Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PLAATSELIJKE GEMEENTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PLAATSELIJKE GEMEENTE

en een vraag omtrent de afvaardiging

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

 

Naar aanleiding van de z.g. Overgangsbepaling 238, is de principiële vraag, aangaande de wettigheid van deze bepaling, een punt van bespreking geworden in de dagbladen. De auteur van de N.R. Crt. heeft de kwestie der Koninklijke Besluiten weer te berde gebracht en de dagbladen vermeldden ook, dat in verband daarmede of naar aanleiding daarvan in de Eerste Kamer der Staten-iGeneraal vragen zijn gesteld aan de Ministers van Justitie en Financiën.

Wij laten deze aangelegenheid op zich zelf voor het ogenblik rusten, en willen slechts opmerken, dat het eenheidsinstituut: Nederlandse Hervormde Kerk, als zodanig door de Overheid in 1816 is tot stand gebracht en wel met voorbijgang van de réchten der plaatselijke Kerk.

Het is van belang daarop te wijzen, omdat genoemde auteur er ook op heeft gewezen, dat de z.g. overgangsbepaling 238 in strijd is met bepalingen van de eigenlijke kerkorde. Wij zijn van oordeel, dat het inderdaad juist is, en dat de kerkorde is opgekomen uit de algemene en stilzwijgende onderstelling van de plaatselijke gemeente met één kerkeraad.

Indien dat niet het geval ware geweest, zou het onverklaarbaar zijn, dat men bij de instelling van wijkkerkeraden een centrale kerkeraad heeft gehandhaafd. In ieder geval bewijst dit, dat men niet gedacht heeft aan de structuur van meerdere zelfstandige plaatselijke kerken, zoals dezerzijds wel eens is voorgesteld. 

Het tegendeel is veeleer in overeenstemming met de waarheid, dat men uit vrees voor richtingskerken de wijkkerkeraden in verschillend opzicht heeft gebonden aan de figuur van de centrale kerkeraad.

Men heeft er dus indertijd niets voor gevoeld meerdere plaatselijke kerken naast elkander in één gemeente toe te laten of te erkennen.

Daarvoor is moeilijk een andere beweegreden te vermoeden dan, zoals wij reeds opmerkten, de vrees voor richtingskerken. En met alle vrijmoedigheid voegen wij daaraan toe, dat ook van de voorliefde, welke bij velen werd gekoesterd voor de hoogkerkelijke idee : Hervormde Kerk, niet kan verwacht worden, dat men krachtig zou opkomen voor het herstel van de rechten der plaatselijke kerken.

Ook op dit punt kan veeleer sprake zijn van het tegendeel.

Tegen geografisch begrensde wijkkerken met wijkkerkeraden, mits overkoepeld door de centrale kerkeraad, heeft men geen bezwaar gehad. En wij zijn er van overtuigd, dat er geweest zijn, die verwacht hébben, dat deze structuur bevorderlijk zou zijn aan de dooreenmenging der richtingen en alzo aan de vorming van een eenheid van belijden.

Voegen wij  daaraan toe, dat het Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond herhaaldelijk verzocht heeft de mogelijkheid van sympathie-gemeenten te scheppen en de bezwaren der geografische wijkgemeenten weg te nemen, zonder dat men daarop is ingegaan, laat staan aan deze verzoeken gehoor en gevolg heeft gegeven, dan is daarin het overtuigend bewijs geleverd, dat men bij de opstelling, aanvaarding en invoering van de kerkorde, aan nevengemeenten naast de kerkeraad niet heeft gedacht en zo er al aanleiding is geweest b.v. door onze verzoeken, om er aan te denken, heeft men klaar en duidelijk doen blijken, dat men het experiment van naast elkander staande sympathie-gemeenten niet heeft gewild.

Nu echter de midden-orthodoxie haar stem verheft, maakt men een , , Overgangsbepaling", die geen Overgangsbepaling is, om dissenters in de gelegenheid te stellen een gemeente te vormen, en zulks in strijd met de algemene tendens en met verschillende bepalingen van de kerkorde.

Derhalve is inbreuk gemaakt op de rechten der plaatselijke gemeente en de bevoegdheden van n.b. legitieme kerkeraden.

De Synode geeft klaarblijkelijk voorkeur aan het niet-legitieme en bekommert er zich blijkbaar niet over, dat zij in al deze dingen steeds verder afwijkt van de grondlijnen ener gereformeerd kerkrechtelijke methode van regeren.

Zij' heeft er, naar het schijnt, geen oog voor, dat zij daarmede ook steeds verder afdoolt van een Schriftuurlijke behandeling van zaken en vergeet, hoe men in het huis Gods moet verkeren.

Men zal er wel weer boos om worden, maar de Synode heeft het aan haar eigen manier van doen te wijten, dat de mensen, die zich wel over deze dingen bekommeren, gaan vragen, of meerdere vergaderingen en ook Synoden, die onwettige, met de kerkorde strijdende besluiten nemen en uitvoeren gezag kunnen laten gelden, althans daarop aanspraak mogen maken.

De mensen begrijpen heel goed, dat een verworden en van haar eigen belijdenis vervreemde kerk niet in een handomdraaien gesaneerd kan worden, maar als de Synode op zulk een onverantwoordelijke wijze handelt, speelt zij met haar gezag en waardigheid, daar zij geen kerkeraad kan verplichten gehoorzaamheid te brengen aan maatregelen, die in strijd zijn met de kerkorde, en bovendien indruisen tegen de belijdenis der kerk, welke zij schuldig is te handhaven.

Volgens methode en strekking van kerkrechtelijke beschouwing in gereformeerde zin, zou er aanleiding zijn om te vragen, of het met de afvaardiging naar meerdere vergaderingen en naar de Synode wel in orde is. Die aanleiding zou er zijn ten aanzien van de belijdenis, maar zou er b.v. ook zijn, als men bedenkt, dat een meerderheid in de classes zich tegen de openstelling van het ambt voor de vrouw heeft verklaard, ten aanzien van de stemmingen.

Hoe zit dat toch ? Zijn de afgevaardigden der classes in de Synode in zo gewichtige zaken als deze niet gehouden in de Synode de classis te vertegenwoordigen ook in de stemming ? Zo niet, dan heeft de Synode kwalijk het recht van een beslissing der kerk te spreken.

Anderszijds zouden ook de classes iemand moeten afvaardigen, van wien zij verwachten mogen, dat hij de classis echt vertegenwoordigen zal. Ook in de beslissingen en stemmingen. Desnoods zou afvaardiging met mandaat in belangrijke zaken geboden zijn.

Zo juist meldt de courant, dat de Synode gisteren besloten heeft de vrouw tot het ambt toe te laten met 29 tegen 22 stemmen. Men kan niet aannemen, dat een aantal classes zonder meer zijn omgegaan, doch wel moet men onderstellen, dat afgevaardigden van een aantal classes anders hebben gestemd dan hun classis.

Ligt dat nu aan de afvaardiging of zijn de classes van inzicht veranderd ? Wat deze beslissing zelf betreft, willen wij eerst nader kennis nemen van de gang van zaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE PLAATSELIJKE GEMEENTE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's