Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rechtvaardigmaking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rechtvaardigmaking

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het eigenlijke stuk der bekering: rechtvaardigmaking, zo ongeveer eindigde het vorig artikel over bekering.

En het is inderdaad zo, want de mens kan geen vrede en rust in zijn gemoed vinden, van geen enige troost in leven en sterven weten, voordat de schuld der zonde is weggenomen en de levende hope op een eeuwige toekomst in Christus gevestigd is. En dat is het nu wat onder rechtvaardigmaking of rechtvaardiging verstaan wordt, een daad van God, waarbij Hij de zondaar genadig vrijspreekt van de schuld en van de straf der zonde, en hem het eeuwige leven schenkt uit loutere genade alleen om de verdiensten van Christus.

Het gaat dus om een vrijsprekende en een toerekenende daad Gods. Het doodsoordeel, dat rechtvaardig over de zondaar kwam, wordt weggenomen en een gerechtigheid, welke bij hem niet wordt gevonden — integendeel — wordt hem toegerekend, als had hij al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor hem volbracht heeft.

Beide, de vrijsprekende en de toerekenende daad Gods geschieden wegens het zoenoffer van Christus. In dit rechterlijke handelen Gods jegens de zondaar staat Christus de Middelaar tussenbeiden. Hij heeft de eis der gerechtigheid Gods vervuld in de plaats van de schuldige mens en de weg der vrijspraak geopend.

Zo wordt de zondaar in de rechtvaardigmaking ook een gerechtigheid toegerekend, die de zijne niet is, want het gaat over de gerechtigheid Gods.

Dit wordt in de Schrift met name door de apostel Paulus in zijn diepte en rijkdom verklaard.

Vóór alles valt de nadruk op de gerechtigheid Gods in tegenstelling met alle menselijke redenering en beschouwing, die de gerechtigheid in de mens zoeken. De mens onder het rechtvaardig oordeel Gods vanwege de zonde, onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Uit de werken der wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.

In de weg der verzoening door de Heere Jezus Christus, handhaaft God Zijn gerechtigheid, en baant Hij de weg om te rechtvaardigen, die van Christus zijn. In Christus heeft Hij een gerechtigheid geschonken, op grond waarvan Hij de Zijnen vrij spreekt en welke gerechtigheid hun wordt toegerekend, alsof zij die zelf verworven hadden.

Op buitengewoon schone wijze wordt over de rechtvaardiging gesproken door de Catechismus, o.a. in de 23ste Zondag.

Het begint, zoals in heel dit leerboek met de op de persoon gerichte vraag: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God ?

Al te vaak blijven wij bij onze geestelijke gesprekken en vermaningen bij de derde persoon bepaald. Wij mogen wel eens bedenken, dat dit weliswaar voorwerpelijk en vrijblijvend, maar ook zwak is n getuigende kracht. Het persoonlijke, waarmede de Catechismus tot ons komt, ontbreekt daaraan en daarom kan het zo gemakkelijk langs ons heengaan.

Wij zeggen tegen elkander en bevestigen dat over en weer, dat de mens toch zo'n hardnekkige zondaar is, tot geen ding bekwaam en geneigd tot alle kwaad, dat hij van nature geen lust heeft in de dingen, die des Geestes Gods zijn, dat hij bekeerd moet worden, dat hij zich zelf niet bekeren kan.... en zo gaat het door.

Intussen gaat die mens, die zo praat, als God het niet verhoedt, ook door, volhardende in onbekeerlijke wandel.

Zo spreekt de Catechismus niet. Deze spreekt van gij en ik, persoonlijk en op de man af — en daarom niet vrijblijvend.

Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Gij, die dit leest, gij, die dit hoort ?

Deze vraag is n.l. de allerbelangrijkste vraag, die ons kan worden gesteld.

Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?

Een vraag voor de tijd van uw inwoning op aarde en een vraag voor de eeuwigheid. Want wij hebben met de almachtige Rechter in de hemel van doen, met de levende God, die hemel en aarde gemaakt heeft, in Wiens hand onze adem is en Wiens gerechtigheid een eis op ons heeft, wijl Hij ons naar Zijn beeld heeft geschapen.

