Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

,Minderheidsgemeenten” IN DE NED. HERVORMDE KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,Minderheidsgemeenten” IN DE NED. HERVORMDE KERK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de algemene vergadering van de Confessionele Vereniging onlangs op Woudschoten gehouden, heeft ds. W. A. Zeydner, visitator-generaal, over de „minderheidsgemeenten" gesproken. In de onderstelling, dat het verslag in „De Rotterdanuner" van 6 juni juist is, veroorloven wij ons een paar opmerkingen.

Heel gemakkelijk valt die onderstelling niet, want het is bijna niet aan te nemen, dat een visitator-generaal op zulk een wijze spreekt over de z.g. overgangsbepaling 238 en de vorming van dissenterkerken, die zij beoogt.

Men kan b.v. nauwelijks geloven, dat hij het woord , , minderheidsgemeenten" gebruikt heeft en toch schijnt dat zo te zijn.

Ds. Zeydner weet zeer wel, dat de gemeente des Heeren wordt gebouwd op de belijdenis van de Christus der Schriften. Gemeente en belijdenis wijzen op een onmiddellijk en levend verband.

Het is dus wel mogelijk, dat de minderheidsgroepen, als zij omtrent hun belijdenis aangaande de Christus, die ons in de Evangeliën wordt voorgesteld, tot klaarheid en overeenstemming zouden komen, aanspraak zouden kunnen maken op de titel gemeente en bevoegd zouden zijn om een zelfstandig kerkelijk leven te voeren.

Wij kunnen daarover uit de aard der zaak niet oordelen, want deze groepen zijn het klaarblijkelijk op belangrijke punten met de belijdenis der Hervormde Kerk niet eens en schijnen daartegen zoveel bezwaren te hebben en zo gewichtige, dat zij weigeren zich onder opzicht en zorg van de legitieme kerkeraad te stellen en zich onder de Dienst des Woords te voegen.

Doch wat zij aangaande fundamentele stukken van de belijdenis der vaderen positief belijden is niet zo duidelijk.

Zij schijnen geen behoefte aan een gemeenschappelijke belijdenis te gevoelen, terwijl zij ook geen gravamina tegen de belijdenis inbrengen, hoewel zij klaarblijkelijke bezwaren hebben.

Dientengevolge kan men niet ultmakeni of zij een gemeente zijn. Duidelijk is alleen, dat zij geen rechten of aan­spraak kunnen doen gelden op de titel , , Hervormde" gemeente, om de eenvoudige reden, dat zij zich klaarblijkelijk krachtens hun bezwaren tegen de Hervormde confessie, onttrekken aan de legitieme prediking.

Uit de publicaties, van de zijde der „midden-orthodoxie" kan men slechts vermoeden, dat deze groepen zich verwant gevoelen aan de Arminianen. Terwijl men uit de beschouwingen van de visitator-generaal ds. W. A. Zeydner zou mogen concluderen, dat in de kringen van de leidinggevende en visiterende personen geen bezwaar wordt gemaakt tegen kerkelijke erkenning van Arminiaanse groepen als gemeente.

Dat vermoeden wordt versterkt door de jongste berichten aangaande een consensus, met de Luthersen in zake het Heilig Avondmaal, n.b. één van de voornaamste en meest sprekende verschilpunten tussen Lutheranen en Gereformeerden.

Wat die consensus met het vermoeden te maken heeft ? Als consensus op zich zelf gezien misschien niet zo direct, maar aan een grond van sympathie tussen Lutheranten en Remonstranten ontbreekt het niet. Het waren toch de Lutheranen, die het gevoel hadden, dat hun leer te Dordrecht met die der Remonstranten ook veroordeeld was.

Het is intussen een vreemdsoortig kerkbegrip, waarvan ds. Zeydner uitgaat.

Misschien moeten wij daarin zien een begrip: modaliteiten-kerk. Alle zgn. modaliteiten ongeacht de leerverschillen worden tezamen en ieder afzonderlijk geacht kerk te zijn.

Binnen zulk een kader van kerk-zijn kan dan ook van meerderheids- of minderheids-gemeente worden gesproken, maar dat sluit dan ook de idee van zelfstandige richtingskerken in.

