ALEXANDER COMRIE EN NICOLAAS HOLTIUS 2
We stelden het merkwaardige feit vast, dat Comrie en Holtius, al eer ze elkaar kenden, door gelijke sympathiën (en antipathiën) werden bewogen. Tegen de geest des tijds verschansen ze zich in de bolwerken van geloof en rechtvaardiging en vandaaruit ondernemen ze geduchte uit- en aanvallen. We hebben ook al aangeduid dat ze, terecht, aansluiting zoeken bij de Reformatie, en we dachten niet te mogen verzwijgen, dat ze in meerdere opzichten meer klassiek, gereformeerd mogen heten dan b.v. hun geestverwanten Witsius en Lampe, die langs meer synthetische paden zochten te bereiken, wat ons tweetal eerder antithetisch stelt.
Dus theologische zorgen hebben die twee kunnen samenbrengen. Niet los daarvan is het bijzonder kerkelijk zeer geweest, dat hen zo hecht heeft verbonden. Aanleiding is niet één enkel ding geweest, maar de vonk in het kruit is toch wel de befaamde kwestie rondom ds, V. d. Os van Zwolle geweest. Deze V. d. Os is een leerling van Vitringa en geestverwant van de felle Schortinghuis -belager ds. Hartman. Hij is aangeklaagd wegens onrechtzinnigheid, die in de 18e eeuw bij toeneming schering en inslag is.
Classen en overheden hebben er aan gedokterd, totdat men besloot hogerop te gaan en van de theologische faculteit van Leiden zoveel als een scheidsrechterlijke uitspraak te verzoeken. En dan doet deze faculteit de uitspraak, dat ds. V. d. Os rechtzinnig is en dus z'n gang maar weer moet gaan. Dit wekte grote voldoening bij de mensen van links, maar diepe verbolgenheid bij hen van rechts. En daaronder treffen we dan Comrie en Holtius aan, die zo hun krachten gaan combineren om der Waarheid getuigenis te geven. Ze publiceren in dat kader een aantal scherpe pamfletten, die niets te raden geven en alles eerlijk zeggen. Ze gebruiken daartoe een zekere inkleding, waarvan we niet te goed weten of die louter inkleding was, of ook wel een bestaande werkelijkheid weergaf. Deze boekjes gaan — zo zeggen ze n.l. — uit van enkele leden van de oude Calviniaanse Sociëteit. Tijdgenoot en nazaat heeft er over gepeinsd, of zo'n sociëteit ook bepaald bestaan heeft, of dat de pen van de schrijvers er alleen maar het aanzijn aan gaf.
In die bestrijding van de uitspraak inzake de kwestie-V. d. Os kon het vanzelf moeilijk uitblijven, dat ook de Leidse faculteit harde noten kreeg te kraken. Als hoofdpersoon, tevens hoofdschuldige, zien de schrijvers blijkbaar prof. J. V. d. Honert aan, dien ze dan ook fel bestoken en die zijnerzijds een herhaalde repliek niet schuldig blijft. Jammer, dat personen en zaken daarbij moeilijk gescheiden konden blijven, zodat persoonlijke hatelijkheden de theologische discussie deden verzanden. Holtius wenste n.l. bepaald niet te verzwijgen, dat prof. V. d. Honert uiterst eigenwijs en zelfingenomen was en nooit rusten kon eer hij zijn neus in allemans zaken had gestoken. Deze mededeling is zakelijk volkomen juist. Prof. v. d. Honert is erg over het paard getild, man met z.g. gezaghebbend woord, die daardoor tenslotte moeilijk meer tegenspraak kon verdragen. Maar het ware misschien toch nóg beter geweest, wanneer Holtius dat niet zo had laten drukken, maar het de betrokkene op een duidelijke, echter wat delicater wijze had laten weten. Datzelfde geldt dan van de opmerking, die prof. v. d. Honert wereldkundig meende te moeten maken, n.l. dat ds. Holtius met zijn verwarde en benepen ideeën weinig minder dan een pest voor de Kerk kon betekenen. We begrijpen, hoe op dergelijke invectieven de discussie is vastgelopen.
We wezen zoëven op enkele bepaald nog te prijzen persoonlijke kanten in deze zaak. Zou daar de hele zaak op vastzitten? Of zou het dieper moeten worden gezocht? Wanneer we deze al te persoonlijke dingen weglaten en naar de grond van het conflict zoeken, dan valt het ons niet moeilijk de zeer oude tweespalt tussen preciezen en rekkelijken, of laten we zeggen, de Voetianen en de Coccejanen hier weer te zien opleven. Prof. V. d. Honert en de zijnen stellen op die naam bepaald geen prijs, maar het zal toch niet te loochenen zijn, dat hij met hen in de hoek van de Toleranten thuis hoort. Zo noemt men in de 186 eeuw de mensen van een vrijer geest, die voor meer vrijheid en blijheid pleiten, voor een lossere dogmatiek en een nóg wat vrijer ethiek.