Met eerbied en ontzag zien wij op tegen de aardse rechters en wij zouden het vreselijk vinden als een aangeklaagde voor de rechtbank te moeten verschijnen, maar hoe zeer vergeten wij, dat er een aanklacht tegen ons ligt bij de hemelse Rechter, die om verantwoording vraagt, terwijl wij geen voldoening zullen kunnen brengen.

Ook in dit verband horen wij weer al te veel in de derde persoon spreken : Hij is een zondaar voor God en hij zondigt dagelijks in vele dingen, hij is schuldig en hem wacht het oordeel, maar de vraag van de Catechismus herinnert er ons aan, dat wij persoonlijk, ik en gij, bij God in rekening staan.

Wij persoonlijk, ik en gij, worden in een relatie met Gods gerechtigheid gezet : hoe zijt gij rechtvaardig voor God ?

Volkomen terecht zegt Berkouwer naar aanleiding van deze Zondag : We. worden als het ware een rechtbank binnen geleid. (Dogm. Studiën, Geloof en rechtvaardiging, blz. 40). Ja, de zin is nog niet uit, maar het gaat ons om die rechtbank. Wij allen, wie wij ook zijn, staan voor de rechterstoel Gods. Het is niet alleen zó, dat wij éénmaal voor Gods troon zullen verschijnen, maar heel ons leven staat onder de eis van Zijn gerechtigheid, ook al staan wij daarbij in de drukte van alle dag niet stil.

Juist, omdat God recht heeft op alles, op heel ons leven, heel onze toewijding en inspanning, heel onze dienst en dat krachtens onze schepping, terwijl wij in alles in gebreke blijven, daarom is dat zo.

Zolang wij ons zelf nog bedriegen met een Godsvoorstelling van eigen makelij zien wij dat niet in en hebben wij ook te vrezen, dat de tijd der genade over ons voorbij gaat, zodat wij te laat komen.

Dat wordt echter anders, als het ons openbaar wordt, met welk een God wij van doen hebben. Een God, voor Wien geen schepsel bedekt of onzichtbaar is, maar voor Wiens oog alle dingen naakt en ontbloot zijn. (Hebr. 4 : 13). Een God voor wie de verborgenheden van ons eigen leven en bestaan open liggen, laat staan de dingen, die wij voor Hem zoeken te verbergen.

En nu is het merkwaardige van die rechtbank, waarin wij worden binnengeleid, dat die vraag gesteld wordt tot aangeklaagden en schuldigen : , , Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? " en dat — nu komt het vervolg van die zinsnede bij Berkouwer — en dat de vrijspraak daar in die rechtbank een , , onomstotelijk feit" is geworden.

Hoor het antwoord :

„Alleen door een waar geloof in Jezus Christus; alzo, dat al is het, dat mij mijne consicëntie aanklaagt, dat ik tegen alle geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomene genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals hadde ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als hadde ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig harte aanneem".

Welk een Evangelie ?

Hier worden wij bepaald bij het hart van de Reformatorische belijdenis, dat wij als een kostbaar pand hebben te bewaren en zuiver te houden.

Volkomen terecht merkt Bastingius in zijn Catechismus op, dat er zoveel aangelegen is van het stuk der rechtvaardigmaking een klare en duidelijke onderrichting te geven, omdat de Satan altijd heeft gewerkt dit als , , een bijzonder hoofdstuk onzer religie" te verduisteren. (Vgl. a.v. blz. 276).

Het is waar, dat dit stuk in de geschiedenis van de kerk altijd is blootgesteld en blootstaat aan de toeleg van degenen, die aan een verborgen of openbare eigengerechtigheid van de mens een steunsel willen onderschuiven in dit werk Gods.

Zelfs de uitdrukking sola fide (door het geloof alleen) heeft men als onschriftuurlijk willen wraken, omdat zij bij Paulus niet wordt gevonden. Er zijn waarlijk wel meer woorden in de kerk gewoon en gebruikelijk geworden, die niet in de Schrift staan, maar daarom behoeft de zin nog niet onschriftuurlijk te zijn.