Zulk een kerkbegrip ligt ook niet ten grondslag aan de kerkorde, zodat heel deze voorstelling in strijd is met de kerkorde en zich heeft losgemaakt van iedere poging om het functioneren der belijdenis te bevorderen. Immers de functie der belijdenis in het onmiskenbaar verband tussen confessie en gemeente, welke zeker een zeer voorname functie is, wordt geheel en al op nonactief gezet.

Dat komt ook al weer overeen met wat onlangs in de kerkelijke pers nogal ruimte vroeg; in verband met de opmerkingen van Prof. Brillenburg Wurth naar aanleiding van opmerkingen van Dr. A. de Wilde.

Wij laten in het midden, of Prof. B. W. Dr. de W. al of niet goed'begrepen heeft, een feit is, dat men openlijk kan verschillen in fundamentele stukken van de belijdenis onzer Hervormde Kerk zonder dat de leidinggevende vergaderingen en personen daarin aanleiding vinden degenen, die zo doen tot de orde te roepen.

Welnu, hoe zouden zij dan dissenters, die zich onttrekken aan dé legitieme orde, aanspreken?

Het is ook mogelijk, dat Ds. Zeydner in zijn beschouwing een voorbeeld wil geven van neo-moderne-oecumenische kerkvisitatie. Indien dat het geval is, moet het dan wel van bijzondere betekenis worden geacht, dat hij daarvoor de jaarvergadering van de Confessionele Vereniging koos, terwijl het verslag althans geen enkel bewijs geeft, dat in deze vergadering bezwaar is gemaakt.

Wij vragen : waar blijft de Confessionele Vereniging met haar statuut, waarbij: zij de gereformeerde belijdenis als haar grondslag belijdt, omdat deze overeenkomt met de Heilige Schrift ?

De vaderen van de Confessionele Vereniging hebben zeker niet bedoeld, dat men deze belijdenis kerkelijk zou verachten en wat doet men nu, als men groepen, die zich eigener beweging onttrekken en scheuring maken in gemeenten, welke voor de handhaving der belijdenis opkomen, tot zelfstandige gemeenten maakt en dat onder de bewering, die de kerkeraad aldaar in gebreke stelt, omdat hij geen prediking voor zijn verantwoording wil nemen, welke de scheurmakers begeren ?

Welke is de geloofsbrief, die deze scheurgemeenten overleggen ?

Wij zijn geneigd aan Ds. Zeydner en de leidinggevende personen, die het met hem in deze eens zijn, te vragen, waaraan zij het recht ontlenen om op zulk een wijze met de rechten der plaatselijke kerk te spelen ? Vergeefs zouden zij zich op de z.g. overgangsbepaling 238 beroepen, omdat het geen echte overgangsbepaling is, zijnde deze tijdens vigerende kerkorde gemaakt, zoals in een van de dagbladen werd opgemerkt.

Bovendien wees bedoelde scribent er op, dat deze bepaling in strijd is met de kerkorde.

De door Ds. Zeydner uitgesproken beschuldiging en de invoering en toepassing van , , overgangsbepaling" 238, kunnen dan ook de indruk van willekeur en onrechtmatige tuchtoefening op een legitieme kerkeraad niet wegnemen maar bevestigen die veeleer.

Wij mogen niet nalaten, deze heren er op te wijzen, dat de gemeente des Heeren grenzen heeft, welke degenen, die de kerk regeren niet straffeloos kunnen veronachtzamen. Zij kunnen ook het verband tussen belijdenis en gemeente-zijn niet zonder schade voor de kerkelijke samenleving en voor de kracht van het geestelijk leven negeren. De Christus zelf legt dit verband in Mattheus 16 : 18. Men kan voorts uit oecumenisch oogpunt een zo algemeen en daarom zo kort mogelijke Confessionele grondslag stellen, als men verkiest, höewel dat op zichzelf reeds geen aanbeveling verdient, omdat wij een oecumenische belijdenis hebben in de Twaalf Artikelen, maar ook hierin stelt de Heilige Schrift grenzen. (Vgl. 1 Joh. 2 : 18 v.v.; 2 Joh. 2 : 7 v.v. ; 2 Joh. 4 : 1 v.v. ; 1 Cor. 15 : 15 v.v.).