Dat beide vindt bij Comrie—Holtius juist felle afkeuring en verklaart de felheid van het conflict. Wanneer dit boven uiteengezette op prof. v. d. Honert nog niet het sterkst sprekend van toepassing is, dan temeer op zijn collega's Schultens en Alberti, die de Erasmiaanse traditie voortzetten en daarom van een radicale Hervorming, zoals de Nadere Reformatie die voorstaat, afkerig zijn.
Dit alles is het felst tot uiting gekomen als vervolg op de bovengenoemde pamfletten. In 1753 verschijnt een eerste aflevering van een geruchtmakend werk, deels zeer toegejuicht, deels diep verfoeid. Het noemt op de titel geen naam van een bepaalde schrijver, maar het blijkt tenslotte uit te gaan van een , , Genootschap van voorstanders der Nederlandsche Formulieren van Enigheid". Weer komt hier de vraag boven, of hier een speelse pen dit genootschap schiep óf dat het werkelijk bestond? De door dit genootschap aangevallenen meenden, dat het zeker bestond. Men schatte het aantal leden op zeker een 20 en heeft zelfs een reeks rechtzinnige predikanten er op aangezien, dat ze mee in dit complot zouden zitten.
Maar een complot is het toch werkelijk niet. Eerder een tegenactie. Want, zo stellen de auteurs het voor : de afloop van die Zwolse kwestie heeft hen wantrouwig gemaakt. In Zwolle is de zaak er tenslotte mee afgedaan, dat er een , , modus Vivendi" is tot stand gekomen, dat inhoudt, dat partijen elkaar maar moeten verdragen, zo goed en zo kwaad als het gaat. Welnu : wat garandeert, dat men die , , modus vivendi" niet over de hele Kerk uit zal breiden ? Het lijkt de auteurs wel zeker, dat in Leiden, met name in de faculteit, zulke plannen gesmeed worden. Men wil de Bijbel en de tijdgeest aan elkander koppelen, ze op een tolerante en verlichte wijze verbinden en zo vrijheid en blijheid inluiden.
U merkt dus, dat de auteur een , , ontwerp van tolerantie" riekt. Welnu, het genoemde genootschap heeft dat ontwerp met waakzame en critische ogen bezien en daarom heet de volledige titel van dit boek dan ook : Examen (onderzoek) van het ontwerp van tolerantie, om de leer, in de Dordtsche Synode ten jare 1619 vastgesteld, met de veroordeelde leer der Remonstranten te verenigen.
Tussen de jaren 1753 en 1759 verschenen van dit werk 9 afleveringen, omvattende 10 samenspraken, totaal een 1450 blz. druks. In 1765 was een volgende aflevering persklaar, maar de Overheid verbood de uitgave, omdat dit werk zoveel deining had veroorzaakt.
We kunnen wel vermoeden, hoe de in dit werk aangevallenen zich hebben verweerd. Ze zijn dan ook op een wat ongewone wijze aangevallen.
Het „Examen" is tegenwoordig een vrij schaars boek, maar daar bovenuit is het een nog vreemder vogel binnen de kring van het gereformeerd Protastantisme. Het hanteert n.l. het wapen van een bittere spot, een zeker sarcasme. We komen dat al eens tegen bij Calvijn in zijn kostelijke „Tractaat over de reliquiën". De „Bijenkorf der Heilige Roomse Kerk" van Marnix van St. Aldegonde is er ook een voorbeeld van en we kunnen zelfs zeggen, dat de hervormer P. Viret, één van Calvijn's beste vrienden, in haast al zijn werken dit wapen hanteert. Als we naar de bron er van zoeken, moeten we wel uitkomen bij Erasmus' Lof der zotheid, een van de felste satyren over de misbruiken in de Roomse Kerk. Het brengt ons in alle geval in de kring van het Humanisme, dat z'n adepten scherpe wapens in de hand gaf.
Dit getekende spotlustige, Satyrische soort geschriften heeft er bij ons nooit erg in gewild. Voetius betuigt, dat dit soort hem niet ligt en we stemmen toe, dat dit wapen veel meer geschikt is om te wonden óm te wonden, dan om te raken, met het doel om te helen.
