert deze roeping op te volgen. Ieder weigert van nature. Maar bij de uitverkorenen komt God deze weigering doorbreken. Met deze onwederstandelijke genade gaat de Heere de niet-uitverkorenen voorbij. Dat is de duidelijke bijbelse leer : , , er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven".

Deze onwederstandelijke, krachtdadige roeping, die niet tot ieder mens komt, maar tot degenen, die God tevoren gekend heeft, waar is deze bij Barth en zijn volgelingen ? Soms verlang ik er wel eens naar, dat zij zich eerlijk en duidelijk uitspreken. Het komt mij voor, dat zij sommige punten in het vage laten. Ik heb in het zakenregister van de Kleine Dogmatiek gezocht naar het trefwoord roeping. Ik vond het niet. Maar ik vond wel iets anders. Over bekering vond ik deze merkwaardige uitspraak op blz. 251 : Men kan zichzelf niet bekeren. Dat is het waarheidsgehalte in het quietisme. (Die gereformeerde belijders zijn quietisten moet u wel weten). Men kan zich alleen bekeren ais het koninkrijk der hemelen nabij gekomen is. Zo heeft de Heere Jezus 't ook bedoeld. God doet iets: Hij heeft Zijn Koninkrijk nabij doen komen. Het Rijk heeft zich gemobiliseerd. Nu moeten de burgers in beweging komen. Dat ze in beweging komen is hun daad, maar zij zouden tot deze daad niet gekomen zijn, als de Koning het Rijk niet had gemobiliseerd

Dat men dit doet, zelve doet, en dat men dit doen kan dit alles niet uit eigen kracht, maar omdat het Koninkrijk —, omdat God zo oppermachtig beslag op ons heeft gelegd en ons geheel en al opeist".

Zo blijft men in het vage. Het Koninkrijk is gemobiliseerd. God legt oppermachtig beslag op ons. God eist ons geheel op. Wat is dat allemaal ? Is dat iets dat alle mensen ontvangen ? En is deze genade Gods onwederstandelijk ? Gebeurt hier wat in de mens door de prediking alleen of dringt de H. Geest het hart binnen ? Dringt de H. Geest bij ieder het hart binnen, maar wederstaat een groot deel of een klein deel de werking van de H. Geest? Bij wie ligt de uiteindelijke beslissing? Er wordt hier van de werking van de H. Geest niet gesproken. Bij prof. van Niftrik gebeurt niet meer dan dat het Koninkrijk nabij komt. Nu moeten de burgers van dat Rijk in beweging komen.

Zijn alle mensen burgers ? Zolang ik niet beter onderricht ben, kan ik er niet anders in leren, dan dat God iets doet en dat nu de mens iets kan doen en doet. Het puurste synergisme. Het staat er trouwens : God doet iets. Maar God doet niet alles. Dat is kort samengevat de hele wijze van bekering. God komt met Zijn geweldige prediking van 't Koninkrijk. Welnu, zo kwam God ook in de dagen van de Heere Jezus. Maar bijna allen wenden zich af. Wie wenden zich niet af? Die het gegeven was de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te weten. (Matth. 13 : 11). De Christus maakt een duidelijk onderscheid. Tot allen kwam het Rijk nabij in Christus. Maar de bekering bleef uit. Hoe kwam dat ? De Heere Jezus sprak tot de discipelen: „Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven". God maakt onderscheid. God beslist, en niet de mens. Dat staat in de bijbel. Maar de teksten die daarover handelen worden niet werkelijk gebruikt. Een leerzaam voorbeeld vond ik nog. Prof. van Niftrik haalt even aan: Kennis van de verborgenheid van het Koninkrijk Gods is vrucht van verkiezing (Marcus 4:11).

Zo is het, zeggen wij. Blij, dat we het ditmaal met elkaar eens zijn. Maar wat haalt hij niet aan ? Hij vermeldt niet, wat in Matth. 13 : 11 staat: „Dien is het niet gegeven". Heel zijn leer van de uitverkiezing wordt anders als hij zich van deze teksten rekenschap gaat geven. Naar mijn bescheiden mening laat Barth met zijn vrienden de helft van de waarheid liggen en wat is een halve waarheid? De verkiezing is dus alleen de uitwendige roeping en niet de inwendige. Het is niet de krachtdadige roeping uit Rom. 8 : 30 en uit andere plaatsen uit de Heilige Schrift. Kittel's Woordenboek schrijft: , , Wanneer God of ook Christus een mens roept, dan is zulk roepen een , , verbum efficax", d.i. een krachtdadig woord. Dit krachtdadige roepen is in de leer van de uitverkiezing bij Barth en bij de remonstranten niet te vinden. Deze leer nu, dat de gehele uitverkiezing bestaat in de uitwendige roeping wordt in de Dordtse Leerregels al bestreden. In de verwerping der dwalingen wordt verworpen de lering: , , Dat de wille Gods van zalig te maken degenen, die zouden geloven en in het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs zouden volharden, het ganse en het gehele van de verkiezing ter zaligheid is, en dat er niets anders van dit besluit in het Woord Gods is geopenbaard".

De lezers zien, dat dit de prediking is, die roept tot het geloof. Het Rijk Gods is gekomen, bekeert u en gelooft het evangelie. Is er nu geen verdergaand voornemen bij God ? Is het verdere aan de mens overgelaten ?