, , Door het geloof alleen" is intussen een duidelijke vertolking van Paulus' woord: Wij besluiten dan dat de mens door het geloof gerechtvaardigd woldt, zonder de werken der wet (Rom. 3 : 28).

Nog een enkele opmerking over de aanklacht.

In Zacharia 3 wordt ons de Satan getekend als aanklager van Jozua de hogepriester, als hij staat voor het aangezicht van de Engel des Heeren. Ondanks het feit, dat Jozua was bekleed met vuile klederen en derhalve schuldig en verwerpelijk, werd hij vrijgesproken. „Zie, Ik heb uwe ongerechtigheid van u weggenonien, en Ik zal u wisselklederen aandoen". En dan gebeurt dat ook. (Vgl. vs. 4 en 5).

Die aanklager zal zich ook jegens ons niet onbetuigd laten en in de genadigen rechtshandel Gods tussenbeide trachten te komen, doch God zal de Zijnen niet overgeven in zijn strikken.

De Catechismus komt ook met die aanklacht dichter bij. ons en wijst op de consiëntie als een aanklager, die wij in eigen boezem dragen.

In een vorig nummer hebben wij reeds gewezen op hetgeen geschreven staat in Romeinen 2 : 14 en 15: , , Want wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, deze, de wet niet hebbende, zijn zlchzelven een wet; als die betonen het werk der wet geschreven in hunne harten, hun geweten medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende, of ook ontschuldigende". (En dan volgt verwijzing naar het oordeel in vs. 16).

Om ons alle onschuld te benemen, zo hebben wij eerder reeds gememoreerd, onderhoudt God enige kennis of besef van Zijn heerlijkheid en de sprake der gewetens aangaande goed en kwaad bij alle mensen, ook bij de heidenen: hun geweten medegetuigende.

Wij kunnen dit nooit ontkennen, want niet alleen leert de ervaring, dat het besef van een God in de wereld leeft, maar zij leert ook, dat de heidenen en ongelovigen over goed en kwaad spreken, met elkander krakelen, elkander beschuldigend en vrijsprekend.

De Catetchismus raakt dus een teer punt met die woorden, want die aanklagende consiëntie is algemeen en wordt tot een roep voor de vierschaar Gods, die tot allen uitgaat. Een vierschaar, die een naar eigen aanklacht schuldige mens in Christus vrijspraak verkondigt.

Doch hoezeer zal het oordeel over die zelfde mens toenemen in scherpte als hij op zo grote genade Gods geen acht heeft gegeven.

De , , ik", die in het antwoord rekenschap geeft van het geloof der rechtvaardiging om Christus' wil, getuigt wel heel sterk van de aanklacht der consiëntie. Tegen alle geboden Gods zwaarlijk gezondigd, geen daarvan gehouden en tot boosheid geneigd. Toch is dat de belijdenis van allen, die aan eigen overtreding en Gods gerechtigheid ontdekt zijn. Die tegen één gebod zondigt, is schuldig aan alle, want alle geboden zijn door één God gegeven en de overtreding van ieder gebod gaat tegen diezelfde God.

De ontdekkende werking vangt dikwijls aan bij één gebod doch al spoedig wordt de wet een toetssteen, die ons in alle geboden veroordeelt.

In die ontdekking ontwaart gij ook, dat alle poging om de wet te vervullen, om Gode genoegdoening te schenken, d.w.z. om aan de eis van Zijn recht en gerechtigheid te voldoen, louter ijdelheid ia en tot onvruchtbaarheid gedoemd.

Een zodanige mens staat voor de rechterstoel Gods en moet ook het oordeel Gods billijken, aangezien hij zichzelf veroordeelt.

En een zodanige mens moeten wij nu in ons zelf leren kennen, gij en ik, om het antwoord van vraag 60 te beamen uit eigen bevinding.

Aangedreven door die zelfde God, die ons door Zijn Woord en Geest overreed heeft en overtuigd van Zijn recht, om Zijn genade in Christus aan te grijpen, wordt het ook onze belijdenis, wat daar verder geantwoord wordt : n.l. dat nochtans God zonder enige verdienste onzerzijds, uit louter genade ons de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent. Daarover willen wij nog nader handelen.

S

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Rechtvaardigmaking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's