Binnen de Nadere Reformatie is het hier ook eigenlijk de eerste keer, en de laatste tevens, dat we het zien gebruiken. In de spotprenten van de 19e en 20e eeuw heeft het in zekere zin een vervolg gekregen.
Deze Satyrische aanval op de tolerante tijdgeest is — haast zeiden we : natuurlijk — in de wat tamme vorm van de samenspraak gekleed. Een vijftal personen spreken er samen, allen onder verbloemde namen, die echter voor tijdgeest en nakomeling nogal doorzichtig zijn. Eerst ontmoeten we Orthodoxus (rechtzinnige) en Philaletes (waarheidsvriend). Onder die twee namen presenteren de auteurs Comrie en Holtius zich, zonder dat het makkelijk valt, precies uit te maken, wie bedoeld is. Maar het doet er weinig toe, want eendracht maakt immers macht.
Tegenover deze twee staan drie anderen. Eerst Euruodius (Breedweg). Het is ons even of we Bunyan op zijn geestige wijze mensen zien typeren. Blijkbaar is Bunyan aan onze auteurs geen onbekende. Onder , , Breedweg" wordt voorgesteld de persoon van de Leidse hoogleraar Alberti, en de wijze, waarop men hem typeert, doet verstaan, hoe men hem zag. Zijn collega aan de universiteit, Schultens, is ook collega in deze samenspraak, hij draagt er de naam Pantanechomenos (alles verdragend). Men heeft hem blijkbaar dicht in de buurt van Gallio gezien. Alberti en Schultens zijn mensen met vooral literaire belangstelling, geen rastheologen en volop wat wij tegenwoordig noemen , , middenorthodox". Tenslotte is er de vijfde, niet zo belangrijke figuur van Adiaioros (onverschillige), die ons geen reden geeft tot nader commentaar en die men ook niet nader weet thuis te brengen.
Eer we wat naders over de inhoud van het „Examen" vertellen, moeten we het in zijn geheel waarderen. En dan zeggen we ervan: ziedaar, na 150 jaar, een apologie van Dordt en de Dordtse Vaderen. Daar kunnen we werkelijk niet van zeggen, dat die één ogenblik te vroeg is gekomen. In 1819 heeft ds. N. Schotsman te Leiden, bij het tweede eeuwfeest van Dordt, dat geheel vergeten dreigde voorbij te gaan, een boekje uitgegeven : Eerezuil voor de Doidtsche Synode. Velen hebben hem daar vreemd en boos om aangekeken. Datzelfde heeft Comrie—Holtius weervaren. Ze richtten ook een erezuil voor de synode van Dordt op. Dat mocht toch verwacht worden, want de Geref. Kerk ten onzent heeft aan Dordt immers veel te danken. En de mensen in de 18e eeuw waren immers allemaal gereformeerd, lidmaat der Gereformeerde Kerk ? U merkt wel, waar het aan hapert. Men is allemaal .„gereformeerd" en , , Dordts rechtzinnig". Maar men heeft van de kern der zaak nauwelijks iets begrepen, en we vrezen dat Schortinghuis, die we over zijn harde uitdrukking wat gekapitteld hebben, de uitdrukking n.l. dat de meeste mensen vijanden van de vrije genade zijn, toch wel heel veel reden tot dat spreken moet hebben gehad.
Het „Examen van Tolerantie" is het laatste grootscheepse publieke protest tegen de Geest der eeuw. Als het zonder grote uitwerking blijft, wordt de Gereformeerde Kerk het conventikel ingezogen en hoort men de stem der gereformeerde belijdenis in het publieke leven nauwelijks meer. Het zal tot .1823 duren, eer Da Gosta het weer doet horen op de straten en dan zoveel bittere haat en ergernis zal opwekken. Op enige afstand van Comrie—Holtius staat de figuur van de Rotterdamse predikant ds. P. Hofstede. Hij is niet bepaald een piëtist als Comrie en Holtius, maar hij weert zich toch met hen tegen de voortgaande verheidensing van het dusgenaamd christelijk Nederland. Als de Remonstrantse predikant Nozeman de lof van een Frans modeboek zingt, waarin verzekerd wordt, dat de deugdlievende en redelijke heidenen een ruime toegang tot de hemel zullen hebben, antwoordt hij, dat in de Schrift de Heere Christus en het geloof in Hem alleen het Leven geeft. We voelen, dat Comrie en Holtius niet ver van hem afstaan en ze het met z'n drieën zuur gehad hebben In het doen onderscheiden van godsdienstigheid en geloof, van vrucht des •geloofs en deugd, van het christelijk nuchter-zijn en het offeren aan een wereldse verlichtingsgeest.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 1957
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 1957
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's