Laten zij bedenken, dat zij met de gemeente van de levende God van doen hebben, door de apostel met de naam pilaar en vastigheid der waarheid versierd, die ook Timotheus onderricht, opdat hij weten mocht, , , hoe men in het huis Gods moet verkeren".

Als de strengen van Gods Woord worden losgemaakt en de belijdenis verontachtzaamd, werken degenen, die daarvoor verantwoordelijk zijn, aan de afbraak van de kerk als pilaar en vastigheid der waarheid.

Zijl zouden goed doen met van deze weg terug te komen.

In het reeds opgemerkte is waarlijk genoegzame aanleiding om dit advies op te volgen, doch er is nog meer, dat deze wijze van doen ernstig bezwaart.

Aangezien de werkelijke aanleiding, die men heeft gevonden, niet is gelegen in een in gebreke blijven of te kort schieten van de legitieme kerkeraden te daar en daar, maar in de dreiging van de dissenters om zich af te scheiden en de bedoeling der uitvinders van bepaling 238 om deze zelfstandig „kerkelijk" leven binnen de Hervormde Kerk te bezorgen, waartegen alle bezwaren boven genoemd werden ingebracht, is er goede grond om te vragen, waarvoor en waartoe deze materie per overgangsbepaling werd „geregeld", althans mogelijk gemaakt.

Naar welke orde is dit een overgangsmaatregel ? Naar welke orde is men langs deze maatregel aan het overgaan?

Wij- hebben uit de mond van voormannen in de nieuwe koers wel eens als een devies vernomen: , , naar de belijdenis toe !"

Deze weg echter is dan 180° uit dekoers, want hij voert van de belijdenis af.

Van tweeën één : het is die voormannen uit de hand gelopen, óf zij hebben zichzelf en anderen, die aan hun woord geloof hechtten, misleid.

Wat de uitvoering betreft, is het onredelijk, dat de kerkeraad van de gemeente, waar zulk een dissenters-kerk wordt gemaakt, zou worden verplicht de registratie van deze scheurkerk in haar eigen registers op te nemen, evenals waren de leden van deze buitengewone figuur gewone leden der gemeente.

Deze administratieve acte schijnt alzo de confessionele gemeenschap te moeten vervangen.

Wij laten de vraag rusten, , wat men met deze administratieve maatregel bedoelt of bijbedoelt, maar achten het in verband met de ontwikkelde bezwaren een onredelijke eis.

Men stelt een buitengewone predikant in zulk een buiten gewone gemeente aan, benoemt buiten gewone ambtsdragers, maar schijnt ze onmondig te verklaren, als het op de registers aankomt.

Ds. Zeydner meent zijn verdediging te kunnen steunen door de Provinciale Kerkvergadering in de buitengewone en kerkrechtelijk ongehoorde werkzaamheid voor te stellen als doende wat des kerkeraads is. Deze voorstelling kan echter het onredelijke van zulk een wijze van doen niet wegnemen.

Doch in die voorstelling zou het dan ook, gepast hebben, dat de Provinciale Kerkvergadering de nasleep van zulk een onredelijk handelen, wat de registers betreft, ook maar aan haar moderamen had opgedragen en niet aan een kerkeraad, van welke het uit principieel kerkrechtelijk oogpunt onmogelijke wordt geëist en als hij dat niet doet — en principieel terecht niet doet — in staat van plichtsverzaking wordt gesteld, om een grond te vinden voor een volmaakt misbruikte vorm : „doen wat des kerkeraads is".

Daarbij komt nog, dat men ook de classis in deze voorbijgaat, ofschoon zij volgens gereformeerd kerkrecht van ouds bij de beroeping en in dienststelling der predikanten gekend is en ook de eerste instantie is om, indien daartoe gegronde aanleiding is, te doen wat des kerkeraads is.

Of men de classicale vergadering en de provinciale kerkvergadering als streek- en provinciale kerkeraden wil beschouwen, neemt niets van de onredelijkheid van de in geding zijnde beschouwingen en handelingen weg, en kan ook niet ongedaan maken, dat de classicale vergadering uit vertegenwoordigers der kerkeraden bestaat en de provinciale kerkvergadering een synode der classis behoort te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

,Minderheidsgemeenten” IN DE NED. HERVORMDE KERK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's