De Leerregels gaan verder: , , Want deze bedriegen de eenvoudigen, en wederspreken klaarlijk de Heilige Schrift, die getuigt, dat God niet alleen degenen, die geloven zullen, wil zalig maken, maar dat Hij ook enige bepaalde mensen van eeuwigheid heeft uitverkoren, welke Hij in de tijd, boven anderen, met het geloof in Christus en met volstandigheid zou begiftigen, gelijk geschreven is: Ik heb Uw naam geopenbaard den mensen, die Gij mij uit de wereld gegeven hebt (Joh. 17:6). En : Er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven (Hand. 13 : 48). En : Hij heeft ons uitverkoren in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig zijn enz." (Epheze 1:4).

Verder spreekt artikel 8, hoop ik, wel voor zichzelf. Men verzuime niet om ook artikel II van de verwerping der dwalingen achter Hoofdstuk I te lezen.

Op het slot wil ik nog de aandacht vestigen. Misschien hebben wij wel eens gehoord van een boekje met de titel: , , De gepraedestineerde dief". Als ik het wel heb, was deze dief van God bestemd om te stelen, volgens de auteur dan. Zulke dieven komen echter in de bijbel niet voor en ook niet in de leer der Hervormde Kerk. Daar is God nimmer de auteur of de schuld der zonde. Doch wel zijn er gepraedestineerde Godverheerlijkers. De praedestinatie gaat immers niet alleen over de zaligheid, doch ook over de weg der zaligheid. De Heere heeft zich een volk van eeuwigheid in Zijn hart gesloten. Dat volk wordt stilgezet op hun weg. Dan leert de Heilige Geest hen, wie zij zijn en wat zij niet kunnen. Ook wat zij wel kunnen. Zij zijn bekwaam, zelfs geneigd, tot alle kwaad. Daartegenover zijn ze onbekwaam tot enig goed. Het wordt vaak gezegd, door remonstrants gezinden, dat de gelovige achteraf ziet, dat zijn geloof van God is. Dat beleed de Parizeer van Lucas 18 ook. Alles was van God. Ik dank u, Heere, dat ik alles van U gekregen heb. Maar de uitverkorene leert het niet achteraf. Hij leert zijn zonde en ellende eerst. Hij leert door de ontdekkende genade, dat hij niet kan geloven. En als hij dan denkt om te komen, schenkt de Heilige Geest het geloof. Maar dan is er reeds heel wat in en met deze mens gebeurd. Hij is ontdekt aan zijn diepe val in Adam. Het is opmerkelijk, dat men daarover in bepaalde kringen der kerk nooit hoort spreken. Die God heeft uitverkoren worden bekwaam gemaakt om de genade te ontvangen, zou Calvijn zeggen. Zij worden vernederd voor 's Heeren aangezicht. Hun hart wordt verbrijzeld. Hun hoogmoed wordt gebroken. Alle gereformeerden hebben dit nodig, naar hun Catechismus. Hebben de middenorthodoxen dat niet nodig ? En als zij het wel nodig hebben, waarom spreken zij over de noodzakelijkheid niet. Waarom preken zij niet, dat er een wonder aan elk zondaar moet gebeuren en dat hij anders doorholt op de weg des verderfs ? Weten zij zelf niet van zo'n stilgezet zijn en van zo'n verbroken zijn en voor God in het stof geworpen zijn? Men neemt Schortinghuis de vijf nieten nog al eens kwalijk. Het is vergif voor de mensen, heb ik enige tijd geleden eens horen zeggen. Heeft men dan aan midden-orthodoxe kant nooit geleerd, wat een ellendig wezen de mens is geworden? Weet men echt niet, dat de mens niet kan en niet heeft en niet deugt en niet weet en niet wil ? Dan kan ik begrijpen dat men een God, die alles voor en met en in de mens doet niet nodig heeft. Dat is echter wel de leer der vaderen. God ontledigt de uitverkorene van alle eigendunk en eigengerechtigheid en eigenwijsheid en eigen kunnen. God maakt de uitverkorene tot een goddeloze in eigen oog. God lijft hem door een waar geloof Christus in. God doet hem wandelen in Zijn wegen. En dat doet de Heere alles volgens Zijn eeuwig voornemen. Onze God heeft niets aan de uitverkorenen overgelaten. Hij werkt het willen en het werken. Dat volk Gods is in Christus geschapen tot goede werken. Een appelboom moet appels voortbrengen. Doch daar zijn uitzonderingen op. Men heeft onvruchtbare appelbomen. Maar men heeft geen onvruchtbare uitverkorenen. Daar staat God voor in en dat werkt de Heere zelf. Alles ligt vast in Gods besluit, zoals het hele huis kant en klaar aanwezig is in de geest van de oude architect-bouwer.

En nu voert God Zijn plan uit, zoals Hij dat in Zijn grote wijsheid heeft gemaakt. Hij bestuurt en leidt en bouwt alles, maar altijd handelt Hij met Zijn uitverkorenen als met mensen. Dit is dus de hoofdzaak van artikel 8. Nergens is er ruimte voor mensenroem. De Heere heeft alles van te voren besloten en Hij voert het uit. Niet bij de mens ligt de laatste beslissing. God heeft van eeuwigheid beslist, dat Hij Zijn uitverkorene tot de goede beslissing zou brengen. Wat is er eigenlijk op tegen? Waarom zijn de remonstranten van alle tijden toch zo in de weer tegen de God aJier genade? O, zeggen zij dan, daar zijn we niet tegen, maar tegen sommige verkeerde gevolgtrekkingen, ziet u, die de gemeente maakt. Als zij tegen verkeerde gevolgtrekkingen zijn, waarom veranderen zij dan de leer zelf en waarom preken zij heel wat anders ? De leer, daar zij zeggen voor te zijn. preken zij niet. En de leer, waar zij zeggen tegen te zijn, preken zij wel. Hoe komt dat ?

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's